ECLI:NL:GHSHE:2013:4342

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 september 2013
Publicatiedatum
25 september 2013
Zaaknummer
HD 200.129.575_01 E
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is ingeleid door de moeder, die vervangende toestemming vraagt om met haar dochter te verhuizen van [woonplaats 1.] naar [woonplaats 2.]. De vader, die het hoofdverblijf van de dochter heeft, verzet zich tegen deze verhuizing. De voorzieningenrechter in eerste aanleg heeft de moeder toestemming verleend om te verhuizen en haar dochter in te schrijven op een middelbare school in [woonplaats 2.]. De vader is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft de zaak op 17 september 2013 behandeld. De moeder heeft aangegeven dat zij met haar dochter wil verhuizen om samen te wonen met haar partner. De vader heeft echter betoogd dat de verhuizing niet in het belang van de dochter is, omdat dit de contactregeling tussen hem en zijn dochter zou bemoeilijken. Het hof heeft de belangen van de moeder, de vader en de dochter tegen elkaar afgewogen.

Het hof concludeert dat de verhuizing van de moeder met de dochter niet noodzakelijk is en dat het belang van de dochter en de vader bij het behouden van de huidige contactregeling zwaarder weegt. De moeder heeft weliswaar een goede reden om te verhuizen, maar de gevolgen voor de dochter en de vader zijn te ingrijpend. Het hof vernietigt daarom het vonnis van de voorzieningenrechter en wijst de verzoeken van de moeder af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.129.575/01
arrest van 17 september 2013
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.E. Teusink te Roosendaal,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de moeder
advocaat: mr. M.H.G. Habets te Breda,
op het bij exploot van dagvaarding van 1 juli 2013 ingeleide hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant gewezen vonnis van 27 juni 2013 tussen de vader als gedaagde en de moeder als eiseres.
Dit arrest bevat alleen de schriftelijke motivering van het eerder op 15 augustus 2013 uitgesproken arrest.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/02/263900 KG ZA 13-270)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2.  Het geding in hoger beroep
2.1.
Bij voormeld exploot heeft de vader grieven aangevoerd en geconcludeerd de uitvoerbaarheid bij voorraad van het bestreden vonnis te schorsen, dit vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende de moeder in haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans die aan haar te ontzeggen als onbewezen en ongegrond.
2.2.
Partijen hebben hun zaak doen bepleiten op 13 augustus 2013. De vader door mr. Teusink en de moeder door mr. Habets.
2.3.
Het hof heeft de minderjarige [dochter] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en is voorafgaand aan de gehouden pleidooien buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. De voorzitter heeft de inhoud van dit verhoor aan partijen zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Partijen hebben arrest gevraagd.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
4.2.
Partijen zijn op 22 augustus 1996 met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk is geboren:
-  [dochter] (hierna: [dochter]), op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats].
[dochter] heeft het hoofdverblijf bij de moeder.
4.3.
Bij beschikking van 23 mei 2008 heeft de rechtbank Breda tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 5 juni 2008 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Bij deze beschikking heeft de rechtbank verder bepaald, voor zover thans van belang, dat de onderlinge regelingen uit het op 24 april 2008 ondertekende echtscheidingsconvenant als in de beschikking overgenomen en herhaald dienen te worden beschouwd.
4.4.
Ingevolge artikel 1.2 van het op 24 april 2008 ondertekende echtscheidingsconvenant beslissen partijen op grond van het gezamenlijk gezag tezamen waar [dochter] haar hoofdverblijf heeft en waar zij is ingeschreven. Op het moment van ondertekening van dit convenant heeft [dochter] haar hoofdverblijf aan het adres van partijen. Op het moment dat partijen apart gaan wonen, zal er een soort van co-ouderschapsregeling tot stand gebracht worden. In dat kader is het de bedoeling dat [dochter] wekelijks iedere dinsdag van 15.30 uur tot woensdagochtend bij de vader verblijft, evenals iedere vrijdag tussen de middag en vrijdag vanaf 17.30 uur tot zaterdagavond 18.00 uur (of in overleg later). Daarnaast zal er contact zijn tussen [dochter] en de vader gedurende de helft van alle vakanties en feestdagen. Partijen zullen de exacte dagen in onderling overleg overeenkomen. De moeder is op grond daarvan gerechtigd tot de kinderbijslag.
Niet in geschil is dat de vader en [dochter] thans in het kader van de contactregeling op de volgende dagen en tijden contact met elkaar hebben:
- iedere dinsdag tussen de middag (lunch);
- iedere dinsdagmiddag van 15.30 uur tot de daaropvolgende woensdagochtend;
- iedere donderdag tussen de middag (lunch);
- iedere vrijdag tussen de middag (lunch);
- iedere vrijdag vanaf 15.30 uur tot zaterdagavond 19.30 uur;
- de vakanties en feestdagen worden bij helfte in onderling overleg verdeeld.
4.5.
