ECLI:NL:GHSHE:2013:5013

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 oktober 2013
Publicatiedatum
24 oktober 2013
Zaaknummer
HD 200.122.374-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor elektriciteitsdiefstal in hennepkwekerij en groepsaansprakelijkheid

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van [appellant] voor de diefstal van elektriciteit in een hennepkwekerij. De appellant, vertegenwoordigd door mr. G.H. Hermanides, heeft hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 21 september 2011, 15 februari 2012 en 7 november 2012. De rechtbank had eerder geoordeeld dat [appellant] betrokken was bij de diefstal van elektriciteit in een pand waar een hennepkwekerij was aangetroffen. De rechtbank baseerde haar oordeel op een strafvonnis van 8 februari 2010, waarin [appellant] was veroordeeld voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. Echter, het gerechtshof 's-Hertogenbosch vernietigde dit strafvonnis op 29 november 2012, waardoor de basis voor de eerdere civiele vonnissen ter discussie kwam te staan.

Het hof heeft in hoger beroep de vordering van Endinet B.V. tegen [appellant] beoordeeld, waarbij Endinet zich beroept op groepsaansprakelijkheid volgens artikel 6:166 BW. Het hof oordeelt dat de bewijslast voor de betrokkenheid van [appellant] bij de diefstal van elektriciteit bij Endinet ligt. Het hof concludeert dat Endinet niet voldoende bewijs heeft geleverd dat [appellant] in de periode van 2 mei 2007 tot 21 maart 2008 betrokken was bij de diefstal van elektriciteit. Het hof laat Endinet toe om nader bewijs te leveren en beveelt [appellant] om getuigenverklaringen over te leggen die relevant zijn voor de zaak. De uitspraak van het hof is openbaar uitgesproken op 22 oktober 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.122.374/01
arrest van 22 oktober 2013
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. G.H. Hermanides te Eindhoven,
tegen
Endinet B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. B. Sommen te Eindhoven,
op het bij exploot van dagvaarding van 28 december 2012 ingeleide hoger beroep van de door de rechtbank 's-Hertogenbosch gewezen vonnissen van 21 september 2011, 15 februari 2012 en 7 november 2012 tussen onder meer appellant – [appellant] – als gedaagde en geïntimeerde – Endinet – als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg zaaknummer 218655/HA ZA 10-2205

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 28 december 2012;
- de memorie van grieven met vijf producties;
- de memorie van antwoord met vijftien producties (genummerd 18 tot en met 32);
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
4.1.1.
Op 21 maart 2008 is op het adres [straatnaam 1][huisnummer A] te [plaats] een hennepkwekerij aangetroffen. De kwekerij was op dat moment nog in gebruik. In de garage werd één ruimte aangetroffen die was ingericht voor het telen van hennepplanten. De in deze ruimte aangetroffen planten waren circa 20 dagen oud.
4.1.2
[mede-gedaagde/X.], mede-gedaagde van [appellant] in eerste aanleg, is sinds 2 september 2004 eigenaar van genoemd pand.
4.1.3.
De elektriciteitsaansluiting van voormeld adres stond ten tijde van de inval op naam van [mede-gedaagde], de andere mede-gedaagde van [appellant] in eerste aanleg. Van 29 september 2004 tot 19 november 2004 stond deze aansluiting op naam van [mede-gedaagde/X.]. Gedurende de periode 22 november 2004 tot 21 april 2005 stond deze aansluiting op naam van [koper pand/Y.] en vanaf 18 april 2005 op naam van [mede-gedaagde].
4.1.4.
Endinet heeft geconstateerd dat de in de hennepkwekerij gebruikte stroom niet via de meter liep. Op de aansluitkabel vóór de kWh-meter was een illegale aftakking gemaakt waardoor de afgenomen elektriciteit niet meer van de teller van de kWh-meter kon worden afgelezen.
4.1.5.
Bij brief van 25 maart heeft Endinet een bedrag van € 7.256,00 ter zake illegaal afgenomen elektriciteit en bijkomende kosten bij [mede-gedaagde] in rekening gebracht. [mede-gedaagde/X.] heeft dit bedrag aan Endinet betaald.
