Op 12 november 2013 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een zaak waarin klaagster, bijgestaan door haar advocaat mr. Y. Moszkowicz, een klacht indiende ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. De klacht betrof de beslissing van de officier van justitie om geen vervolging in te stellen tegen beklaagde, een politieambtenaar, wegens vermeende mishandeling en verduistering van bewijsstukken. Klaagster had op 7 augustus 2012 aangifte gedaan van mishandeling en verduistering, waarbij zij stelde dat beklaagde haar in de nacht van 28 op 29 juli 2012 met een wapenstok had geslagen en haar mobiele telefoon had ingenomen en gewist.
De officier van justitie had op 17 december 2012 besloten niet te vervolgen, omdat er onvoldoende bewijs was voor de verduistering en het geweld proportioneel werd geacht. Klaagster diende daarop op 31 januari 2013 een klaagschrift in bij het hof, dat op 15 oktober 2013 in raadkamer werd behandeld. Tijdens de zitting verklaarde klaagster dat zij de politie had gefilmd tijdens een incident waarbij een bekende DJ betrokken was, en dat beklaagde haar telefoon had ingenomen en de opnames had gewist.
Het hof overwoog dat, ongeacht of er beelden op de telefoon aanwezig waren, er geen sprake was van een overtreding van artikel 361 van het Wetboek van Strafrecht, omdat de beelden niet bestemd waren voor de bevoegde macht. Daarnaast oordeelde het hof dat het handelen van beklaagde niet in strijd was met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, gezien de omstandigheden waaronder het geweld was gebruikt. Het hof wees het beklag van klaagster af, waarmee de beslissing van de officier van justitie werd bevestigd.