ECLI:NL:GHSHE:2013:4253

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 september 2013
Publicatiedatum
16 september 2013
Zaaknummer
20-001622-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valse aangifte van diefstal van een personenauto

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda. De verdachte was eerder veroordeeld voor het doen van een valse aangifte van diefstal van zijn auto, een Opel Omega, op 29 juni 2010. De politierechter had hem een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het eerdere vonnis en een herbeoordeling van de zaak. De verdediging pleitte voor vrijspraak. Het hof heeft de zaak onderzocht aan de hand van getuigenverklaringen en bewijsmateriaal, waaronder videobeelden van een tankstation en verklaringen van getuigen die de verdachte op de avond van de aangifte hadden gezien.

Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte had gedaan van diefstal, wetende dat het feit niet gepleegd was. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan het ten laste gelegde feit. De verdachte werd opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van 50 uren, met een proeftijd van twee jaar. Het hof overwoog dat de straf passend was gezien de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder het feit was begaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001622-12
Uitspraak : 3 september 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 6 juli 2011 in de strafzaak met parketnummer 02-811207-10 tegen:
[verdachte],
[geboorteplaats] [geboortedatum],
[woonplaats verdachte].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van “aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is” veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren alsmede tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter kon volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 juni 2010 te Breda aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar ten overstaan van [X], buitengewoon opsporingsambtenaar van politie
Midden en West Brabant, opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van diefstal van een (personen)auto (Opel Omega, [kentekennummer Y]).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen [1]
1.Het proces-verbaal aangifte, d.d. 29 juni 2010, proces-verbaalnummer PL202C 2010130459-1, in de wettelijke vorm opgemaakt door [X], buitengewoon opsporingsambtenaar, dossierpagina 41 en 42, voor zover hier van belang inhoudende als verklaring van de verbalisant respectievelijk de verdachte:
Op dinsdag 29 juni 2010 verscheen voor mij, [X] buitengewoon opsporingsambtenaar van politie, in het politiebureau Chasseveld 3 te Breda, een persoon die mij opgaf te zijn:
[verdachte],[geboortedatum]. Hij deed aangifte ter zake diefstal van een personenauto en verklaarde het volgende:
Tussen zondag 27 juni 2010 te 22.00 uur en dinsdag 29 juni 2010 te 10.00 uur werd op de Verbeetenstraat, 4812 XK Breda, het feit gepleegd.
Ik ben eigenaar van genoemde auto. Hierbij doe ik aangifte van diefstal van mijn auto.
Op zondag 27 juni 2010 omstreeks 22:00 uur heb ik mijn auto voorzien van [kentekennummer Y] slotvast afgesloten en geparkeerd aan de Verbeetenstraat te Breda.
Ik merkte op 29 juni 2010 omstreeks 10:00 uur dat ik mijn autosleutels kwijt was, ik ben toen naar plaats gelopen waar ik mijn auto heb geparkeerd, ik zag dat de auto er niet meer stond, vermoedelijk heb ik mijn autosleutel op mijn auto laten zitten.
Ik had mijn auto deugdelijk afgesloten en in goede orde achtergelaten. Mijn auto stond geparkeerd op een onbewaakt parkeerterrein. Op laatst genoemde dag, datum en tijdstip kwam ik weer terug bij de plaats waar ik mijn auto had achtergelaten. Toen ik mijn auto wilde gebruiken, zag ik dat mijn auto door onbekende(n) was weggenomen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Hierbij werd weggenomen:
(…)
Voertuig : Personenauto
Merk/type : Opel Omega Station W
Kleur : Zwart
(…)
Kenteken : [kentekennummer Y]

2.Het proces-verbaal verhoor getuige, d.d. 29 juni 2010, proces-verbaalnummer

PL202C 2010130117-2, in de wettelijke vorm opgemaakt door [A], agente van politie, dossierpagina 33 en 34, voor zover hier van belang inhoudende als verklaring van [getuige 1], [woonadres getuige 1], en aldaar afgelegd op 28 juni 2010 te 21.30 uur:
Rond 20.45 uur (het hof begrijpt: op 28 juni 2010) werd er aangebeld. Bij het open doen stond er een getinte man, met half lang zwart haar voor de deur, ongeveer 1.60 meter lang. Hij vroeg of ik een jerrycan voor hem had. Hij had namelijk geen benzine. Heb hem verteld dat ik er geen had. Vervolgens is hij weggegaan om het bij een ander te proberen.
In de auto van het merk, Opel Omega, kleur zwart, met [kentekennummer Y] zat voor mijn deur nog een persoon. De persoon in de auto had een licht gekleurde, met ruitjes cap op. Hij droeg een beige t-shirt.
Ongeveer 5 minuten later zag ik de persoon met cpa (het hof begrijpt: cap) voor mijn huis lopen. De persoon liep richting het tankstation Texaco. Ongeveer 5 minuten later kwam hij terug met een zwarte jerrycan. De jerrycan had hij niet bij zich toen hij de eerste keer voor mijn huis liep.
Vervolgens kwam er een derde manspersoon richting de Opel lopen (…)

3.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 2 juli 2010, proces-verbaalnummer

