Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1.],wonende te [woonplaats],
[geïntimeerde 2.],wonende te [woonplaats],
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van LaSer Nederland B.V. tegen twee geïntimeerden. De zaak betreft de opeisbaarheid van een uitstaand saldo en de verjaring van vorderingen in het kader van de Wet op het consumentenkrediet. Het hof heeft eerder op 16 juli 2013 een tussenarrest gewezen waarin LaSer werd toegestaan een nieuwe berekening van haar vordering in te dienen, rekening houdend met vervallen termijnen uit de periode juli/augustus 2004 tot 21 september 2005. In het arrest van 3 december 2013 heeft het hof de vordering van LaSer ten aanzien van de eerste geïntimeerde afgewezen, maar het subsidiaire gevorderde bedrag van € 7.131,86 ten aanzien van de tweede geïntimeerde toegewezen. Het hof oordeelde dat de rechtsvordering van LaSer jegens de tweede geïntimeerde niet was verjaard, omdat de hoofdsom niet opeisbaar was geworden. De proceskosten werden toegewezen aan de zijde van LaSer, waarbij de kosten voor de tweede geïntimeerde werden begroot op € 409,17 aan verschotten en € 894,-- aan salaris advocaat. Het hof bekrachtigde de vonnissen waarvan beroep voor het overige en wees het meer of anders gevorderde af.