ECLI:NL:GHSHE:2013:4214

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 september 2013
Publicatiedatum
12 september 2013
Zaaknummer
HD 200.009.305 en 200.009.312 en 200.009.298
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en vorderingsrechten in transportrechtelijke geschillen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een hoger beroep in drie samenhangende zaken met betrekking tot aansprakelijkheid in het transportrecht. De hoofdzaak betreft een geschil tussen DHL Express (Netherlands) B.V. en een andere besloten vennootschap, aangeduid als [X.] B.V. De procedure is een vervolg op een eerder tussenarrest van 5 april 2011, waarin het hof al enkele belangrijke overwegingen had geformuleerd. De hoofdvervoerder, DHL Express, stelt dat zij gerechtigd is om vorderingen in te stellen tegen de ondervervoerder [X.], maar het hof oordeelt dat er onvoldoende bewijs is geleverd voor het vorderingsrecht van DHL Express. Het hof concludeert dat de aansprakelijkheidstelling van DHL Express door Danzas, de mede-afzender, niet is overgelegd, wat de vordering van DHL Express ondermijnt. Het hof bekrachtigt het eerdere vonnis van de rechtbank Breda, waarin de vorderingen van DHL Express zijn afgewezen. In de vrijwaringszaak en ondervrijwaringszaak, die ook aan de orde komen, worden de vonnissen eveneens bekrachtigd, en de kosten van het hoger beroep worden toegewezen aan de verliezende partijen. Het hof benadrukt dat de hoofdvervoerder niet kan worden beschouwd als afzender of geadresseerde, maar als degene die verantwoordelijk is voor het transport. De uitspraak is gedaan op 10 september 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummers HD 200.009.305 en 200.009.312 en 200.009.298
arrest van10 september 2013
in de in hoger beroep gevoegde zaken:
de hoofdzaak (HD 200.009.305):
de besloten vennootschap DHL EXPRESS (NETHERLANDS) B.V., tevens h.o.d.n.
Van Gend & Loos Euro Express,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante in de hoofdzaak in principaal appel,
geïntimeerde in de hoofdzaak in voorwaardelijk incidenteel appel,
advocaat: mr. E.H. Schelhaas te ’s-Hertogenbosch,
tegen:
de besloten vennootschap [X.] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde in de hoofdzaak in principaal appel,
appellante in de hoofdzaak in voorwaardelijk incidenteel appel,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven te ‘s-Hertogenbosch,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 5 april 2011in het hoger beroep van het door de rechtbank Breda onder zaaknummer 163322/HA ZA 06-1304 gewezen vonnis van 30 januari 2008;
de vrijwaringszaak (HD 200.009.312):
de besloten vennootschap [X.] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante in de vrijwaringszaak
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven te ‘s-Hertogenbosch,
tegen:

1.de vennootschap naar Spaans recht TRANS-KAVILA S.L.,

gevestigd te [vestigingsplaats], Spanje,
2. de vennootschap naar Spaans recht INTER-EJIDO S.L.,
gevestigd te [vestigingsplaats], Spanje,
geïntimeerden in de vrijwaringszaak,
advocaat: mr. G.C. Vergouwen te Eindhoven,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 5 april 2011in het hoger beroep van het door de rechtbank Breda onder zaaknummer 168357/HAZA 06-2023 gewezen vonnis van 6 februari 2008;
de ondervrijwaringszaak (HD 200.009.298):

1.de vennootschap naar Spaans recht TRANS-KAVILA S.L.,

gevestigd te [vestigingsplaats], Spanje,
2. de vennootschap naar Spaans recht INTER-EJIDO S.L.,
gevestigd te [vestigingsplaats], Spanje,
appellanten in de ondervrijwaringszaak,
advocaat: mr. G.C. Vergouwen te Eindhoven,
tegen:
[Y.],
voorheen h.o.d.n.
Transportes Nacionales E Internacionales [Y.]
,
wonende te [woonplaats], Spanje,
geïntimeerde in de ondervrijwaringszaak,
advocaat : mr. D.Th.J. van der Klei te Den Haag,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 5 april 2011in het hoger beroep van het door de rechtbank Breda onder zaaknummer 173445/HAZA 07-652 gewezen vonnis van 6 februari 2008.

