4.3.In dit hoger beroep vordert [appellant] vernietiging van de vonnissen van 19 oktober 2011en 7 november 2012 en opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad, afwijzing van de vorderingen van Endinet jegens [appellant] met veroordeling van Endinet in de kosten van beide instanties.
4.4.1.Grief 1 is gericht tegen het vonnis van 19 oktober 2011 en tegen het vonnis van 7 november 2012. Met deze grief en de toelichting daarop voert [appellant] aan dat hij in de periode 1 augustus 2007 tot 16 juli 2008 niet de eigenaar was van het pand [straatnaam 3][huisnummer C] te [plaats], dat de elektriciteitsaansluiting in die periode niet op zijn naam stond, dat Endinet [appellant] louter op grond van het strafvonnis van 8 februari 2010 en enkele belastende getuigenverklaringen, welke ongeloofwaardig, onverifieerbaar en onsamenhangend en weinig overtuigend zijn, aansprakelijk acht. Volgens [appellant] brengt de vernietiging van voornoemd strafvonnis bij arrest van het hof ’s-Hertogenbosch van 29 november 2012 mee dat voornoemde vonnissen moeten worden vernietigd, nu de rechtbank ten onrechte op grond van het strafvonnis van 8 februari 2010 voorshands bewezen heeft geacht dat [appellant] in de periode van 1 augustus 2007 tot 16 juli 2008 was betrokken bij de diefstal van elektriciteit in het pand [straatnaam 3][huisnummer C] te [plaats]. Volgens [appellant] rust de bewijslast van zijn betrokkenheid op Endinet.
4.4.2.Grief 2 is gericht tegen het vonnis van 7 november 2012. Met deze grief betoogt [appellant]
dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat, nu [appellant] heeft afgezien van tegenbewijs, vaststaat dat [appellant] in de periode 1 augustus 2007 tot 16 juli 2008 betrokken is geweest bij diefstal van elektriciteit in het pand [straatnaam 3][huisnummer C] te [plaats].
Voorts voert [appellant] aan, voor het geval het hof zou oordelen dat de rechtbank bedoelde betrokkenheid van [appellant] wel voorshands bewezen mocht achten, dat hij voldoende tegenbewijs heeft geleverd.
4.4.3.Grief 3 is gericht tegen de vonnissen van 19 oktober 2011 en van 7 november 2012 en betreft de proceskosten veroordeling.
4.4.4.Grief 4 is gericht tegen de vonnissen van 19 oktober 2011 en van 7 november 2012 en betreft de hoofdelijke veroordeling.
4.5.1.Endinet heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij [appellant] aansprakelijk houdt op grond van artikel 6:166 BW (groepsaansprakelijkheid) en dat deze aansprakelijkheid ondanks de vrijspraak van [appellant] bij arrest van 29 november 2012 voorshands dient te worden aangenomen, om de volgende redenen:
-voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:166 BW is, anders dan voor medeplegen in het strafrecht, niet vereist dat sprake is van
bewuste en nauwe samenwerking;
-het hof heeft in het hoger beroep van de strafzaak overwogen dat niet kan worden uitgesloten dat een aantal van de getuigen er belang bij kan hebben gehad hun eigen rol bij de exploitatie van de desbetreffende hennepkwekerijen en de daarmee samenhangende diefstal van elektriciteit geringer dan deze in werkelijkheid was te doen voorkomen, door [appellant] een belangrijke rol toe te dichten, maar de mate van belangrijkheid van het handelen van [appellant] doet er niet toe voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:166 BW, aldus Endinet;
-[appellant] heeft zelf erkend dat sprake is van een groep, nu hij bij de politie heeft verklaard:
“(…) Ik ben maar een kleine jongen in dit geheel je moet mij niet hebben maar de grote jongens die hier echt achter zitten (…) Ik ben maar een heel klein mannetje in deze organisatie je moet mij niet hebben”.
-het hof heeft weliswaar geoordeeld dat met de belastende getuigenverklaringen behoedzaam moet worden omgegaan, maar niet dat het deze getuigenverklaringen ongeloofwaardig acht.
4.5.2.Endinet heeft voorts nog aangevoerd dat indien niet voorshands dient te worden aangenomen dat [appellant] onrechtmatig jegens Endinet heeft gehandeld, het hof [appellant] dient te bevelen de bij de rechter-commissaris afgelegde getuigenverklaringen, waarop het hof mede zijn uitspraak van 29 november 2012 heeft gebaseerd, over te leggen; dat het hof [appellant] op grond van de redelijkheid en de billijkheid met het (tegen)bewijs dient te belasten; en dat het hof dient te oordelen dat Endinet de betrokkenheid van [appellant] bij diefstal van elektriciteit in het onderhavige pand voldoende aannemelijk heeft gemaakt.
