Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.[geintimeerde sub 1.],
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer/rolnummer 233668/HA ZA 11-662)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 7 januari 2013 met grieven, producties en eiswijziging;
- de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met producties en eiswijziging;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep;
- het pleidooi op 6 september 2013, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd.
3. De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
dieperiode inkomsten heeft verkregen uit hoofde van de eerdere huur- en leaseovereenkomsten. Naar thans vaststaat, had [appellante] de machines op de sommatie van [geïntimeerde] moeten afgeven. Dat zij niet heeft gedaan, al dan niet in de veronderstelling dat zij daartoe (nog) niet was gehouden, komt voor haar risico. Het hof acht het voldoende aannemelijk dat [geïntimeerde] wanneer zij onmiddellijk over de machines had kunnen beschikken, daarvoor nieuwe huur- of leaseovereenkomsten zou hebben kunnen afsluiten. In ieder geval zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat dit toen niet mogelijk geweest zou zijn. De overeenkomsten zijn alleen van belang als aanknopingspunt voor de bepaling van de gederfde inkomsten aan de hand van de in die overeenkomsten opgenomen maandbedragen. Het hof acht dat in dit geval een reële aanpak, die gevolgd kan worden. Wat de wiellader betreft heeft [geïntimeerde] in haar vordering een lager maandbedrag gehanteerd dan in de overeenkomst is opgenomen, zodat van dit lagere bedrag uitgegaan wordt. [appellante] heeft aangevoerd dat zij de machines in de bewuste periode niet heeft gebruikt, maar dat is voor de bepaling van de gederfde inkomsten niet belang zodat het hof aan dit verweer voorbijgaat. De berekening van [geïntimeerde] en de gevorderde wettelijke rente zijn verder niet afzonderlijk bestreden. Een en ander brengt het hof tot de slotsom dat de gevorderde bedragen aan gederfde inkomsten, € 59.725,92 en € 93.603,64, met de gevorderde rente voor toewijzing vatbaar zijn. In zoverre slaagt de incidentele grief van [geïntimeerde].