In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van [appellant] voor zijn eigen faillissement en de daaropvolgende verzoeken tot opheffing van dat faillissement en toelating tot de schuldsaneringsregeling. [Appellant] had eerder op 20 december 2011 op eigen verzoek faillissement aangevraagd, maar zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling werd door de rechtbank Oost-Brabant afgewezen. De rechtbank oordeelde dat [appellant] niet te goeder trouw was geweest in de vijf jaar voorafgaand aan zijn aanvraag, mede omdat hij tijdens zijn faillissement een nieuwe schuld had laten ontstaan aan de Stichting Waarborgfonds Motorverkeer, gerelateerd aan een ongeval met een onverzekerde auto.
In hoger beroep heeft [appellant] betoogd dat de vordering van het CJIB, die ouder was dan vijf jaar, geen beletsel zou moeten vormen voor zijn toelating tot de schuldsaneringsregeling. Het hof heeft echter vastgesteld dat er geen minnelijk traject had plaatsgevonden, wat een vereiste is voor toelating tot de schuldsaneringsregeling. Het hof concludeerde dat [appellant] zijn eigen faillissement had aangevraagd met de bedoeling het minnelijk traject te omzeilen, wat werd aangemerkt als misbruik van recht. Het hof benadrukte dat de wetgever waarde hecht aan het doorlopen van een minnelijk traject en dat het aanvragen van een faillissement niet als een shortcut kan worden gebruikt om deze procedure te omzeilen.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, wat betekent dat [appellant] niet werd toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. Het hof liet echter de mogelijkheid open voor [appellant] om opnieuw een verzoek in te dienen, mits hij het minnelijk traject doorloopt en een verklaring over de mogelijkheden voor een buitengerechtelijke schuldregeling overlegt.