[projectvoorbereider] heeft de eerste offerte voor Echoput opgesteld. Dit is de offerte van 13 augustus 2004. [projectvoorbereider] heeft op 11 januari 2007 een verklaring ondertekend waarin staat dat te allen tijde de ALIB ’92 voorwaarden als losse bijlage werden bijgevoegd als hij een offerte uitbracht. Hij verklaarde als getuige, voor zover hier van belang:
“Ik kan mij herinneren dat ik in augustus 2004 betrokken ben geraakt bij een offerte voor De Echoput. (...) Dat was de eerste offerte die aan De Echoput werd uitgebracht. Ik heb die offerte zelf uitgetypt, omdat bijna iedereen van ons bedrijf met vakantie was. Ik herinner mij dat ik hem bij mij op de printer eerst op blanco papier heb uitgedraaid, waarna ik hem met de heer [sr.] sr. heb doorgesproken. Nadat de heer [mede-directeur van Installatiebedrijf] de offerte goed had bevonden heb ik hem nog eens uitgedraaid op bedrijfspapier. De printer had maar één lade, daarom moest ik het papier wisselen. Die uitgeprinte offerte heb ik ook nog eens laten zien aan de heer [mede-directeur van Installatiebedrijf]. Vervolgens ben ik naar beneden gegaan om de ALIB-voorwaarden te pakken. Ik heb de op briefpapier uitgedraaide offerte met de ALIB-voorwaarden op een stapel gelegd. De ALIB-voorwaarden waren gedrukt op een A3-papier dat was dubbelgevouwen tot A4-formaat. Dat stuk was aan alle kanten bedrukt. De heer [mede-directeur van Installatiebedrijf] heeft vervolgens de door mij klaargelegde stapel meegenomen.
(...)
Voor zover ik me herinner heb ik alleen die eerste offerte gemaakt. Ik weet niet of ik meer offertes voor De Echoput heb uitgewerkt.”
[hoofd van de afdeling service van Installatiebedrijf] raakte in een latere fase betrokken bij de overeenkomst met Echoput. Hij heeft in een brief aan [Installatiebedrijf] van 16 januari 2007 geschreven dat mevrouw [management en producties] op 26 oktober 2005 tijdens de bouwvergadering de opdrachtbevestiging heeft getekend en dat hij deze compleet geretourneerd heeft gekregen in het gele mapje, inclusief de leveringsvoorwaarden ALIB, welk mapje hij vervolgens in de projectmap heeft opgeborgen. Hij verklaarde als getuige, voor zover hier van belang:
“De opdracht van de heer [sr.] sr. was ervoor te zorgen wel zo’n getekende opdrachtbevestiging te krijgen. Ik heb daarom gevraagd in de bouwvergaderingen. Ik ben omstreeks september 2005 betrokken geraakt bij het project, ik weet zeker dat de bouw door [Installatiebedrijf] al was gestart in mei of juni daarvoor. Ik heb zelf nooit stukken aan de heer en mevrouw [management en producties] overhandigd, dat gebeurde al voor mijn tijd.
(...)
U toont mij een brief van mij van 16 januari 2007. (...) Ik heb die brief nog eens doorgelezen. De inhoud daarvan klopt en ik blijf daarbij. Ik hoor u zeggen dat mevrouw [management en producties] heeft verklaard dat het stuk niet is getekend op de bouwvergadering. Het ging zo dat ik tijdens de bouwvergadering om een ondertekende opdrachtbevestiging vroeg, mevrouw [management en producties] zei toen “loop straks maar even mee”. Ik beschouw dat als een soort verlenging van de bouwvergadering, omdat ik er immers tijdens die vergadering om had gevraagd.
(...)
Ik weet wel dat er veel op de offerte was bijgeschreven met pen. Ik kan me niet herinneren of die opmerkingen zijn opgeschreven terwijl ik erbij was. Ik hoor dat mevrouw [management en producties] heeft gezegd dat dat wel het geval was. U houdt mij voor dat mevrouw [management en producties] heeft verklaard dat ik een keer eerder was geweest en dat er toen stukken op tafel zijn geweest, waarop veel opmerkingen van haar ontbraken. Ik weet zeker dat ik in elk geval nooit stukken heb meegebracht, die waren allemaal door de heer [mede-directeur van Installatiebedrijf] overhandigd, hij deed de commercie. Ik was alleen verantwoordelijk voor de uitvoering. Volgens mij is het niet zo dat mevrouw [management en producties] in mijn bijzijn opmerkingen op de opdrachtbevestiging heeft geschreven.
(...)
Zoals ik al verklaarde heb ik zelf geen stukken aan mevrouw [management en producties] overhandigd, ik weet dus ook niet hoe zij de offertes en opdrachtbevestigingen heeft ontvangen. Wel weet ik absoluut zeker dat ik van mevrouw [management en producties] een geel mapje kreeg. Ik weet ook 100% zeker dat daarin de getekende opdrachtbevestiging zat, want die hebben we toen samen doorgenomen.
Ik heb de opmerkingen van mevrouw [management en producties] doorgenomen met de heer [sr.] sr., hij vond ze niet dusdanig dat er een nieuwe opdrachtbevestiging moest worden gemaakt.
(...)
Het was een mapje zoals wij ze altijd gebruiken, een insteekmapje met een ijzeren bandje. De betreffende map heeft vervolgens anderhalf jaar lang vooraan in de map van het project gezeten. Ik herinner mij niet of in dat mapje de algemene voorwaarden zaten toen ik het mapje terugkreeg van mevrouw [management en producties]. Ik heb daar ook niet op gelet.
Na de schade eind 2006 heb ik gesproken met een schade-expert van de firma [firma]. Die kwam vrij kort na de schade, één of twee weken. Hij vroeg allemaal stukken, waaronder de opdrachtbevestiging en de coördinatieovereenkomst. Wij hebben toen samen de projectmap bekeken en het gele mapje dat daarin zat. Toen zaten die algemene voorwaarden in elk geval in dat mapje. De betreffende projectmap heb ik heel vaak in handen gehad tijdens de werkzaamheden. Ik heb in geen geval de algemene voorwaarden later in het gele mapje gestopt, die waren voor mij helemaal niet relevant. Ik was bezig met de uitvoering, voor mij deed het niet ter zake of er al dan niet algemene voorwaarden bij zaten.”