Bij brief van 11 januari 2013 heeft de moeder de vader schriftelijk in kennis gesteld van haar voornemen om met [dochter] in de zomer van 2013 van [woonplaats 1.] naar [woonplaats 2.] te verhuizen.
4.6.
De vader heeft, voor zover thans van belang, bij verzoekschrift van 31 januari 2013 de rechtbank verzocht te bepalen dat
 het hoofdverblijf van [dochter] voortaan bij hem zal zijn;
 de moeder gerechtigd is tot contact met [dochter] eenmaal per veertien dagen van vrijdag 18.30 uur tot zondag 18.30 uur alsmede gedurende de helft van de vakanties en de feestdagen waarbij de vader [dochter] naar de moeder zal brengen en de moeder [dochter] weer zal terugbrengen naar de vader;
 de door de vader verschuldigde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [dochter] per datum van wijziging van het hoofdverblijf op nihil wordt gesteld.
4.7.
De moeder heeft, voor zover thans van belang, bij verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek van 27 februari 2013 de rechtbank verzocht de vader in zijn verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze als ongegrond af te wijzen. De moeder heeft voorts verzocht haar vervangende toestemming te verlenen met [dochter] te verhuizen naar [woonplaats 2.], een en ander te effectueren per 1 juli 2013, alsmede haar toestemming te verlenen [dochter] aldaar voor 1 april 2013 in te schrijven voor de middelbare school het Helinium, alsmede een zorgregeling tussen de vader en [dochter] vast te stellen zoals in haar verzoekschrift is opgenomen, een en ander eveneens te effectueren vanaf 1 juli 2013.
4.8.
Bij dagvaarding in kort geding van 29 mei 2013 heeft de moeder, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd:
 dat haar toestemming wordt verleend om zich met [dochter] (voorlopig) in [woonplaats 2.] te vestigen, totdat in de bodemprocedure nader zal worden beslist, een en ander te effectueren per 1 juli 2013;
haar per direct toestemming te verlenen [dochter] in [woonplaats 2.] in te schrijven voor de middelbare school het Helinium;
de volgende (voorlopige) zorgregeling tussen de vader en [dochter] vast te leggen:
-  eenmaal per veertien dagen vrijdagmiddag/avond tot zondagavond 19.00 uur;
-  de helft van de schoolvakanties in onderling overleg te bepalen;
-  de helft van de feestdagen in onderling overleg vast te stellen,
met dien verstande dat de moeder en/of [partner van geintimeerde] (haar partner) het halen en brengen van [dochter] rondom de omgangsweekenden met de vader zullen verzorgen.
4.9.
Bij het bestreden vonnis in kort geding heeft de voorzieningenrechter, uitvoerbaar bij voorraad, aan de moeder (voorlopig) vervangende toestemming verleend om zich met [dochter] per 1 juli 2013 te vestigen in [woonplaats 2.], totdat in de bodemprocedure nader zal worden beslist. De voorzieningenrechter heeft voorts aan de moeder per direct vervangende toestemming verleend om [dochter] in te schrijven voor de middelbare school het Helinium te [woonplaats 2.]. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vader en [dochter] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar gedurende drie weekenden per maand, van vrijdagmiddag na school tot zondagavond 19.00 uur, en gedurende een deel van de vakanties en feestdagen, nader in onderling overleg door partijen en in samenspraak met [dochter] te regelen, waarbij de moeder of haar partner zorg draagt voor het halen en brengen van [dochter]. De voorzieningenrechter heeft partijen verwezen naar het mediationbureau van de rechtbank voor bemiddeling en bepaald dat de resultaten van de mediation zullen worden meegenomen in de bodemprocedure. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten van het geding aldus gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter heeft geweigerd het meer of anders gevorderde.
4.10.
De vader kan zich met dit vonnis niet verenigen.
4.11.
Het hof overweegt als volgt.
4.12.
De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van [dochter] en voor de inschrijving van haar op een middelbare school in beginsel toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Conform vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing over een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle belangen af te wegen, waaronder:
 het recht en belang voor de verhuizende ouder om te verhuizen en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
 de noodzaak om te verhuizen;
 de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
 de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarigen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
 de mate waarin partijen in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
 de rechten van de andere ouder en de minderjarigen op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
 de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
 de leeftijd van de minderjarigen, hun mening en de mate waarin zij geworteld zijn in hun omgeving of juist gewend zijn aan verhuizingen;
 de extra kosten van de omgang na de verhuizing.
4.13.
Bij het houden van de pleidooien is gebleken dat de moeder (nog) niet met [dochter] is verhuisd naar [woonplaats 2.].
4.14.
Ten aanzien van het gevorderde van de moeder om vervangende toestemming tot verhuizing met [dochter] en tot inschrijving van [dochter] op een middelbare school in [woonplaats 2.] is het hof, alle belangen als vermeld onder rubriek 4.12 wegend, tot onderhavige beslissing gekomen.
4.14.1.