6.Het verloop van de procedure in de hoofdzaak (HD 200.009.305)

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 5 april 2011;
- de memorie na tussenarrest van VGL met producties;
- de antwoordmemorie na tussenarrest van [X.].
Partijen hebben arrest gevraagd.

7.De verdere beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
in de hoofdzaak:
in principaal en (voorwaardelijk) incidenteel appel
7.1.1.
In zijn tussenarrest van 5 april 2011 heeft het hof - voor zover thans van belang - het volgende overwogen c.q. vastgesteld:
( i) Samsung (Electronics Europe Logistics B.V.) heeft in 2002 opdracht gegeven tot vervoer aan “Danzas” (r.o. 4.1.1. onder a jo e jo f);
(ii) Blijkens de overgelegde CMR-vrachtbrief zijn Samsung en Danzas tezamen als opdrachtgever/afzender van de vervoeren goederen aan te merken (r.o. 4.3.2.);
(iii) Danzas heeft op haar beurt opdracht gegeven aan VGL (die blijkens de processtukken handelde onder de naam Van Gend & Loos Euro Express, maar wier officiële naam luidde DHL Express (Netherlands) B.V.). Toentertijd waren Danzas en VGL twee onderscheiden entiteiten (r.o. 4.1.1. onder f jo r.o. 4.4.2);
(iv) VGL heeft op 22 oktober 2002 opdracht gegeven tot het vervoer aan [X.] (r.o. 4.1.1. onder a);
( v) VGL is hoofdvervoerder van het transport (r.o. 4.3.3.);
(vi) [X.] is (slechts) te beschouwen als (papieren) ondervervoerder van VGL (r.o. 4.3.6.);
(vii) [X.] heeft opdracht gegeven tot het vervoer aan Trans-Kavila (r.o. 4.1.1. onder g)
(viii) De uiteindelijke geadresseerde van de vervoerde goederen was Ingram Micro in Spanje (r.o. 4.1.1. onder a jo j).
7.1.2.
Op de vrachtbrief staat als mede-afzender naast Samsung vermeld de vennootschap “Danzas solutions” (vgl. r.o. 4.1.1. onder a. ). Dat het hier inderdaad gaat om de vennootschap Danzas Solutions, wordt bevestigd door VGL in haar memorie na tussenarrest onder 4.1. en 4.2., waar VGL schrijft dat VGL opdracht had gekregen van Danzas (Solutions), een vennootschap die tevens handelde onder de naam DHL Supply Chain (Netherlands) B.V. [X.] heeft dit ook niet ontkend.
7.2.
Het hof heeft in r.o. 4.4.2. van zijn tussenarrest overwogen dat Samsung (haar mede-afzender) Danzas aansprakelijk heeft gesteld “for the missing shipment”. VGL heeft vervolgens op enig moment [X.] aansprakelijk gesteld. Weliswaar vermeldde VGL daarbij toen dat “de afzender” aan haar een schadeclaim had gestuurd, maar het hof overwoog dat genoemde schadeclaim in de onderhavige procedure niet was overgelegd. In de keten van aansprakelijkheidstellingen ontbreekt, zoals het hof reeds overwoog, in de procedure dus de aansprakelijkheidstelling van VGL door Danzas. Evenmin is overgelegd een bewijs van betaling door VGL. Het hof heeft daarom VGL toegelaten feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit voortvloeit dat zij, VGL, gerechtigd is de onderhavige vordering tegen [X.] in te stellen.
7.3.1.
Door VGL is in haar memorie na tussenarrest wederom - naast bijvoorbeeld de toelichting op grief 4 - gewezen op het abstracte karakter van de schadevergoeding in het vervoerrecht. Hierbij is het - zo citeert VGL bijvoorbeeld Hendrikse en Van Huizen (2005 blz. 86) - voor de vraag of hij een vorderingsrecht heeft niet relevant of de afzender of de geadresseerde schade heeft geleden in het eigen vermogen. VGL stelt dat het hof dit karakter met de in het tussenarrest gegeven bewijsopdracht heeft miskend en zij verzoekt het hof op zijn beslissing terug te komen.
7.3.2.
Uit de in r.o. 7.1.1. opgesomde vaststellingen en overwegingen vloeit voort dat het hof van oordeel is dat VGL in de gehele transportketen is aan te merken als de hoofdvervoerder. In haar beperkte relatie tot haar contractuele wederpartij [X.] kan VGL worden aangeduid als afzender. Gesteld noch gebleken is echter dat in dit geval in de relatie VGL-[X.] sprake is van een zelfstandige vervoerovereenkomst voor een beperkt traject en het hof heeft reeds geoordeeld dat [X.] geen opvolgend vervoerder is. Dat VGL zichzelf (destijds) evenmin als afzender in deze keten beschouwde blijkt onder meer uit de brief van 10 september 2003 aan [X.] waarin door VGL aan [X.] werd gemeld dat “de afzender” inmiddels (“ons”) een schadeclaim had doen toekomen (vgl. r.o. 4.1.1. onder o). Vast staat tussen partijen dat dit een brief is van (thans) appellante aan (thans) geïntimeerde.
7.3.3.
