Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
6.Het verloop van de procedure
- de memorie na enquête van de Vleescentrale van 16 juli 2013;
- de antwoordmemorie na enquête van [geïntimeerde] van 13 augustus 2013 met producties.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep van Vleescentrale B.V. tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De zaak betreft de vordering van een werknemer, [de man], die stelt dat hij recht heeft op toeslagen die in strijd zijn met de cao voor de vleessector. De procedure begon met een tussenarrest op 8 januari 2013, waarin het hof beide partijen de gelegenheid gaf om zich uit te laten over hun gebondenheid aan de cao. De Vleescentrale diende tegenbewijs te leveren tegen de stelling dat de werknemer een prestatietoeslag had ontvangen gedurende zijn dienstverband.
Tijdens de procedure heeft de Vleescentrale getuigen gehoord, waaronder de huidige en voormalige directeuren en een administrateur. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de getuigen onvoldoende bewijs boden om te twijfelen aan de stelling dat de werknemer gedurende zijn dienstverband een prestatietoeslag had ontvangen. Het hof concludeerde dat de werknemer contant was betaald voor zijn arbeidsprestaties, wat niet op zijn loonstroken terugkwam, en dat deze betalingen fiscaal niet gekend waren.
Het hof oordeelde verder dat de afspraak tussen de werknemer en de Vleescentrale, die een verbod op stukloon inhield, nietig was op grond van artikel 12 van de Wet op de CAO. Ondanks de nietigheid van de afspraak, oordeelde het hof dat de Vleescentrale zich niet kon beroepen op deze nietigheid, gezien de lange periode waarin zij het systeem van stuksgerelateerde toeslagen had toegepast. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de Vleescentrale in de proceskosten van de werknemer.