Het hof overweegt allereerst dat [dochter] tijdens het minderjarigenverhoor haar voorkeur omtrent de voorliggende geschilpunten niet heeft uitgesproken. Zij heeft te kennen gegeven dat zij zowel met de moeder als met de vader goed contact heeft en dat graag zo wil houden. [dochter] heeft de verwachting uitgesproken de vader iedere dag te kunnen zien, indien zij in [woonplaats 1.] naar de middelbare school gaat. [dochter] heeft voorts te kennen gegeven last te hebben van het feit dat de ouders niet met elkaar communiceren en dat de noodzakelijke communicatie over haar via haar verloopt.
Dat de ouders onderling niet met elkaar communiceren is voor het hof bevestigd tijdens de gehouden pleidooien. Gebleken is ook dat de opgestarte mediation tussen partijen na één bijeenkomst is beëindigd.
4.14.2.
Het hof begrijpt de wens van de moeder met [dochter] te willen verhuizen naar [woonplaats 2.] om daar te gaan samenwonen met haar partner met wie zij reeds vijf jaren een relatie onderhoudt. De moeder heeft het voornemen de verhuizing te laten plaatsvinden in de zomer van 2013. Het door de moeder gekozen tijdstip van de verhuizing valt samen met de overgang van [dochter] van de basisschool naar de middelbare school. De moeder heeft al een geschikte school voor [dochter] gezocht en gevonden in [woonplaats 2.].
Het is vooraleerst het belang van de moeder te verhuizen en haar leven opnieuw in te richten. Een absolute noodzaak tot verhuizing van de moeder met [dochter] naar [woonplaats 2.] is naar het oordeel van het hof evenwel niet aanwezig. De moeder beschikt over een zelfstandige woonruimte in [woonplaats 1.] en is aldaar in staat in haar eigen levensonderhoud en dat van [dochter] te voorzien. Dat de huidige partner in het Botlekgebied werkzaam is en in tegenstelling tot de moeder een koopwoning bezit en ruimer gehuisvest is, dan wel zijn woning met verlies zal moeten verkopen om zich te huisvesten bij de moeder in [woonplaats 1.] maakt de noodzaak tot verhuizing, wat daar verder ook van zij, niet anders.
4.14.3.
De overgang van de basisschool naar de middelbare school grijpt in op het leven van een kind, zo ook voor [dochter]. Deze overgang is voor [dochter] minder ingrijpend indien deze plaatsvindt in haar eigen vertrouwde omgeving, naar een school waar ook een aantal van haar vriendinnen heengaan. Dat [dochter] reeds vaak in het weekend in [woonplaats 2.] heeft verbleven en zij naar een kennismakingsavond is geweest van de school aldaar doet hier niet aan af.
4.14.4.
Wat het contact tussen de vader en [dochter] betreft heeft de moeder gesteld dat de contactregeling zoals die er lag door de overgang van [dochter] naar de middelbare school, hoe dan ook zal wijzigen. De moeder heeft een alternatief geboden voor de huidige ruime regeling in een regeling van drie weekenden in de maand, waarbij de moeder te kennen heeft gegeven open te staan voor overleg. Tevens heeft de moeder aangeboden zorg te dragen voor het halen en brengen van [dochter].
Het hof overweegt evenwel dat een verhuizing van de moeder met [dochter] naar [woonplaats 2.] afbreuk doet aan de tussen de ouders overeengekomen ruime contactregeling tussen de vader en [dochter]. De moeder gaat er ten onrechte aan voorbij dat als [dochter] in [woonplaats 1.] de middelbare school bezoekt zij de mogelijkheid blijft behouden om ook op doordeweekse dagen naar de vader te gaan, zoals ook nu veelvuldig gebeurt. Daarbij komt dat bij een verhuizing [dochter] haar sociale leven in de nieuwe omgeving steeds meer vorm zal geven en een contactregeling met de vader van drie weekenden in de maand naar het oordeel van het hof onder druk kan komen te staan en aldus op den duur onhoudbaar zal blijken Hierdoor zal het contact met de vader sterk verminderen en de volwaardige ouderrol die de vader thans vervult en die partijen voor ogen heeft gestaan bij de scheiding, zal ophouden te bestaan.
4.14.5.
Alles overziend is het hof van oordeel dat het belang van de moeder om te verhuizen met [dochter] naar [woonplaats 2.] niet dient te prevaleren boven het belang van [dochter] en de vader bij niet verhuizing.
4.15.
Gelet op alle omstandigheden van het geval zal het hof het bestreden vonnis vernietigen, met betrekking tot de vervangende toestemming tot verhuizing, de inschrijving van [dochter] voor de middelbare school en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Het hof zal alsnog de door de moeder bij dagvaarding in kort geding gevorderde voorzieningen, afwijzen.

5.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 juni 2013 betreffende de (voorlopig) vervangende toestemming tot verhuizing van de moeder met [dochter], de inschrijving van [dochter] voor de middelbare school in [woonplaats 2.] en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken;
wijst af het bij dagvaarding in kort geding door de moeder gevorderde;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.C.G. Brants, M.C. Bijleveld-van der Slikke en M.A. Ossentjuk en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 17 september 2013.