In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Maastricht. De veroordeelde, geboren in 1965, had een hennepplantage in gebruik en was eerder veroordeeld tot betaling van een bedrag van EUR 130.529,39 aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten ter hoogte van EUR 24.674,00. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de opbrengst van vier oogsten van 130 hennepplanten, waarbij het hof gebruik heeft gemaakt van gegevens uit het dossier en het BOOM-rapport. De veroordeelde had verklaard dat hij samen met een ander de hennepplanten had geteeld, maar het hof achtte deze verklaring niet aannemelijk en ging ervan uit dat de opbrengst volledig aan de veroordeelde toekwam. Het hof heeft ook rekening gehouden met de kosten die de veroordeelde had gemaakt voor elektriciteit en huur, maar deze kosten werden niet volledig in mindering gebracht op het voordeel. Het hof heeft de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd en vastgesteld dat de redelijke termijn in de vervolging was geschonden, maar heeft geen strafvermindering toegepast. De beslissing is gegrond op artikel 36e (oud) van het Wetboek van Strafrecht.