3.13.1.Voor toewijzing van het schorsingsverzoek van de vader is plaats ingeval van misbruik van recht (HR 22 april 1983, NJ 1984, 145), dan wel na een afweging van de belangen van partijen in het licht van nieuwe – door incidenteel verzoeker te stellen – omstandigheden (vgl. HR 30 mei 2008, NJ 2008, 311).
Van misbruik van recht kan sprake zijn indien de te executeren beschikking klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust.
Als nieuwe omstandigheden komen alleen in aanmerking omstandigheden die bij de door de rechtbank gegeven beslissing niet in aanmerking konden worden genomen omdat zij zich na de uitspraak van de rechtbank hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die beslissing wordt afgeweken.
3.13.2.Uit het door de vader gestelde blijkt naar het oordeel van het hof niet dat sprake is van misbruik van recht, dan wel van nieuwe omstandigheden in de hiervoor bedoelde zin.
De vader heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die niet reeds door de rechtbank in haar oordeel zijn betrokken of hadden kunnen worden betrokken
.
Het vorenstaande voert het hof tot de slotsom dat zich geen omstandigheden voordoen die een schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de beschikking waarvan beroep, zoals door de vader verzocht rechtvaardigen, zodat het daartoe strekkend verzoek van de vader moet worden afgewezen.
Ten aanzien van de hoofdzaak
3.13.3.Naar aanleiding van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof gebleken dat de vader en de moeder niet, dan wel onvoldoende in staat zijn om als ouders van [de zoon] met elkaar te communiceren en daardoor het tussen hen bestaande geschil omtrent het contact tussen de vader en [de zoon] niet zelfstandig kunnen oplossen.
De ernstig verstoorde verstandhouding tussen partijen heeft er inmiddels toe geleid dat [de zoon] onder toezicht is gesteld van de stichting, omdat hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Het hof is derhalve van oordeel dat partijen in het belang van [de zoon] aan hun ouderrelatie dienen te werken. Het is thans en voor de toekomst in het belang van [de zoon] dat partijen op ouderniveau met elkaar leren communiceren.
3.13.4.Ter zitting in hoger beroep heeft het hof met partijen de mogelijkheden om voornoemde problematiek op te lossen door middel van forensische mediation besproken. Forensische mediation is een deskundigenbericht in de zin van artikel 194 e.v. Rv.
Het hof acht in deze zaak forensische mediation noodzakelijk, omdat een beslissing van het hof op het thans voorliggende geschil, de daadwerkelijke onderliggende problematiek van partijen niet oplost.
3.13.5.Het hof wijst partijen op het bepaalde in artikel 198 lid 3 Rv dat bepaalt dat partijen verplicht zijn aan de forensische mediation mee te werken en dat wanneer partijen niet aan deze verplichting voldoen, het hof daaruit de gevolgtrekking kan maken die het hof geraden acht.
3.13.7.Het hof zal mevrouw drs. I. Sandig, psycholoog, gevestigd en kantoorhoudende aan [adres] [postcode]te [vestigings- en kantoorplaats] benoemen tot deskundige en bepalen dat zij zich kan laten bijstaan door mevrouw mr. L. Stam, advocaat bij [Advocatenkantoor], gevestigd en kantoorhoudende aan [adres] [postcode] te [vestigings- en kantoorplaats].
Het hof zal tevens een raadsheer-commissaris benoemen onder wiens leiding het onderzoek zal plaatsvinden. De deskundige kan zich, indien daartoe aanleiding is, met de raadsheer-commissaris verstaan over het verloop en de voortgang van het onderzoek.
3.13.8.De deskundige – die zich bereid heeft verklaard de forensische mediation te verrichten – wordt verzocht tijdens de onderzoeksfase gesprekken met partijen te voeren en zo mogelijk met toepassing van mediationtechnieken te bewerkstelligen dat partijen in het belang van [de zoon] in staat zullen zijn tot constructief overleg met betrekking tot hetgeen hen thans verdeeld houdt en waar mogelijk, hun geschil te beëindigen.
Partijen dienen de deskundige
binnen 14 dagennadat deze beschikking is gegeven in tweevoud te voorzien van afschriften van de processtukken.
Het hof zal de behandeling van de zaak aanhouden
tot 13 januari 2014pro forma, teneinde de forensische mediation te laten plaatsvinden.
3.13.9.Het hof verzoekt de deskundige te rapporteren en te adviseren omtrent de volgende vragen:
Hoe is de relatie tussen partijen op ouderniveau? Is er een herkenbaar patroon in de wijze waarop zij met elkaar omgaan?
Kan de ouderrelatie zodanig worden verbeterd, dat [de zoon] buiten de strijd van partijen blijft en [de zoon] geen last heeft van de communicatie tussen partijen?
Kan de communicatie tussen partijen ten aanzien van [de zoon] zodanig worden verbeterd dat redelijkerwijs verwacht mag worden dat zij in de toekomst in overleg beslissingen omtrent [de zoon] kunnen nemen?
Hoe is de relatie van [de zoon] met enerzijds de moeder en de vader individueel en anderzijds met de beide ouders tezamen?
In hoeverre zijn partijen in staat elkaar ruimte te bieden voor contact met [de zoon]?
Wat betekent dit voor het contact van [de zoon] met de vader?
Voor zover de ouders nog geen overeenstemming hebben bereikt over het contact: op welke wijze dient het contact tussen [de zoon] en de vader in de weekenden, vakanties en tijdens de feestdagen te worden ingevuld? Hoe gedetailleerd dient deze regeling te zijn?
Worden er gronden aanwezig geacht die maken dat aan de vader een tijdelijk verbod moet worden opgelegd om met [de zoon] contact te hebben en zo ja welke zijn dat?
In hoeverre is ieder van de ouders in staat om bij de uitvoering van een contactregeling rekening te houden met de behoeften van [de zoon]?
In hoeverre is ieder van de ouders in staat om bij de uitvoering van de contactregeling rekening te houden met elkaar en met de belangen van [de zoon]?
In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van [de zoon]? En zo deze naar voren komen, welke zijn dit?
3.13.12.Bij toepassing van de artikelen 195, 199 en 200 Rv komen de kosten van een dergelijk onderzoek in dagvaardingsprocedures ten laste van partijen. In verzoekschriftprocedures bepaalt artikel 284 lid 1 Rv die bepalingen van overeenkomstige toepassing, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet. Nu vast staat dat partijen op basis van een toevoeging procederen en de kosten van de forensische mediation niet zelf kunnen dragen, zullen de kosten van de deskundigen voorlopig ten laste worden gebracht van het Rijk. Het hof gaat er daarbij voorshands vanuit dat de totale kosten van de forensische mediation (daaronder begrepen de kosten van mr. Stam) een bedrag van € 4.500,-- incl. BTW niet te boven zullen gaan. De deskundige dient te declareren aan de hand van een tijdsverantwoording en op basis van een uurtarief (of een gedeelte daarvan) van € 107,50 per uur, exclusief BTW.
Mocht tijdens de forensische mediation blijken dat dit bedrag dreigt te worden overschreden, dan gaat het hof ervan uit dat de deskundige tijdig hierover met het hof in overleg zal treden.