ECLI:NL:GHSHE:2013:4186

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 september 2013
Publicatiedatum
11 september 2013
Zaaknummer
HD 200.106.969/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement en loonvordering in het kader van overgang van onderneming

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep in kort geding met zaaknummer HD 200.106.969/01. De appellante, MAX-life Servicecenter B.V., is in staat van faillissement verklaard door de rechtbank Limburg op 6 augustus 2013. Dit faillissement heeft invloed op de voortgang van de procedure, aangezien de faillietverklaring van de appellante plaatsvond vóór de uitspraakdatum van het hof. Het hof heeft in een tussenarrest van 3 juli 2012 een comparitie na aanbrengen gelast en heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten verder toe te lichten. De procedure omvatte onder andere een memorie van grieven en een memorie van antwoord met producties.

In de beoordeling heeft het hof vastgesteld dat het geding niet is geschorst door de faillietverklaring, omdat de vordering van de geïntimeerde een verifieerbare vordering betreft. Echter, na de uitspraak van het hof, is het geding ambtshalve geschorst op basis van artikel 30 lid 2 van de Faillissementswet. Dit houdt in dat verdere proceshandelingen, zoals de deponering van een geluidsfragment door de geïntimeerde en de mogelijkheid voor MAX-life om hierop te reageren, tijdelijk zijn opgeschort.

Het hof heeft de geïntimeerde gelast om het geluidsfragment binnen twee weken na het arrest ter griffie te deponeren en heeft de zaak verwezen naar de rol van 22 oktober 2013 voor een akte aan de zijde van MAX-life. De uitspraak is gedaan door de rechters C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden, I.B.N. Keizer en A.P. Zweers-van Vollenhoven en is openbaar uitgesproken op 10 september 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.106.969/01
arrest van 10 september 2013
in de zaak van
MAX-life Servicecenter [MAX-life Servicecenter] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
advocaat: mr. G.J.A.F. Beulen te Landgraaf,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. C.M. Brouwers te Horst,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 3 juli 2012 in het hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Heerlen onder zaak-/rolnummer 467598 CV EXPL 12-2428 gewezen vonnis in kort geding van 20 april 2012.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 3 juli 2012 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 19 december 2012;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord met producties.
Partijen hebben ter rolle van 18 juni 2013 arrest gevraagd en is de uitspraakdatum bepaald.
Uit de brief van de advocaat van MAX-life van 13 augustus 2013, met als bijlage een afdruk uit het Centraal Insolventieregister, blijkt dat MAX-life bij uitspraak van de rechtbank Limburg van 6 augustus 2013 in staat van faillissement is verklaard met benoeming van mr. A.L. Stegeman te Heerlen tot curator.

6.De beoordeling

6.1.
Alvorens verder te beslissen wenst het hof kennis te nemen van het in grief 2 bedoelde geluidsfragment, te weten een opname van een telefoongesprek tussen [geïntimeerde] en de heer [X.]. Het hof zal gelasten dat [geïntimeerde] dit geluidsfragment, gebrand op een CD, ter griffie deponeert.
6.2.
[geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord nieuwe producties (16 en 17) overgelegd. MAX-life wordt in de gelegenheid gesteld hierop bij akte te reageren.
6.3.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
6.4.
Nu arrest is gevraagd en de uitspraakdatum is bepaald vóór de faillietverklaring van MAX-life (oorspronkelijk gedaagde), is ingevolge artikel 30 lid 1 Faillissementswet artikel 29 Faillissementswet niet toepasselijk, ervan uitgaande dat de vordering van [geïntimeerde] een verifieerbare vordering betreft. Dat betekent dat het geding niet is geschorst door de faillietverklaring.
Uit het voorgaande blijkt echter dat het onderhavige geding ten gevolge van dit arrest wordt voortgezet. Op grond van artikel 30 lid 2 Faillissementswet is artikel 29 Faillissementswet dan weer toepasselijk. Dat betekent dat het geding met het wijzen van dit arrest ambtshalve wordt geschorst.
Dit betekent dat vanwege en gedurende de schorsing de deponering van de CD en het nemen van een akte door MAX-life en verdere proceshandelingen feitelijk niet aan de orde zijn.

7.De uitspraak

Het hof:
gelast [geïntimeerde] het in r.o. 6.1. bedoelde geluidsfragment (gebrand op een CD) binnen twee weken na dit arrest ter griffie van het hof te deponeren;
verwijst de zaak naar de rol van 22 oktober 2013 voor akte aan de zijde van MAX-life, waarin zij (uitsluitend) op de bij memorie van antwoord overgelegde producties 16 en 17 kan reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan;
verstaat dat dit geding ambtshalve wordt geschorst.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden, I.B.N. Keizer en A.P. Zweers-van Vollenhoven en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 10 september 2013.