Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant 1.]
[appellante 2.],
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is ingesteld door twee appellanten tegen Thinus B.V. De appellanten hebben in eerste aanleg gevorderd dat de executie van een arbitraal vonnis van 18 april 2013 wordt gestaakt. Dit arbitraal vonnis verplichtte de appellanten om een bedrag van € 81.051,46 aan Thinus B.V. te betalen. De voorzieningenrechter van de rechtbank Oost Brabant heeft de vordering van de appellanten afgewezen, omdat hij van oordeel was dat Thinus B.V. een in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de executie van het vonnis. De appellanten hebben tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld en vastgesteld dat de grieven van de appellanten niet opgingen. De appellanten stelden dat de executie hen in een noodtoestand zou brengen, omdat zij op straat zouden komen te staan als de veiling van hun woning doorging. Het hof oordeelde echter dat de appellanten niet voldoende onderbouwd hadden dat zij niet in staat waren om de vordering te betalen zonder dat de woning geveild hoefde te worden. Bovendien was er sprake van een overwaarde op de woning, wat betekende dat de appellanten in staat waren om de vordering te voldoen.
Het hof concludeerde dat de belangen van Thinus B.V. bij de executie van het arbitraal vonnis zwaarder wogen dan de belangen van de appellanten. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en voegde daaraan toe dat Thinus B.V. zekerheid moet stellen voor het bedrag dat zij bij executie van het arbitraal vonnis zou innen. De proceskosten van het appel werden gecompenseerd, waarbij elke partij haar eigen kosten droeg. De uitspraak is gedaan op 15 oktober 2013.