4.6.1.Het hof stelt voorop dat de strafkamer van het hof bij arrest van 29 november 2012 het vonnis van de rechtbank van 8 februari 2010 heeft vernietigd. Dit heeft tot gevolg dat laatstgenoemd vonnis, anders dan de rechtbank bij vonnis van 19 oktober 2011 en 7 november 2012 heeft geoordeeld, geen grond biedt om op voorhand aannemelijk te achten dat [appellant] in de periode van 1 augustus 2007 tot 16 juli 2008 betrokken is geweest bij de diefstal van elektriciteit in het onderhavige pand.
Ook de onder 4.5.1 derde gedachtestreepje geciteerde uitspraken van [appellant] brengen op zichzelf nog niet mee, dat op voorhand aannemelijk moet worden geacht, dat hij betrokken is geweest bij diefstal van elektriciteit in voornoemd pand. Nog los van het verweer van [appellant] dat voormelde uitspraken buiten verhoor zijn gedaan en uit hun verband zijn gerukt, blijkt niet dat deze uitspraken betrekking hebben op betrokkenheid van [appellant] bij de hennepkwekerij of diefstal van elektriciteit in het pand [straatnaam 3][huisnummer C] te [plaats].
4.6.2.Gezien het voorgaande slaagt grief 1.
Het hof zal de vordering van Endinet, met inachtneming van de nieuwe feiten, opnieuw beoordelen.
4.6.3.Het hof stelt daarbij voorop dat voor aansprakelijkheid op grond van artikel
6: 166 BW moet vast staan dat:
- sprake was van een groep waarvan [appellant] deel uitmaakte;
- er bij [appellant] sprake was van een gedraging in dit groepsverband;
- tot deze groep (een) perso(o)n(en) hoorde(n) die elektriciteit van Endinet heeft/hebben gestolen;
- [appellant] wist/ behoorde te begrijpen dat het groepsoptreden het gevaar voor elektriciteitsdiefstal schiep.
Het artikel stelt niet de eis dat er rechtstreeks causaal verband is tussen de gedraging van (in dit geval) [appellant] en de schade.
4.6.4.Thans komt het hof toe aan de beantwoording van de vraag op wie de bewijslast rust
van de betrokkenheid van [appellant] bij de diefstal van elektriciteit in het pand [straatnaam 3][huisnummer C] te [plaats] in de periode van 1 augustus 2007 tot 16 juli 2008.
4.6.5.Het hof stelt voorop dat deze bewijslast bij Endinet ligt, nu zij zich op die betrokkenheid beroept.
4.6.6.Endinet heeft, anders dan zij stelt, niet voorshands al bewezen dat [appellant]
in de periode van 7 augustus 2007 tot 16 juli 2008 bij diefstal van elektriciteit in het onderhavige pand betrokken is geweest, om de volgende redenen:
- Hetgeen hiervoor onder 4.5.1. eerste, tweede en vierde gedachtestreepje is weergegeven acht het hof niet van dien aard dat Endinet voorshands in het bewijs is geslaagd. Die stellingen zijn te algemeen zijn om daaraan bewijs toe te kennen.
- De verklaringen tegenover de politie, waar Endinet naar verwijst en die zij heeft overgelegd, hebben, op de verklaringen van [huurder 1e verdiep/getuige 5] d.d. 3 december 2008 en [huurder/ getuige 3] d.d. 4 december 2008 na, geen betrekking op [straatnaam 3][huisnummer C] te [plaats]. De verklaring van [huurder 1e verdiep/getuige 5] ziet wel op de [straatnaam 3][huisnummer C] te [plaats], nu zij verklaart dat zij vanaf 11 oktober 2006 de eerste etage van de woning aan de [straatnaam 3][huisnummer C] te [plaats] van [appellant] heeft gehuurd. Voorts heeft zij verklaard dat in augustus 2007 - nadat aldaar wonende Poolse mannen, uit wiens woning zij een sterke wietlucht meent te hebben geroken, waren vertrokken - op de begane grond van [straatnaam 3][huisnummer C] te [plaats] een man is komen wonen die zij nooit heeft gezien en dat zij [appellant] meerdere keren heeft gezien in het appartement op de begane grond. [appellant], zo verklaart zij, kwam dan de post halen en zei ook de post van de huurder van het appartement binnen te leggen en een beetje op het appartement te letten zolang de huurder in het buitenland zou zijn. [appellant] haalde ook eens per twee weken de rekeningen, meestal van energiekosten en UPC, op. [huurder 1e verdiep/getuige 5] heeft voorts nog verklaard een gesprek te hebben gehoord tussen [appellant] en een onbekende man en gezien te hebben dat beide mannen naar de meterkast stonden te kijken.
