Uitspraak
GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Stichting [stichting],
Stichting [stichting] ,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om de ontvankelijkheid van hoger beroep in een civiele rekestprocedure. De zaak was ontstaan uit een beschikking van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 28 februari 2013 op verzoek van verzoeker 1 drie personen had benoemd tot leden van de Raad van Toezicht van Stichting [stichting]. Verzoekers 1 en 2 stelden beroep in tegen deze beschikking, waarbij zij vroegen om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en het beroep van verweerder niet-ontvankelijk te verklaren.
De mondelinge behandeling vond plaats op 25 september 2013, waarbij de advocaten van de betrokken partijen hun standpunten naar voren brachten. Het hof oordeelde dat de benoeming van de leden van de Raad van Toezicht niet was gedaan krachtens enige wetsbepaling, maar ter voldoening aan een verzoek op basis van de statuten van de stichting. Hierdoor was de benoeming geen daad van rechtspraak en stond er geen hoger beroep open. Het hof concludeerde dat het niet bevoegd was om de verzoeken van verzoeker 1 en 2 te behandelen, omdat de rechtsmacht ontbrak.
De uitspraak van het hof was dat verzoeker 1 en verzoeker 2 niet-ontvankelijk werden verklaard in hun verzoeken. Dit oordeel was gebaseerd op de overweging dat de voorzieningenrechter in zijn rol als statutair benoemingsgerechtigde had gehandeld en dat de beslissing niet als een rechterlijke uitspraak kon worden gekwalificeerd. De beschikking werd openbaar uitgesproken op 3 oktober 2013.