Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5 Het tussenarrest van 10 januari 2012
6 Het verdere verloop van de procedure
7.De gronden van het hoger beroep
8.De verdere beoordeling
- [Horeca Exploitatie] huurde op grond van een tussen partijen op 1 januari 1993 gesloten huurovereenkomst van [geïntimeerde] een bedrijfsruimte, bestaande uit een café en zaal aan de [straatnaam][huisnummer] te [plaats]. De bedoeling hierbij was dat [Horeca Exploitatie] de bedrijfsruimte vervolgens onderverhuurde aan een horeca-exploitant.
- Bij brief van 8 juli 2010 heeft [Horeca Exploitatie] aan [geïntimeerde] medegedeeld dat zij op grond van artikel 14 van de huurovereenkomst [onderhuurder] in haar plaats zal stellen met inachtneming van het bepaalde in artikel 7:221 BW en met behoud van alle rechten en plichten van [onderhuurder] jegens [geïntimeerde]. [Horeca Exploitatie] heeft voorts aangegeven dat de indeplaatsstelling zal plaatsvinden per 1 augustus 2010, hetgeen tot gevolg heeft dat [Horeca Exploitatie] ‘tussen de huur uit zal gaan’ en [geïntimeerde] rechtstreeks verhuurt aan [onderhuurder].
- Bij brief van 27 juli 2010 heeft [geïntimeerde] [Horeca Exploitatie] verzocht om kopieën te verstrekken met betrekking tot de BiBOB toetsing, horecavergunning en financiële draagkracht van [onderhuurder], omdat [geïntimeerde] hiervan geen overzicht heeft. [geïntimeerde] heeft vervolgens aangegeven dat hij niet formeel is geïnformeerd over de overdracht van de huurovereenkomst aan [onderhuurder] per 1 augustus 2010.
- Mr. Wortel heeft namens [Horeca Exploitatie] bij brief van 6 augustus 2010 gereageerd op voornoemde brief van [geïntimeerde] van 27 juli 2010. Hij heeft in die brief [geïntimeerde] er onder meer op gewezen dat [geïntimeerde] al op 4 januari 2009 op de hoogte is gesteld van het feit dat [Horeca Exploitatie] een nieuwe onderhuurder had gevonden die aan de in de huurovereenkomst van januari 2009 opgenomen criteria voldeed, dat [geïntimeerde] nimmer bezwaar heeft gemaakt of om nadere informatie heeft verzocht en dat zijn verzoek om nadere informatie thans niet opportuun is.
- Bij brief van 9 augustus 2010 heeft [geïntimeerde] aan [Horeca Exploitatie] bericht niet in te stemmen met de indeplaatsstelling van [onderhuurder] als huurder, omdat [onderhuurder] zelf in een brief heeft aangegeven niet volledig aan de huurovereenkomst te kunnen voldoen door de hoge extra investeringen in de inventaris.
- Mr. Wortel heeft namens [Horeca Exploitatie] bij brief van 16 augustus 2010 gereageerd op voornoemde brief van [geïntimeerde] van 9 augustus 2010. De reactie van mr. Wortel hierop houdt, kort gezegd, in dat artikel 14 van de huurovereenkomst na lang overleg en onderhandelingen tot stand is gekomen, dat [geïntimeerde] hierbij juridisch ondersteund werd door een advocaat en dat een beroep op dwaling geen stand houdt en voorts dat [onderhuurder] voldoet aan de in artikel 14 gestelde voorwaarden.
- [geïntimeerde] heeft in augustus 2010 een afzonderlijke huurovereenkomst met [onderhuurder] gesloten. Deze huurovereenkomst heeft (grotendeels) dezelfde inhoud en dezelfde looptijd (van 1 januari 2009 tot 31 december 2013) als de door [geïntimeerde] en [Horeca Exploitatie] in januari 2009 gesloten huurovereenkomst.
‘danwel een onderhuurder in haar plaats te stellen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7:221 BW en met behoud van al haar rechten en plichten jegens verhuurder’niet anders bedoeld dan dat na een indeplaatsstelling van een onderhuurder [Horeca Exploitatie] als oorspronkelijke (hoofd)huurder naast de in de plaats gestelde onderhuurder jegens [geïntimeerde] aansprakelijk blijft voor de betaling van de huurtermijnen.
alhaar rechten en plichten’ duiden aldus alleen op een situatie van onderhuur en niet op een situatie van indeplaatsstelling of contractsoverneming, aangezien daarbij niet voorstelbaar is dat [Horeca Exploitatie] al haar rechten en plichten zou kunnen behouden. Het gaat hier feitelijk om een contractsoverneming als bedoeld in artikel 6:159 BW (en niet als bedoeld in artikel 7:307 BW, aangezien in het onderhavige geval geen sprake is van de overdracht van het in de bedrijfsruimte geëxploiteerde bedrijf). De strekking hiervan is juist dat alle rechten en verplichtingen van de ‘overdragende’ partij, in casu [Horeca Exploitatie], volledig overgaan op de in de plaats gestelde partij, in casu [onderhuurder] (vgl. artikel 6:159 lid 2 BW). Deze strekking verhoudt zich niet met de lezing van artikel 14 die [geïntimeerde] voorstaat. Daar komt bij dat de gedraging van [geïntimeerde], bestaande uit het sluiten van een afzonderlijke huurovereenkomst met [onderhuurder] ten aanzien van dezelfde bedrijfsruimte, zich tevens verzet tegen de uitleg die [geïntimeerde] zelf aan artikel 14 geeft.