Het hof ziet geen aanleiding op zijn beslissing terug te komen. Uit de door VGL overgelegde literatuur en jurisprudentie blijkt dat het door haar bedoelde abstracte karakter erop ziet dat de vervoerder door zowel de afzender als de geadresseerde ter zake schadevergoeding vanwege niet (goed) uitgevoerd vervoer kan worden aangesproken en de aangesproken vervoerder zich dan niet mag verweren met een beroep op het ontbreken van een vorderingsrecht. Dat is niet de kwestie waar het thans om gaat: immers VGL is niet te beschouwen als afzender (of geadresseerde), maar als hoofdvervoerder, degene die jegens de afzender en geadresseerde verantwoordelijk is
voor het gehele vervoer. Het gaat er nu in de onderhavige zaak om of de hoofdvervoerder (VGL) gerechtigd is de ondervervoerder ([X.]) aan te spreken. Om dit met succes te kunnen doen, dient de hoofdvervoerder een vorderingsrecht te hebben. Vele mogelijkheden doen zich in dit verband voor (het betaald hebben, c.q. de verplichting hebben tot het betalen van schadevergoeding aan (bijvoorbeeld) de afzender of de geadresseerde; subrogatie in enige ter zake relevante vordering van een ander; cessie van enige ter zake relevante vordering van een ander; machtiging om op enigerlei wijze over te gaan tot incasso van een ter zake relevante vordering van een ander, enz.).
7.3.4.
Door VGL is in dit verband slechts gewezen op de als productie 4 bij inleidende dagvaarding overgelegde brief van 4 september 2003. Deze brief is, voor zover uit de in deze procedure overgelegde stukken blijkt, niet geschreven door enige bij het onderhavige transport betrokken partij: het betreft hier een brief van DHL Solutions (blijkens het briefpapier met als “head office” Danzas Logistics B.V.), terwijl vaststaat dat de (mede-) afzender naast Samsung de vennootschap Danzas Solutions is (die mede handelt onder de naam DHL Supply Chain (Netherlands) B.V. De brief is gericht aan Van Gend & Loos B.V. te Eindhoven, terwijl de procespartij in deze is DHL Express (Netherlands) B.V., (tevens) handelend onder de naam Van Gend & Loos Euro Express te [vestigingsplaats], zodat het er alle schijn van heeft dat ook de ontvangende partij van de brief van 4 september 2003 niet bij deze procedure betrokken is.
7.3.5.
De door VGL overgelegde brief van 4 september 2003 kan naar het oordeel van het hof niet dienen als grondslag voor het thans door hoofdvervoerder VGL gepretendeerde vorderingsrecht tegen ondervervoerder [X.]. Uit niets blijkt immers dat op ook maar enig moment enige bij dit vervoer vanuit [vestigingsplaats] naar Spanje betrokken partij/rechthebbende(n) DHL Express (Nederland) c.q. van Gend & Loos Euro Express te Amersfoort op rechtens relevante wij aansprakelijk (hebben ge-) houden. Door VGL is daarnaast op geen enkele andere wijze enig bewijs van haar gepretendeerde vorderingsrecht verstrekt. In haar memorie na tussenarrest vermeldt zij slechts dat zij “het regres op zich heeft genomen” en zij het geld dat geïncasseerd wordt “zal afdragen”. Nu gesteld noch gebleken is op grond waarvan VGL deze (regres?) procedure voert (en zelfs evenmin gesteld is aan wie en waarom zij eventueel door haar te incasseren bedragen zal c.q. zal moeten afdragen), zal haar vordering worden afgewezen.
7.4.
Dit betekent dat de overige grieven van VGL in principaal appel geen behandeling behoeven. De voorwaarde waaronder het incidenteel appel is ingesteld is derhalve niet vervuld. Het beroepen vonnis zal worden bekrachtigd onder aanvulling van de gronden waarop het berust, met veroordeling van VGL in de kosten van het hoger beroep.
in de vrijwaringszaak en
in de ondervrijwaringszaak
7.5.1.
Nu alle grieven in de hoofdzaak falen, zullen de vonnissen in de vrijwaring( HD 200.009.312) en de ondervrijwaring (HD 200.009.312) eveneens worden bekrachtigd.
7.5.2.
[X.] (appellante in de vrijwaringszaak) zal worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep in die zaak. Trans-Kavila (appellante in de ondervrijwaringszaak) zal worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep in die zaak. Nu de billijkheid niet eist dat de proceskosten worden doorgeschoven, zullen de proceskosten waarin [X.] in de vrijwaringszaak wordt veroordeeld en de kosten waarin Trans-Kavila in de ondervrijwaringszaak wordt veroordeeld niet ten laste worden gebracht van VGL (appellante in de hoofdzaak) wier vordering is afgewezen.