4.1.6.
Bij vonnis van de strafkamer van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 8 februari 2010 is – onder meer - bewezen verklaard dat [appellant]

1.
in de periode van 1 september 2006 tot en met 21 maart 2008 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, telkens opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de [straatnaam 1][huisnummer A]) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
in de periode van 15 december 2007 tot en met 21 maart 2008 te [plaats] ( in een pand aan de [straatnaam 1][huisnummer A]) tezamen en in vereniging met een of meer ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan NRE Netwerk B.V (rechtsvoorganger van Endinet;hof).”
Voor dit bewijs heeft de rechtbank met name van belang geacht dat verschillende personen in hoofdlijnen hetzelfde verklaren over de werkwijze die werd toegepast om stromannen te laten opdraaien voor de hennepkwekerijen wanneer deze werden ontdekt. Die stromannen werden, aldus de rechtbank, overgehaald om een vals huurcontract te tekenen - soms achteraf -, welk contract werd gebruikt wanneer de kwekerij was ontdekt. De betreffende persoon moest zich dan vervolgens melden bij de politie en de volledige verantwoordelijkheid voor de kwekerij op zich nemen, opdat de daadwerkelijke verantwoordelijken, waaronder [appellant], buiten schot konden blijven.
De rechtbank heeft [appellant] (inclusief voor meerdere in het vonnis bewezen geachte misdrijven) veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
4.1.7.
Bij arrest van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, sector strafrecht, van 29 november 2012 is het strafvonnis van 8 februari 2010 vernietigd. Het hof heeft daartoe geoordeeld dat betrokkenheid van [appellant] bij de ten laste gelegde feiten slechts kan volgen uit een aantal bij de politie en ten overstaan van de rechter-commissaris afgelegde getuigenverklaringen die belastend voor [appellant] zijn. Met die belastende getuigenverklaringen dient echter, aldus het hof, behoedzaam te worden omgegaan, nu niet kan worden uitgesloten dat een aantal van de getuigen er belang bij kan hebben gehad hun eigen rol bij de exploitatie van de desbetreffende hennepkwekerijen en de daarmee samenhangende diefstal van elektriciteit geringer dan deze in werkelijkheid was te doen voorkomen, door [appellant] een belangrijke rol toe te dichten. Naar het oordeel van het hof zijn bedoelde getuigenverklaringen voorts weinig specifiek en ontbreekt het daarin aan verifieerbare details, voorts wordt niet dan wel niet overtuigend aangeduid wat de bron van wetenschap van de getuigen is en is sprake van onvoldoende samenhang en overeenstemming tussen de diverse getuigenverklaringen. Gelet op het voorgaande kan het hof redelijkerwijs niet uitsluiten dat niet [appellant], maar een ander of anderen betrokken is/zijn geweest bij de hennepkwekerij en het met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wegnemen van elektriciteit van NRE Netwerk B.V. in een pand [straatnaam 1][huisnummer A], noch uitsluiten dat [appellant] niet zodanig betrokken is geweest dat sprake was van de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking. Het hof heeft [appellant] vrijgesproken. Het arrest is inmiddels onherroepelijk geworden.
4.2.1.
Bij exploot van 26 augustus 2010 heeft Endinet [mede-gedaagde/X.], [mede-gedaagde] en [appellant] gedagvaard en gevorderd hoofdelijke veroordeling van [mede-gedaagde/X.], [mede-gedaagde] en [appellant] tot betaling aan Endinet van een bedrag van € 52.911,07 (dit bedrag bestaat uit een bedrag van € 58.999,00 ter zake illegale elektriciteitsafname vermeerderd met een bedrag van € 1.168,07 terzake bijkomende kosten en verminderd met een bedrag van
€ 7.256,00 dat reeds door [mede-gedaagde/X.] is voldaan), vermeerderd met wettelijke rente met ingang van 21 maart 2008 tot aan de dag der algehele voldoening en kosten. Aan deze vordering heeft Endinet ten grondslag gelegd primair een met [mede-gedaagde/X.] en [mede-gedaagde] gesloten overeenkomst en subsidiair een door [mede-gedaagde/X.] en [mede-gedaagde] gepleegde onrechtmatige daad. Aan de vordering jegens [appellant] heeft Endinet een door [appellant] jegens Endinet gepleegde onrechtmatige daad ten grondslag gelegd.
