ECLI:NL:GHSHE:2013:5333

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 november 2013
Publicatiedatum
12 november 2013
Zaaknummer
HD 200.130.049_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van instantie wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep van Omega B.V. tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond. Omega had in eerste aanleg een vonnis gekregen, maar in hoger beroep werd de zaak behandeld na een exploot van dagvaarding op 3 juli 2013. De zaak werd behandeld op de openbare terechtzitting van 16 juli 2013, waar Omega en de geïntimeerde [geïntimeerde] zich hadden laten vertegenwoordigen door hun advocaten. Entertainment Club Benelux B.V. was niet verschenen en kreeg verstek. Het hof stelde beide partijen in de gelegenheid om het griffierecht binnen vier weken na de eerste rolzitting te voldoen, met een uiterste datum van 13 augustus 2013.

Echter, Omega voldeed niet tijdig aan deze verplichting en betaalde het griffierecht pas op 15 augustus 2013, wat te laat was. Omega voerde aan dat de vertraging te wijten was aan de vakantie van haar advocaat en diens secretaresse, en dat het slechts om een geringe termijnoverschrijding van twee dagen ging. Het hof oordeelde echter dat de omstandigheden niet voldoende waren om de sanctie van ontslag van instantie te vermijden. Volgens de wet dient de rechter in beginsel ontslag van instantie uit te spreken indien het griffierecht niet tijdig is voldaan, tenzij er sprake is van onbillijkheid van overwegende aard.

Het hof concludeerde dat de overschrijding van de termijn voor het betalen van het griffierecht niet verschoonbaar was, en dat van een advocatenkantoor verwacht mag worden dat het adequaat omgaat met termijnen. Omega's verzoek om toepassing van de hardheidsclausule werd afgewezen. De zaak werd vervolgens naar de rol van 7 januari 2014 verwezen voor memorie van grieven in incidenteel appel aan de zijde van [geïntimeerde].

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.130.049/01
arrest van 12 november 2013
in de zaak van
Omega B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
appellante,
advocaat: mr. H.A.A. Voermans,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. R.M.I. Cornelissen, en
Entertainment Club Benelux B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
in hoger beroep niet verschenen,
geïntimeerden,
op het bij exploot van dagvaarding van 3 juli 2013 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Roemond, sector kanton, locatie Roermond, gewezen vonnis van 2 maart 2012 en het door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond , gewezen vonnis van 17 april 2013 tussen appellante - Omega - als eiseres in conventie, verweerster in reconventie, en geïntimeerden - [geïntimeerde] respectievelijk ECB - als gedaagden in conventie, eisers in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 324436/CV EXPL 11-6324)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen en het daaraan voorafgegane tussenvonnis van 17 januari 2012.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Omega heeft bij voormeld exploot [geïntimeerde] en ECB opgeroepen om te verschijnen ter openbare terechtzitting van dit hof van 16 juli 2013. Op de rol van die datum heeft Omega de zaak aangebracht. Voor zowel Omega als [geïntimeerde] heeft zich een advocaat gesteld. Tegen ECB is verstek verleend.
2.2.
Zowel Omega als [geïntimeerde] is in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen vier weken na de eerste rolzitting, derhalve uiterlijk op 13 augustus 2013, te voldoen. Geconstateerd is dat Omega het griffierecht niet tijdig heeft voldaan.
2.3.
Omega en [geïntimeerde] hebben ieder een akte genomen.
2.5.
Hierna is bepaald dat arrest wordt gewezen.

3.De motivering

3.1.
Op grond van artikel 3 lid 1 jo. 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) en artikel 353 jo. 127a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient de rechter in beginsel ontslag van instantie uit te spreken indien de appellant het door hem verschuldigde griffierecht niet of niet tijdig (binnen vier weken na de eerste uitroeping van de zaak) heeft voldaan. Alleen in de bij wet voorziene situatie dat toepassing van de sanctie, gelet op het belang van één of meer van de partijen bij toegang tot de rechter, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, mag de rechter afzien van het toepassen van de sanctie van ontslag van instantie (art. 127a lid 3 Rv).
3.2.
Volgens opgave van de financiële administratie heeft Omega het griffierecht op 15 augustus 2013, derhalve te laat, betaald.
3.3.
Omega heeft niet betwist dat het griffierecht te laat is betaald, maar voert als omstandigheden aan dat haar advocaat werkzaam is op een klein advocatenkantoor, dat haar advocaat en diens secretaresse in de desbetreffende periode met vakantie waren en dat het een slechts geringe termijnoverschrijding van twee dagen betreft. Die omstandigheden moeten leiden tot toepassing van de hardheidsclausule van 127a lid 3 Rv, aldus Omega.
3.4.
Naar het oordeel van het hof kan hetgeen door Omega is aangevoerd niet leiden tot het geheel of gedeeltelijk buiten toepassing laten van het bepaalde in artikel 127a lid 2 Rv. Van een advocatenkantoor mag worden verwacht dat het zo is georganiseerd dat rekening wordt gehouden met termijnen als de onderhavige en de gevolgen die de wet aan dergelijke termijnen verbindt. De overschrijding van de termijn voor het betalen van het griffierecht is dan ook niet verschoonbaar. De omstandigheid dat slechts twee dagen te laat is betaald maakt dat niet anders.
3.5.
[geïntimeerde] heeft bij akte laten weten dat hij voornemens is incidenteel appel in te stellen. Gelet daarop zal het hof nog niet overgaan tot het verlenen van ontslag van instantie in principaal appel.

4.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 7 januari 2014 voor memorie van grieven in incidenteel appel aan de zijde van [geïntimeerde] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en
M.G.W.M. Stienissen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 12 november 2013.