PL202D 2010130117-14, in de wettelijke vorm opgemaakt door [B] en
[C], beiden hoofdagent van politie, dossierpagina 52 en 53, voor zover hier van belang inhoudende als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van evengenoemde verbalisanten en/of één van hen:
Op 2 juli 2010 hebben wij, verbalisanten, videobewakingsbeelden bekeken bij het
Texaco tankstation gelegen aan de Graaf Hendrik III laan te Breda.
Ik, verbalisant [B], was op de hoogte van het feit dat er beeldmateriaal veiliggesteld was van een persoon welke een jerrycan kocht in de tankshop. (…) Wij, verbalisanten, zagen dat het beeldmateriaal in zwart-wit kleuring was en redelijk goed van kwaliteit was. Wij zagen dat de opname datum en tijd 28 juli (het hof begrijpt: 28 juni) 2010 om 20:46 uur was. Wij zagen dat er een manspersoon van rond de 30 jaar oud bij de balie verscheen welke een zwarte jerrycan aanbood om te kopen. Wij zagen dat deze persoon een blanke man betrof met een mager doch sportief figuur. Wij zagen dat deze persoon ingevallen jukbeenderen had en een vooruitstekende kin had. Wij zagen dat de persoon een baseballcap droeg met strepen of blokjes erop afgebeeld. Wij zagen dat de persoon een strak t-shirt droeg met korte mouwen. Wij zagen dat de persoon op zijn linker boven en onderarm tatoeages droeg waarvan de onderste tatoeage mogelijk op vlammen of vleugels van een vogel gelijkend waren.
Ik, verbalisant [C], heb de aangever van diefstal personenauto, [verdachte] voornoemd, korte tijd geleden nog kort gesproken en meende de persoon direct te herkennen op deze beelden doch was nog niet voor 100% overtuigd. (…)
Wij zijn vervolgens naar het woonadres van voornoemde [verdachte] gereden. Nadat wij aangeklopt hadden deed de moeder van voornoemde [verdachte] de deur open en riep [verdachte] naar de voordeur. Wij zagen dat er een manspersoon de hal op liep en wij
herkenden de man direct en voor 100% als zijnde de man afgebeeld op de videobeelden voornoemd.
Wij herkenden [verdachte] voornoemd aan zijn gehele voorkomen. Wij zagen dat hij ingevallen jukbeenderen had, wij zagen dat hij een vooruitgestoken borst had en een vooruitstekende kin. Wij zagen dat hij op zijn linker bovenarm een tatoeage had en op zijn linkeronderarm een tatoeage droeg van een soort vlammen of iets wat daar op lijkt. Wij zagen dat hij een blanke huidskleur had en kort haar had.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Naar het oordeel van het hof is de verdachte degene geweest die door [getuige 1] is gezien in de auto van verdachte op 28 juni 2010. Het hof heeft daarbij acht geslagen op het volgende.
[getuige 1] heeft voor zijn woning gelegen aan de Tromplaan te Breda op
28 juni 2013 omstreeks 20.45 uur een persoon waargenomen met een geruite cap en gekleed in een beige t-shirt al zittend in de door verdachte als gestolen opgegeven Opel Omega. Een bij hem horende andere persoon heeft aan [getuige 1] een jerrycan gevraagd omdat hij zonder benzine stond.
Op videobewakingsbeelden van diezelfde datum om 20.46 uur van de Texaco gelegen aan de Graaf Hendrik III laan te Breda is verdachte door verbalisanten [B] en [C] herkend terwijl hij een zwarte jerrycan aankocht.
Uit de openbare bron google maps blijkt dat het voornoemde Texacostation te Breda op korte afstand is gelegen van de Tromplaan te Breda (geschatte looptijd in google maps, optie routebeschrijving: 3 minuten).
Gelet op de door getuige Tonnaer gegeven omschrijving van de door hem in de
Opel Omega met [kentekennummer Y] waargenomen persoon, in het bijzonder de geruite cap en het t-shirt, die overeenstemt met de omschrijving van de persoon waargenomen op videobewakingsbeelden, herkend als zijnde verdachte, alsmede het feit dat getuige Tonnaer, die op de hoogte was van het feit dat genoemde Opel Omega zonder benzine was komen te staan, deze persoon korte tijd later richting het tankstation Texaco heeft zien lopen en hem kort daarna met een zwarte jerrycan heeft terug zien komen, is het hof van oordeel dat verdachte de persoon is die door [getuige 1] op 28 juni 2010 zittend in de Opel Omega is waargenomen.
Mitsdien stelt het hof vast dat verdachte op 28 juni 2010, in de periode waarin zijn auto door hem als gestolen was opgegeven, te weten zondag 27 juni 2010 te 22.00 uur en dinsdag 29 juni 2010 te 10.00 uur, waarbij verdachte had kenbaar gemaakt zijn auto sedert zondag 27 juni 2010 niet meer te hebben gebruikt, nog steeds in het bezit was van zijn auto.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof ten laste van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 29 juni 2010 te Breda aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar ten overstaan van [X], buitengewoon opsporingsambtenaar van politie, opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van diefstal van een personenauto, Opel Omega, [kentekennummer Y].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straffen
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d.
  • de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Alles overziend acht het hof oplegging van een taakstraf van na te melden duur, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur met een proeftijd, passend en geboden.
Met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 188 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend en mr. H. Harmsen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.R. Veldt, griffier,
en op 3 september 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij op andere wijze bepaald, verwezen naar dossierpagina’s opgenomen in het proces-verbaal Regiopolitie Midden en West Brabant, District Breda, Team Breda Centrum, registratienummer PL202D 2010132934-6, opgemaakt door R. van Seeters, hoofdagent van politie, bestaande uit in de wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften, doorgenummerde dossierpagina’s. 1-53.