ECLI:NL:GHSHE:2013:5697

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 november 2013
Publicatiedatum
28 november 2013
Zaaknummer
20-000032-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak rondom incident op de Westerschelde

In deze zaak, die zich afspeelt rondom een incident op de Westerschelde op 27 juni 2009, heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep. De verdachte, die als loods op het motortankschip '[naam schip]' voer, was eerder door de kantonrechter in de rechtbank Middelburg veroordeeld voor overtreding van artikel 3, eerste lid, van het Scheepvaartreglement Westerschelde 1990. Hij kreeg een geldboete van € 1.000,-, subsidiair 20 dagen hechtenis. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat het proces-verbaal van de eerdere terechtzitting niet correct was vastgesteld en ondertekend, waardoor het vonnis van de kantonrechter rechtskracht mist. Dit gebrek leidde tot de nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en dus ook van het vonnis. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld op basis van de oorspronkelijke tenlastelegging.

De tenlastelegging betrof het veronachtzamen van voorzorgsmaatregelen tijdens het varen in dichte mist, wat leidde tot een aanvaring met het paalhoofd Nollehoofd. De verdachte heeft echter verklaard dat hij goed geïnformeerd was over de vaar- en manoeuvreereigenschappen van het schip en dat het schip tijdens de manoeuvre slecht reageerde. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte geen enkele voorzorgsmaatregel heeft veronachtzaamd die volgens het zeemansgebruik of de bijzondere omstandigheden geboden was. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000032-12
Uitspraak : 29 november 2013
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Middelburg van 23 december 2011 in de strafzaak met parketnummer 12-600553-09 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1955,
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van overtreding van artikel 3, eerste lid, van het Scheepvaartreglement Westerschelde 1990 veroordeeld tot betaling van een geldboete van € 1.000,-, subsidiair 20 dagen hechtenis.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de kantonrechter zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, verdachte van het ten laste gelegde zal vrijspreken.
Door en namens verdachte is bepleit dat het hof het vonnis van de kantonrechter zal vernietigen en verdachte van het ten laste gelegde zal vrijspreken dan wel verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging.
Vonnis waarvan beroep en grondslag van het onderzoek in hoger beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het proces-verbaal van de terechtzitting niet is vastgesteld en ondertekend conform de voorschriften van art. 327 jo. art. 398 van het Wetboek van Strafvordering en daardoor rechtskracht mist. Dit gebrek brengt nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg met zich en derhalve nietigheid van het vonnis. Voorts komt het hof tot een andere beslissing dan de kantonrechter.
Het hof heeft geconstateerd dat in het proces-verbaal van de zitting bij de kantonrechter gewag wordt gemaakt van een wijziging van de tenlastelegging. Nu, gelet op de omstandigheid dat het proces-verbaal van de terechtzitting van de kantonrechter rechtskracht mist en het hof daardoor niet over een geldige kenbron beschikt waaruit kan blijken van de wijziging van de tenlastelegging, heeft het hof de zaak onderzocht op grondslag van de tenlastelegging zoals deze is opgenomen in de inleidende dagvaarding.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 juni 2009 in de gemeente Vlissingen, als loods van het motortankschip “[naam schip]” (leeg van Ethyleen UN Nr 1038 -een zeer licht ontvlambare en brandgevaarlijke stof- maar niet ontgast), tezamen en in vereniging met de kapitein, althans alleen,
daarmede heeft gevaren in het openbare voor de scheepvaart openstaande en in het Rijk gelegen water, de Westerschelde, ter plaatse de Sardijngeul genaamd (ter hoogte van het paalhoofd Nollehoofd)
en toen enige voorzorgsmaatregelen heeft veronachtzaamd die volgens het gewone zeemansgebruik of door de bijzondere omstandigheden waarin het schip zich bevond, waren geboden,