4.2.2.
Bij vonnis van 21 september 2011 heeft de rechtbank ’s-Hertogenbosch De
Bont, tegen wie verstek is verleend, veroordeeld om aan Endinet te betalen een bedrag van
€ 52.911,07, vermeerderd met de wettelijke rente over voormeld bedrag met ingang van 21 maart 2008 tot de dag van volledige betaling. De vordering jegens [mede-gedaagde/X.] is afgewezen.
Ten aanzien van [appellant] heeft de rechtbank voorshands bewezen geacht dan [appellant] in de periode 2 mei 2007 tot 21 maart 2008 betrokken is geweest bij de diefstal van elektriciteit in het pand [straatnaam 1][huisnummer A] te [plaats] en [appellant] toegelaten tot tegenbewijs. De rechtbank heeft voorgaand oordeel voor wat betreft de periode 15 december 2007 tot 21 maart 2008 gebaseerd op de veroordeling van [appellant] bij strafvonnis van de rechtbank ‘s- Hertogenbosch van 8 februari 2010, aan welk vonnis de rechtbank vrije bewijskracht toekende nu daarvan hoger beroep was ingesteld, en de in dat vonnis gegeven motivering. De rechtbank heeft de tegenover de politie afgelegde verklaringen van [getuige 1], [koper pand/Y.], [mede-gedaagde], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4], [getuige 5] en de verklaringen van [getuige 6], [getuige 7] in haar oordeel betrokken. Hetgeen door [appellant] in de onderhavige procedure tegen dit vonnis en die verklaringen is aangevoerd is door de rechtbank voorshands verworpen. Voor wat betreft de periode waarin de kwekerij in functie was heeft de rechtbank naast het strafvonnis van belang geacht de door Endinet genoemde indicatoren welke niet zijn weersproken, te weten: aangetroffen plantenresten, aangetroffen hoeveelheid lege jerrycans meststoffen, de algengroei op het grondzeil, de vervuiling van de waterslang en de kalkaanslag op de kweekpotten. De rechtbank ging er om die reden van uit dat de kwekerij kort na 1 mei 2007 in gebruik is genomen. Dat in het strafvonnis is uitgegaan van een latere datum, 5 december 2007, doet daar volgens de rechtbank niet aan af.
Voorts heeft de rechtbank overwogen dat [appellant], wanneer hij niet slaagt in het door hem te leveren tegenbewijs, zal worden veroordeeld tot betaling aan Endinet van een bedrag van € 13.177,20 (dit bedrag bestaat uit € 19.265, 13 ter zake van illegale elektriciteitsafname ten behoeve van 5 teelten, vermeerderd met een bedrag van € 1.168,07 aan bijkomende kosten en verminderd met het reeds door [mede-gedaagde/X.] aan Endinet betaalde bedrag van € 7.256,00), vermeerderd met wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 21 maart 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
4.2.3.
Bij vonnis van 15 februari 2012 heeft de rechtbank het verzoek van [appellant] om tussentijds hoger beroep toe te staan van het vonnis van 21 september 2011 afgewezen.
4.2.4.
Bij vonnis van 7 november 2012 heeft de rechtbank geoordeeld dat, nu [appellant] heeft afgezien van het leveren van tegenbewijs, in rechte vaststaat dat [appellant] in de periode van 2 mei 2007 tot 21 maart 2008 betrokken was bij de diefstal van elektriciteit in het pand [straatnaam 1][huisnummer A] te [plaats] en dat [appellant] daarmee onrechtmatig heeft gehandeld jegens Endinet. De rechtbank heeft [appellant] veroordeeld tot betaling aan Endinet van een bedrag van € 13.177,20, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 21 maart 2008 tot aan de dag der algehele voldoening. De gevorderde hoofdelijkheid ten aanzien van [mede-gedaagde] en [appellant] is toegewezen tot het bedrag waartoe [appellant] is veroordeeld, te weten € 13.177,20.