8.De uitspraak

Het hof:
in de hoofdzaak (HD 200.009.305)
in principaal en (voorwaardelijk) incidenteel appel
verstaat dat het (voorwaardelijk) incidenteel appel tegen het vonnis van 30 januari 2008 geen behandeling behoeft;
bekrachtigt, onder aanvulling van de gronden waarop het berust, het door de rechtbank Breda op 30 januari 2008 tussen partijen gewezen vonnis,
veroordeelt VGL in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van [X.] worden begroot op € 1.375,00 aan verschotten en op € 2.446,00 aan salaris advocaat;
in de vrijwaringszaak (HD 200.009.312)
bekrachtigt het door de rechtbank Breda op 6 februari 2008 tussen partijen gewezen vonnis,
veroordeelt [X.] in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van Trans-Kavila en Inter-Ejido worden begroot op € 1.631,00 aan verschotten en op € 894,00 aan salaris advocaat;
in de ondervrijwaringszaak (HD 200.009.298)
veroordeelt Trans-Kavila en Inter-Ejido in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van[Y.] worden begroot op € 1.148,00 aan verschotten en op € 1.631,00 aan salaris advocaat;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.A.M. van Schaik-Veltman, H.A.G. Fikkers en A.P.A de Klerk-Leenen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 10 september 2013