[huurder/ getuige 3] heeft op 4 december 2008 verklaard dat hij in augustus 2008 naar het politiebureau is gegaan om een verklaring af te leggen dat hij een hennepkwekerij had aangelegd en onderhouden in een pand in de [straatnaam 3] te [plaats]. Een week voordat hij in augustus 2008 naar de politie is gegaan om bedoelde verklaring af te leggen, heeft hij, zo verklaart hij, bij [appellant] (naar het hof begrijpt is met [appellant], [appellant] bedoeld) thuis een huurcontract ondertekend waarin stond vermeld dat hij het pand vanaf mei juni zou hebben gehuurd. Voorts heeft hij, op 4 december 2008, verklaard dat hij helemaal geen hennepkwekerij heeft aangelegd, maar dat hij de verklaring in augustus 2008 op verzoek van [appellant] en tegen betaling door [appellant] heeft afgelegd. Het ging er om dat het tijdsbestek zou aantonen dat hij, [huurder/ getuige 3], tijd genoeg zou hebben gehad om de kwekerij op te bouwen en het zou lijken dat het een eerste oogst betrof.
Uit deze verklaringen kan, ook niet in onderling verband, niet reeds op voorhand zoveel bewijs voor de betrokkenheid van [appellant] bij de hennepkwekerij in [straatnaam 3][huisnummer C] [plaats] worden geput dat het hof zou kunnen oordelen dat Endinet behoudens tegenbewijs reeds aan de op haar rustende bewijslast heeft voldaan. De verklaring van [huurder 1e verdiep/getuige 5] zegt op zichzelf nog onvoldoende over betrokkenheid van [appellant] bij de hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit. Tegenover de getuigenverklaring van [huurder/ getuige 3] staat de vervangende/aanvullende verklaring van [koper pand/Y.] die hij op 23 juni 2010 aan de politie heeft overgelegd en waarin hij verklaart dat hij vanaf begin 2007 met dhr [getuige 7] een bedrijf (HCM) is gaan voeren. In het kader van dit bedrijf zijn door [getuige 2] huurders aangebracht waaronder [huurder/ getuige 3] en [huurder 2]. Beide huurders hielden zich, zo verklaart [koper pand/Y.], bezig met hennepteelt in de panden van [koper pand/Y.], waaronder (naar het hof begrijpt) [straatnaam 3][huisnummer C] te [plaats].
4.6.7.Gezien het voorgaande slaagt grief 2 voor zover deze het oordeel van de rechtbank betreft dat, nu [appellant] heeft afgezien van tegenbewijs vaststaat dat [appellant] in de periode 1 augustus 2007 tot 16 juli 2008 betrokken is geweest bij diefstal van elektriciteit in het pand [straatnaam 3][huisnummer C] te [plaats]. Dit brengt echter nog niet zonder meer mee dat de vonnissen waarvan beroep niet in stand kunnen blijven.
4.6.8.Anders dan Endinet betoogt levert ook de omstandigheid dat [appellant] in
2006 een aanvraag heeft gedaan voor een verzwaring van de elektrische installatie van het onderhavige pand op zichzelf nog geen omstandigheid op op grond waarvan behoudens tegenbewijs moet worden aangenomen dat [appellant] in de periode 1 augustus 2007 tot 16 juli 2008 betrokken is geweest bij de hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit op de [straatnaam 3][huisnummer C] te [plaats]. [appellant] heeft immers gesteld dat hij deze aanvraag heeft gedaan in verband met de verbouwing van het pand in appartementen, waardoor het pand door meer mensen zou worden gebruikt, Het hof acht die verklaring niet op voorhand onaannemelijk. Ook het als productie 6 bij memorie van grieven overgelegde briefje levert geen omstandigheid op op grond waarvan voorshands betrokkenheid van [appellant] moet worden aangenomen. Het hof kent aan dit anonieme geschrift voorshands geen bewijskracht toe.
4.6.9.Andere feiten of omstandigheden die voorshands, behoudens tegenbewijs, bewijs
opleveren van de stelling dat [appellant] in de periode 1 augustus 2007 tot 16 juli 2008 betrokken is geweest bij de hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit in het pand aan de [straatnaam 3][huisnummer C] te [plaats] zijn niet gesteld of gebleken. Dat betekent dat Endinet naast hetgeen zij reeds heeft aangevoerd, nog nader bewijs zal moeten leveren.
4.6.10.Het hof zal Endinet toelaten te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit kan
worden afgeleid dat [appellant] in de periode van 1 augustus 2007 tot 16 juli 2008 zodanig betrokken is geweest bij de hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit in het pand [straatnaam 3][huisnummer C] te [plaats] dat hij daarvoor aansprakelijk kan worden gehouden.
4.6.11.Endinet heeft gemotiveerd verzocht om [appellant] te bevelen de bij de
rechter-commissaris in zijn strafzaak in hoger beroep afgelegde getuigenverklaringen, waarop het hof mede zijn uitspraak van 29 november 2012 heeft gebaseerd, over te leggen. Daar de verklaringen van belang kunnen zijn voor het door Endinet te leveren bewijs zal het hof aan dit verzoek van Endinet gehoor geven en [appellant] bevelen deze getuigenverklaringen over te leggen.
4.6.12.Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.