4.3.
In dit hoger beroep vordert [appellant] vernietiging van de vonnissen van 21 september en 7 november 2012 en bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, alsnog afwijzing van de vorderingen van Endinet jegens [appellant] met veroordeling van Endinet in de kosten van beide instanties.
4.4.1.
Grief 1 is gericht tegen het vonnis van 21 september 2011 en tegen het vonnis van 7 november 2012. Met deze grief voert [appellant] aan dat hij niet de eigenaar is van het pand [straatnaam 1][huisnummer A] te [plaats], dat de elektriciteitsaansluiting niet op zijn naam staat, dat Endinet dit erkent, maar [appellant] louter op grond van het strafvonnis van 8 februari 2010 en enkele belastende getuigenverklaringen aansprakelijk acht. Volgens [appellant] brengt de vernietiging van voornoemd strafvonnis bij arrest van het hof ’s-Hertogenbosch van 29 november 2012 mee, dat voornoemde vonnissen moeten worden vernietigd, nu de rechtbank ten onrechte op grond van het strafvonnis van 8 februari 2010 voorshands bewezen heeft geacht dat [appellant] in de periode van 2 mei 2007 tot 21 maart 2008 was betrokken bij de diefstal van elektriciteit in het pand [straatnaam 1][huisnummer A] te [plaats]. Volgens [appellant] rust de bewijslast van zijn betrokkenheid op Endinet.
4.4.2.
Grief 2 is gericht tegen het vonnis van 7 november 2012. Met deze grief betoogt [appellant]
dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat, nu [appellant] heeft afgezien van tegenbewijs, vaststaat dat [appellant] in de periode 2 mei 2007 tot 21 maart 2008 betrokken is geweest bij diefstal van elektriciteit in het pand [straatnaam 1][huisnummer A] te [plaats].
Voorts voert [appellant] aan, voor het geval het hof zou oordelen dat de rechtbank bedoelde betrokkenheid van [appellant] wel voorshands bewezen mocht achten, dat hij voldoende tegenbewijs heeft geleverd.
4.4.3.
Grief 3 is gericht tegen de vonnissen van 21 september 2011 en 7 november 2012 en betreft de proceskosten veroordeling.
4.4.4.
Grief 4 is gericht tegen de vonnissen van 21 september 2011 en 7 november 2012 en betreft de hoofdelijke veroordeling.
4.5.1.
Endinet heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij [appellant] aansprakelijk houdt op grond van artikel 6:166 BW (groepsaansprakelijkheid) en dat deze aansprakelijkheid ondanks de vrijspraak van [appellant] bij arrest van 29 november 2012 voorshands dient te worden aangenomen, om de volgende redenen:
-voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:166 BW is, anders dan voor medeplegen in het strafrecht, niet vereist dat sprake is van
bewuste en nauwe samenwerking;
-het hof heeft in het hoger beroep van de strafzaak overwogen dat niet kan worden uitgesloten dat een aantal van de getuigen er belang bij kan hebben gehad zijn eigen rol bij de exploitatie van de desbetreffende hennepkwekerijen en de daarmee samenhangende diefstal van elektriciteit geringer dan deze in werkelijkheid was te doen voorkomen, door [appellant] een belangrijke rol toe te dichten, maar de mate van belangrijkheid van het handelen van [appellant] doet er niet toe voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:166 BW, aldus Endinet;
-[appellant] heeft zelf erkend dat sprake is van een groep, nu hij bij de politie heeft verklaard:
“(…) Ik ben maar een kleine jongen in dit geheel je moet mij niet hebben maar de grote jongens die hier echt achter zitten (…) Ik ben maar een heel klein mannetje in deze organisatie je moet mij niet hebben”.
