Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 225155/HA ZA 11-168)
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
Hoofdbegroting – uitkomst bezuinigingslijst = eindbedrag.
Middels deze brief ontvangt u de afspraken zoals deze zijn gemaakt tijdens het ons overleg daterend 30-8-2010…..
dezetwee partijen geen aannemingsovereenkomst tot uitvoering van het project is gesloten. Dat het project, in meerdere of mindere mate in afgeslankte en gewijzigde vorm, wel wordt uitgevoerd (door TROM als projectontwikkelaar), waarbij [Bouw] samen met een andere aannemer als aannemer optreedt in een nieuwe VOF, en dat Burgfonds (althans een aan haar gelieerde vennootschap) (mogelijk) daarin nog een financieel belang heeft, brengt niet mee dat er “eigenlijk” of naar de strekking van de overeenkomst toch van een overeenkomst tussen Burgfonds en [Bouw] moet worden uitgegaan, zoals Burgfonds heeft betoogd. Of en in hoeverre [Bouw] haar investeringskosten kan terugverdienen doordat zij nu een aannemingsovereenkomst heeft met TROM doet evenmin ter zake. Het betreft hier aan beide zijden grote, zakelijke partijen, die een duidelijke afspraak hebben gemaakt. Er is geen enkele aanleiding om in artikel 18 lid 2 van de overeenkomst iets anders te lezen dan er staat. Burgfonds heeft niet gesteld dat zij dat bij het aangaan van de overeenkomst anders heeft begrepen. Burgfonds heeft wel gesteld dat partijen nadien aanvullende afspraken hebben gemaakt die erop neerkomen dat de overeenkomst is verlengd, hetgeen [Bouw] heeft betwist. Burgfonds kan niet worden gevolgd in die stelling, omdat uit alle brieven die [Bouw] heeft gestuurd blijkt dat het gegeven uitstel slechts betrekking had op de (feitelijke) betaling van de inmiddels gefactureerde overeengekomen vaste vergoeding. Het hof gaat er mitsdien van uit dat de overeenkomst tussen partijen is geëindigd, nu tussen hen niet op 1 oktober 2008 een aannemingsovereenkomst is gesloten.
vastevergoeding voor het geval het tussen hen niet uiterlijk 1 oktober 2008, een zeer afzienbare periode, tot een aannemingsovereenkomst zou komen. De overeenkomst bevat geen enkele aanwijzing dat partijen dit bedrag afhankelijk hebben willen stellen van de inspanningen van [Bouw], die voor partijen overigens gelet op de korte termijn goed te overzien moeten zijn geweest. De verwijzing naar “tekeningen, berekeningen en overige kennis” van [Bouw] die Burgfonds als het niet tot een aannemingsovereenkomst zou komen, zou mogen gebruiken, brengt niet mee dat de vergoeding afhankelijk is gesteld van een bepaalde hoeveelheid inspanning van [Bouw]. Burgfonds stelt overigens niet dat [Bouw] géén “tekeningen, berekeningen en overige kennis” heeft ingebracht. Burgfonds heeft ook geen andere omstandigheden gesteld die op een inspanningsafhankelijke vergoeding zouden wijzen.
onaanvaardbaaris dat [Bouw] een beroep doet op betaling van de volledige vergoeding. Dat hanteert het hof wel als norm bij de beoordeling van een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid.