Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
voor zichzelf optredende en handelend als erfgename van [echtgenoot van appellante],
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 736780, rolnr. 11-382)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
"feiten en omstandigheden waaruit kan blijken dat [echtgenoot van appellante] tijdens zijn dienstverband met gedaagde (inclusief haar rechtsvoorgangsters) blootgesteld is geweest aan asbest".Na getuigenverhoren heeft de kantonrechter bij vonnis van 25 april 2012 geoordeeld dat [appellante] niet is geslaagd in de haar gegeven bewijsopdracht en de vorderingen afgewezen. [appellante] is tijdig van dit vonnis en het daaraan voorafgaande vonnis in hoger beroep gekomen.
niet frequentmet asbest in aanraking is gekomen en dat van een langdurige of veelvuldige blootstelling absoluut geen sprake is geweest (nr. 2.6 cva);
"de blootstelling aan asbest is derhalve medio 1975 geëindigd"(2.7 cva)
.
mogelijkeblootstelling onvoldoende, maar, anders dan [Bouw] meent, hoeft [appellante] niet te bewijzen op welke locaties en/of op welke wijze dat is gebeurd. Wellicht kan een en ander een rol spelen in de bewijswaardering, maar de aan [appellante] te geven bewijsopdracht hoeft niet zo specifiek te worden geformuleerd.