Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
1. Inleiding
Het (…) opstellen van behoefteramingen met betrekking tot de onderscheiden medische en tandheelkundige vervolgopleidingen;
Informatievoorziening voor de zorgsector en overheid met betrekking tot de behoefte aan en capaciteit van medische en tandheelkundige opleidingen en vervolgopleidingen;
Het in beeld brengen van de benodigde capaciteit van de initiële geneeskundige opleiding en advisering hierover aan de overheid.
in 2008 verlaagd naar 240 (…).
laat zien dat het aantal tandartsen tot 2028 gestaag afneemt en dat de huidige instroom uit de opleiding de uitstroom uit het vak niet compenseert.
Het zorgaanbod in de Nederlandse mondzorg behoort nu al tot het betere en meest betaalbare in Europa. Dit is een goede uitgangspositie voor vrije prijsvorming (…). Daarnaast zijn er voldoende tandartsen, orthodontisten, mondhygiënisten en tandprothetici.’
Het Capaciteitsorgaan in Nederland heeft in haar recente rapport (…) aangegeven dat komende jaren geen capaciteitstekorten van tandartsen worden verwacht.
(…) Met de door u aangehaalde brief van 11 mei 2011 is slechts bedoeld, zoals uit de tekst wel blijkt, weer te geven wat in het Capaciteitsplan 2010, deelrapport 3: Mondzorg, al is verwoord. In feite niets meer of minder dan dat.
Zowel de NZa[Hof: Nederlandse Zorgautoriteit]
als het Capaciteitsorgaan hebben uitspraken gedaan over de capaciteitssituatie in de mondzorg. (…) de NZa (spreekt) van een op landelijk niveau ‘zekere balans tussen vraag en aanbod’. Wel merkt zij op dat in enkele regio’s sprake kan zijn van tekorten.
I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES
Instellingen voor Jeugdtandzorg worden nog steeds geconfronteerd met een extreme schaarste aan competente tandartsen die bereid en in staat zijn kinderen, veelal afkomstig uit zgn. risicogroepen, van zorg te voorzien.
Vooralsnog geen tandartstekort
werknemer is een universitair geschoold tandarts;
werknemer heeft reeds werkervaring opgedaan bij verschillende private praktijken, welke werkervaring voor zijn functie bij werkgever relevant is
in Nederland is door middel van werving en selectie geen geschikte kandidaat gevonden.’
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
2. De verschuldigde belasting met betrekking tot vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f en onderdeel g, wordt bepaald naar een tarief van 80%, met dien verstande dat deze vergoedingen en verstrekkingen worden verminderd, maar niet verder dan tot nihil, met 1,4% van het loon waarover met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b belasting wordt geheven, alsmede met vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f en onderdeel g, ter zake of in de vorm van:
a. extraterritoriale werknemers: ingekomen werknemers en uitgezonden werknemers;
1. Vergoedingen en verstrekkingen aan extraterritoriale werknemers van kosten, respectievelijk ter voorkoming van kosten van verblijf buiten het land van herkomst worden, ten aanzien van ingekomen werknemers op gezamenlijk verzoek van de werknemer en de inhoudingsplichtige, in elk geval beschouwd als vergoeding voor extraterritoriale kosten tot (bewijsregel):
1. Bij de beoordeling of een ingekomen werknemer specifieke deskundigheid bezit die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is, wordt in onderlinge samenhang rekening gehouden met de volgende factoren, voorzover relevant:
het niveau van de door de werknemer gevolgde opleiding;
de voor de functie relevante ervaring van de werknemer;
het beloningsniveau van de onderhavige functie in Nederland in verhouding tot het beloningsniveau in het land van herkomst van de werknemer.’
5.Beslissing
- vernietigtde uitspraak van de Rechtbank;
- verklaarthet bij de Rechtbank ingediende beroep gegrond;
- vernietigtde uitspraak op bezwaar;
- wijzigtde beschikking in dier voege dat het verzoek van belanghebbende per 1 mei 2011 wordt toegewezen;
- veroordeeltde Inspecteur in de kosten van bezwaar en de kosten in het geding bij de Rechtbank en het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 2.123; en
- gelastdat van de Staat een griffierecht wordt geheven van € 466.