-het hof heeft weliswaar geoordeeld dat met de belastende getuigenverklaringen behoedzaam moet worden omgegaan, maar niet dat het deze getuigenverklaringen ongeloofwaardig acht.
4.5.2.
Endinet heeft voorts nog aangevoerd dat indien niet voorshands dient te worden aangenomen dat [appellant] onrechtmatig jegens Endinet heeft gehandeld, het hof [appellant] dient te bevelen de bij de rechter-commissaris afgelegde getuigenverklaringen, waarop het hof mede zijn uitspraak van 29 november 2012 heeft gebaseerd, over te leggen; dat het hof [appellant] op grond van de redelijkheid en de billijkheid met het (tegen)bewijs dient te belasten; en dat het hof dient te oordelen dat Endinet de betrokkenheid van [appellant] bij diefstal van elektriciteit in het onderhavige pand voldoende aannemelijk heeft gemaakt.
4.6.1.
Het hof stelt voorop dat de strafkamer van het hof bij arrest van 29 november 2012 het vonnis van de rechtbank van 8 februari 2010 heeft vernietigd. Dit heeft tot gevolg dat laatstgenoemd vonnis, anders dan de rechtbank bij vonnis van 21 september 2011 en 7 november 2012 heeft geoordeeld, geen grond biedt om op voorhand aannemelijk te achten dat [appellant] in de periode van 2 mei 2007 tot 21 maart 2008 betrokken is geweest bij de diefstal van elektriciteit in het onderhavige pand.
Ook de onder 4.5.1. geciteerde uitspraken van [appellant] brengen op zichzelf nog niet mee dat op voorhand aannemelijk moet worden geacht dat hij betrokken is geweest bij diefstal van elektriciteit in voornoemd pand. Nog los van het verweer van [appellant] dat voormelde uitspraken buiten verhoor zijn gedaan en uit hun verband zijn gerukt, blijkt niet dat deze uitspraken betrekking hebben op betrokkenheid van [appellant] bij de hennepkwekerij of diefstal van elektriciteit in het pand [straatnaam 1][huisnummer A] te [plaats].
4.6.2.
Gezien het voorgaande slaagt grief 1.
Het hof zal de vordering van Endinet, met inachtneming van de nieuwe feiten, opnieuw beoordenen.
4.6.3.
Het hof stelt daarbij voorop dat voor aansprakelijkheid op grond van artikel
6: 166 BW moet vast staan dat:
- sprake was van een groep waarvan [appellant] deel uitmaakte;
- dat er bij [appellant] sprake was van een gedraging in dit groepsverband;
- dat tot deze groep (een) perso(o)n(en) hoorde(n) die elektriciteit van Endinet heeft/hebben gestolen;
- dat [appellant] wist/ behoorde te begrijpen dat het groepsoptreden het gevaar voor elektriciteitsdiefstal schiep.
Het artikel stelt niet de eis dat er rechtstreeks causaal verband is tussen de gedraging van (in dit geval) [appellant] en de schade.
4.6.4.
Thans komt het hof toe aan de beantwoording van de vraag op wie de bewijslast rust van de betrokkenheid van [appellant] bij de diefstal van elektriciteit in het pand [straatnaam 1][huisnummer A] te [plaats] in de periode van 2 mei 2007 tot 21 maart 2008.
4.6.5.
Het hof stelt voorop dat deze bewijslast bij Endinet ligt, nu zij zich op die betrokkenheid beroept.
4.6.6.
Endinet heeft, anders dan zij stelt, niet voorshands al bewezen dat [appellant] de in de periode van 2 mei 2007 tot 21 maart 2008 bij diefstal van elektriciteit in het onderhavige pand betrokken is geweest, om de volgende redenen:
- Hetgeen hiervoor onder 4.5.1. eerste, tweede en vierde gedachtestreepje is weergegeven acht het hof niet van dien aard dat Endinet voorshands in het bewijs is geslaagd. Die stellingen zijn te algemeen om daaraan bewijs toe te kennen.
