ECLI:NL:GHSHE:2013:4577
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep kort geding
- Chr. M. Aarts
- I.B.N. Keizer
- J.H.C. Schouten
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet en de beoordeling van dringende redenen in het arbeidsrecht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende een ontslag op staande voet van een werknemer, [geïntimeerde], door haar werkgever, [appellante]. De werknemer was sinds 1997 in dienst en werd op 8 november 2012 op staande voet ontslagen wegens het wegnemen van kasgelden. Dit ontslag volgde op camerabeelden die op 3 november 2012 waren gemaakt, waaruit bleek dat de werknemer zich onbevoegd in het pand bevond en geld had weggenomen. De werknemer betwistte de dringende reden voor haar ontslag en stelde dat haar bekentenis onder druk was verkregen en dat er geen bewijs was voor de diefstal.
De kantonrechter oordeelde in eerste aanleg dat er geen dringende reden was voor het ontslag, omdat de bekentenis van de werknemer was ingetrokken en er geen bewijs was voor de verwijten. De werkgever ging in hoger beroep, waarbij het hof de feiten en omstandigheden opnieuw beoordeelde. Het hof concludeerde dat de werknemer op meerdere momenten geld en goederen had gestolen, wat een dringende reden voor ontslag opleverde. Het hof oordeelde dat de werkgever terecht had gehandeld en vernietigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij de vorderingen van de werknemer werden afgewezen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om dringende redenen voor ontslag op staande voet te kunnen bewijzen en de rol van persoonlijke omstandigheden van de werknemer in de beoordeling van dergelijke gevallen. Het hof wees de kosten van de procedure toe aan de werknemer, die in het ongelijk was gesteld.