Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
6.Het verloop van de procedure
- de memorie na tussenarrest van [appellant] van 4 juni 2013;
- de antwoordmemorie na tussenarrest van 2 juli 2013 van Profcore met producties.
7.De verdere beoordeling
heeft weliswaar gesteld dat hij bij brief van 16 maart 2009 (productie 17 CvR, tevens productie 9 MvG) heeft geprotesteerd tegen het gebruik van het betreffende formulier maar - los van het feit dat het door [appellant] overgelegde stuk rept van bezwaren tegen het formulier
‘teamleider’– naar aanleiding van het verweer van ProfCore, zowel in eerste aanleg als in memorie van antwoord, dat genoemde brief noch haar noch de toenmalig leidinggevende van [appellant], Weerts, bekend is, heeft [appellant] niet meer gereageerd noch op dit punt bewijs aangeboden. Evenmin heeft hij gemotiveerd betwist dat de naamswijziging senior logistieke medewerker (die op hem van toepassing was) bij de invoering van het functieraster is gewijzigd in die van meewerkend voorman.
Voor zover ProfCore heeft beoogd zich te beroepen op zwaarwichtige gronden om af te wijken van het afspiegelingsbeginsel, door te wijzen op de gestelde onmisbaarheid van [meewerkend voorman A.] bij diens opdrachtgever, faalt dit beroep. De door ProfCore als bijlage 1 bij haar brief van 16 juli 2009 in het kader van de procedure bij UWV Werkbedrijf overgelegde e-mailwisseling met Smurfitkappa van 15 juli 2009 (onderdeel van productie 5 bij inleidende dagvaarding) voldoet immers in het geheel niet aan het stappenplan dat ter zake een ruilaanbod met een opdrachtgever dient te worden doorlopen, zoals [appellant] ook heeft gesteld in de UWV-procedure. Dit stappenplan is opgenomen in de Beleidsregels Ontslagtaak CWI 2007 en vindt haar (juridische) grondslag in het besluit Wijziging Bijlage B en invoering hardheidsclausule, Stcrt. 2003, 49 als op 13 maart 2003 in werking getreden. Uit de overgelegde e-mailwisseling blijkt in het geheel niet dat enige vergelijking door de opdrachtgever is gemaakt tussen [meewerkend voorman A.] en [appellant], en/of dat ProfCore enige moeite heeft gedaan om een serieus ruilaanbod bij de opdrachtgever neer te leggen , althans op de relevante gezichtspunten a tot en met h (zie pagina 153-156 Ontslagprocedure CWI 2007) tot enige afweging te komen.
Kamerstukken II1951/52, 881, nr. 6, p. 30) te verschaffen die in overeenstemming is met de aard en de ernst van de tekortkoming van de wederpartij. Daarmee strookt dat de rechter een grote mate van vrijheid heeft op grond van alle omstandigheden de hoogte van de schadevergoeding te bepalen. De algemene regels van Boek 6 BW zijn op de begroting van de schadevergoeding van toepassing.