In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van [appellant] om toelating tot de schuldsaneringsregeling. Dit verzoek was eerder door de rechtbank Oost-Brabant afgewezen op 9 september 2013. De rechtbank oordeelde dat niet voldoende aannemelijk was dat [appellant] de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zou nakomen en dat hij zich zou inspannen om baten voor de boedel te verwerven.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld. [Appellant] had een totale schuldenlast van € 45.142,31, bestaande uit € 40.097,79 aan concurrente schulden en € 5.044,52 aan preferente schulden. Het hof constateerde dat [appellant] sinds 2002 werkloos was en niet voldoende had aangetoond dat hij zich had ingespannen om werk te vinden. De door hem overgelegde documenten, zoals sollicitatiebrieven en verklaringen van uitzendbureaus, werden als onvoldoende beoordeeld.
Daarnaast werd opgemerkt dat [appellant] niet had aangetoond dat hij de Nederlandse taal voldoende beheerst om zijn kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat [appellant] zijn schulden te goeder trouw had laten ontstaan en dat hij in staat zou zijn om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarmee het verzoek van [appellant] om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling werd afgewezen.