- De getuigenverklaringen tegenover de politie, waar Endinet naar verwijst en die zij heeft overgelegd, hebben, op de verklaringen van [mede-gedaagde] d.d 2 december 2008, 11.15 uur en 3 december 2008 na, niet expliciet betrekking op betrokkenheid van [appellant] bij de hennepkwekerij op [straatnaam 1][huisnummer A] te [plaats]. Uit de verklaringen van [mede-gedaagde] - dat hij op 2 december 2008 is aangehouden op verdenking van het onderhouden van een hennepkwekerij in een pand [straatnaam 1][huisnummer A], dat hij daar echt helemaal niets mee te maken heeft, maar dat hij in ergens in juli 2007 (opnieuw) blanco huurcontracten tegen betaling door [appellant] heeft ondertekend - kan in het licht van de omstandigheid dat de elektriciteitsaansluiting van het onderhavige pand, waarvan [mede-gedaagde/X.] de eigenaar was, vanaf 18 april 2005 op naam van [mede-gedaagde] stond, op zichzelf nog geen betrokkenheid van [appellant] bij de onderhavige hennepkwekerij worden afgeleid.
4.6.7.
Gezien het voorgaande slaagt grief 2 voor zover deze het oordeel van de rechtbank betreft dat, nu [appellant] heeft afgezien van tegenbewijs vaststaat dat [appellant] in de periode 2 mei 2007 tot 21 maart 2008 betrokken is geweest bij diefstal van elektriciteit in het pand [straatnaam 1][huisnummer A] te [plaats]. Dit brengt echter nog niet zonder meer mee dat de vonnissen waarvan beroep niet in stand kunnen blijven.
4.6.8.
Andere feiten of omstandigheden die voorshands, behoudens tegenbewijs, bewijs
opleveren van de stelling dat [appellant] in de periode 2 mei 2007 tot 21 maart 2008 betrokken is geweest bij de hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit in het pand aan de [straatnaam 1][huisnummer A] te [plaats] zijn niet gesteld of gebleken. Dat betekent dat Endinet naast hetgeen zij reeds heeft aangevoerd, nog nader bewijs zal moeten leveren.
4.6.9.
Het hof zal Endinet toelaten te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit kan
worden afgeleid dat [appellant] in de periode van 2 mei 2007 tot 21 maart 2008 zodanig betrokken is geweest bij de hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit in het pand [straatnaam 1][huisnummer A] te [plaats] dat hij daarvoor aansprakelijk kan worden gehouden.
4.6.10.
Endinet heeft gemotiveerd verzocht om [appellant] te bevelen de bij de
rechter-commissaris in zijn strafzaak in hoger beroep afgelegde getuigenverklaringen, waarop het hof mede zijn uitspraak van 29 november 2012 heeft gebaseerd, over te leggen. Daar de verklaringen van belang kunnen zijn voor het door Endinet te leveren bewijs zal het hof aan dit verzoek van Endinet gehoor geven en [appellant] bevelen deze getuigenverklaringen over te leggen.
4.6.11.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De uitspraak

Het hof:
laat Endinet toe feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat [appellant] in de periode van 2 mei 2007 tot 21 maart 2008 zodanig betrokken is geweest bij de hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit in het pand [straatnaam 1][huisnummer A] te [plaats] dat hij daarvoor aansprakelijk kan worden gehouden;
bepaalt, voor het geval Endinet bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. Delfos-Roy als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 5 november 2013 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van Endinet tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
gelast [appellant] de bij de rechter-commissaris in zijn strafzaak in hoger beroep
afgelegde getuigenverklaringen, waarop het hof mede zijn uitspraak van 29 november 2012 heeft gebaseerd, hiervoor genoemd onder 4.6.10., over te leggen en deze uiterlijk twee weken voor het verhoor aan de raadsheer-commissaris en de wederpartij toe te zenden. Mocht Endinet niet tot het doen horen van getuigen overgaan, dan dient [appellant] de hier genoemde stukken op de rol van 19 november 2013 bij akte in het geding te brengen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs P.M.A. de Groot-van Dijken, P.M. Huijbers-Koopman, en Y.L.L.A.M. Delfos-Roy en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 oktober 2013.