ECLI:NL:GHSHE:2013:5224
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Raadkamer
- J.W. de Ruijter
- A.M.G. Smit
- F.J.M. Walstock
- Rechtspraak.nl
Klacht ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering inzake onvoldoende verdenking van valsheid in geschrift
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 november 2013 uitspraak gedaan in een klachtprocedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Klagers, een klager en een klaagster, hebben een klacht ingediend tegen de beslissing van de officier van justitie om niet over te gaan tot vervolging van de beklaagde wegens het medeplegen van of medeplichtigheid aan valsheid in geschrift. De klacht volgde op een aangifte die klaagster op 19 juni 2012 deed, waarin zij stelde dat de beklaagde zich in vereniging met anderen schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrift. De officier van justitie had op 10 juli 2012 besloten om niet tot vervolging over te gaan, omdat er geen strafbaar feit was vastgesteld.
Klagers hebben vervolgens op 3 augustus 2012 een klaagschrift ingediend bij het hof, dat op 20 augustus 2012 ter griffie was ingekomen. De advocaat-generaal adviseerde het hof om het beklag af te wijzen. Gedurende de procedure zijn er verschillende zittingen geweest, waarbij klagers hun klaagschrift hebben onderbouwd met aanvullende stukken. Het hof heeft alle ingebrachte stukken gewogen en beoordeeld.
Uiteindelijk heeft het hof geconcludeerd dat er onvoldoende feiten of omstandigheden zijn om de beklaagde als verdachte aan te merken in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de aangifte en het klaagschrift niet voldoende basis bieden voor een strafrechtelijke vervolging. Daarom heeft het hof het beklag afgewezen. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.