immers is hij alstoen aldaar, tijdens dichte mist (zicht 100 meter) bij het invaren van de Sardijngeul -vanwege een inkomend schip- meer stuurboord -in de richting van de SG2 boei- uitgeweken en/of heeft hij onvoldoende rekening gehouden met de manoeuvreereigenschappen van zijn schip waarbij het schip buiten de vaargeul terecht kwam en vervolgens na een oproep door de Centrale Verkeerspost Vlissingen (die vroeg of dit schip bakboord uit ging sturen) hard bakboord heeft gegeven om een stranding te voorkomen en/of daarbij het paalhoofd Nollehoofd heeft geraakt en/of overvaren, althans zwaar heeft beschadigd en toen -vervolgens- aan de groene zijde van de vaargeul is gekomen, na hard stuurboord uit weer zijn -normale- weg heeft vervolgd naar zee.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Uit het onderzoek is het hof gebleken van de volgende feiten en omstandigheden.
Op zaterdag 27 juni 2009 omstreeks 06:09 tijdens dikke mist vond op de Westerschelde een incident plaats. De gastanker [naam schip] voer, na het verwisselen van rivier- naar zeeloods, richting de Sardijngeul. Vanwege een inkomend schip is de [naam schip] naar de rechterzijde van de geul gegaan. Vervolgens is het schip buiten de vaargeul gekomen, waarop de Centrale Vlissingen de bemanning heeft opgeroepen om het schip naar bakboord te sturen. Het schip [naam schip] is hard bakboord gestuurd en is de geul overgestoken om aan de overzijde weer naar stuurboord te koersen. De koersverandering naar bakboord heeft zich afgespeeld ter hoogte van het paalhoofd Nollehoofd. Het waterschap heeft melding gedaan van beschadiging van het paalhoofd.
Verdachte was ten tijde van het incident loods aan boord van het schip en gaf aanwijzingen aan de stuurman.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij als loods een jarenlange ervaring heeft opgebouwd en dat hij bekend was met de situatie ter plaatse. Hij heeft voorts verklaard dat hij op 27 juni 2009 voorafgaand aan het in de tenlastelegging beschreven incident als loods aan boord is gegaan van de [naam schip]. Bij het aan boord gaan is verdachte zowel door de rivierloods als de kapitein en stuurman geïnformeerd over de vaar- en manoeuvreereigenschappen van het schip, welke gegevens ook in de stuurhut aanwezig waren. Uit deze informatie bleek verdachte niet van enige bijzonderheid. Verdachte was bekend met het type schepen waartoe de [naam schip] behoort. Deze schepen zijn volgens verdachte onder normale omstandigheden goed en nauwkeurig te besturen. Verdachte beschikte over de benodigde apparatuur en de vereiste gegevens om het schip te kunnen loodsen. Tot aan de Sardijngeul gedroeg het schip zich volgens verdachte normaal. Eenmaal aangekomen bij de Sardijngeul bleek het schip evenwel zeer slecht en vertraagd op stuurbewegingen te reageren. Door deze vertraagde reactie is het schip na een normale uitwijkmanoeuvre naar stuurboord vanwege een tegemoetkomend schip buiten de vaargeul geraakt. Verdachte had al de opdracht gegeven om naar bakboord te sturen teneinde een stranding te voorkomen toen hij de oproep kreeg van de Centrale Vlissingen om naar bakboord te gaan. Ook bij deze manoeuvre reageerde het schip vertraagd. Verdachte heeft niet gevoeld dat het paalhoofd is geraakt. Eerst een maand later is schade vastgesteld, onder andere aan de schroef, echter het verband met het incident is niet vastgesteld.
Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van verdachte dat het schip zeer slecht en vertraagd op stuurbewegingen reageerde. Verdachte werd daardoor plotseling geconfronteerd met een schip dat zich slechter dan gebruikelijk liet manoeuvreren. Verdachte was niet bedacht op deze slechte manoeuvreerbaarheid en behoefde daarop ook niet bedacht te zijn. Verdachte had immers de benodigde voorzorgsmaatregelen genomen door zich door de rivierloods, de kapitein en de stuurman te laten informeren over de vaar- en manoeuvreereigenschappen van het schip en door zich op de hoogte te stellen van de aan boord aanwezige informatie hierover. Uit de eerdere vaarbewegingen van het schip waren geen bijzonderheden af te leiden.
Het hof is gelet op het voorgaande, met de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat niet kan worden gezegd dat verdachte enige voorzorgsmaatregel heeft veronachtzaamd die volgens het gewone zeemansgebruik of door de bijzondere omstandigheden waarin het schip zich bevond, waren geboden, zodat verdachte van het ten laste gelegde behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans, voorzitter,
mr. J. Platschorre en prof. mr. dr. A.M. Hol, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. drs. T. Kraniotis, griffier,
en op 29 november 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Prof. mr. dr. A.M. Hol is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.