Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant 1.],wonende te [woonplaats] (België),
[appellante 2.],wonende te [woonplaats] (België),
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingeleid door appellanten, wonende in België, tegen de geïntimeerde, een kapsalon, eveneens gevestigd in België. De zaak betreft een geschil over de betaling van huurpenningen en de vraag of de geïntimeerde misbruik heeft gemaakt van zijn executiebevoegdheid. De appellanten hebben de bedrijfsruimte aan de geïntimeerde verkocht en verhuurd, maar hebben een geschil over de tijdige betaling van de huur. De voorzieningenrechter in eerste aanleg heeft geoordeeld dat de fout van de bank, die de huurbetaling te laat heeft uitgevoerd, voor de geïntimeerde overmacht oplevert. Dit oordeel is door de appellanten bestreden in hoger beroep, waarbij zij de vernietiging van het vonnis van de voorzieningenrechter hebben gevorderd.
Het hof heeft vastgesteld dat de huurtermijn voor maart 2013 te laat is betaald, wat een tekortkoming oplevert voor de geïntimeerde. De appellanten hebben zich beroepen op de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Het hof oordeelt dat de fout van de bank aan de geïntimeerde moet worden toegerekend en dat er geen sprake is van overmacht. De eerste grief van de appellanten slaagt, evenals de tweede grief, die betrekking heeft op de vraag of de appellanten misbruik hebben gemaakt van hun executiebevoegdheid.
Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter en wijst de vorderingen van de geïntimeerde af. De geïntimeerde wordt veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen de appellanten op grond van het bestreden vonnis hebben betaald, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten worden toegewezen aan de appellanten, die grotendeels in het gelijk zijn gesteld.