4.4.1. Het komt derhalve aan op de betekenis van het tussen [appellant] en [geïntimeerde] Beheer overeengekomen beding. Deze dient te worden vastgesteld aan de hand van hetgeen de partijen bij de overeenkomst over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.4.2. In dit geval gaat het om een exclusiviteitsbeding dat is opgenomen in een overeenkomst die als opschrift draagt “Geheimhoudingsovereenkomst”. Partijen zijn het erover eens dat de fase van echte onderhandelingen tussen hen nog niet was begonnen. Zij verkeerden nog in een voorfase. Er was nog geen prijs genoemd en, toen de overeenkomst werd gesloten, waren ook de statuten van de vennootschappen waarover zou worden gesproken nog niet bij een van de contractssluitende partijen (i.c. [appellant]) bekend.
Uit alles wat partijen hierover hebben gesteld en ook uit de tekst van de overeenkomst van 5 februari 2010 zelf, blijkt naar het oordeel van het hof dat de overeenkomst nog zelfs geen intentieovereenkomst was, maar dat partijen in een stadium daarvóór verkeerden. Zo ontbreekt bijvoorbeeld in de overeenkomst ook een considerans. Het hof is van oordeel dat de overeenkomst, gezien het stadium waarin de gesprekken tussen partijen zich bevonden - zeer verkennend - in beginsel niet meer was dan uit het opschrift daarvan blijkt: een geheimhoudingsovereenkomst.
4.4.3. Vanuit deze uitleg dient het in de overeenkomst in art. 6 opgenomen exclusiviteitsbeding en het daarop volgende artikel 7, dat handelt over nakoming en beëindiging, te worden bezien. Art. 6 lid 1 bepaalt dat gedurende “
maximaal” twaalf maanden exclusiviteit wordt verstrekt. Art. 7 lid 3 bepaalt dat beëindiging van de Gespreksvoering de verplichting tot nakoming van de overeenkomst onverlet laat.
Het hof is van oordeel dat vanuit de positie waarin de diverse betrokkenen zich bevonden het verklaarbaar is dat in de overeenkomst tussen [appellant] en [consultant geïntimeerde] wel het artikel over de beëindiging – met inbegrip van de laatste zinsnede – is opgenomen, maar niet het exclusiviteitsbeding. Immers: [appellant] en [consultant geïntimeerde] voerden geen gesprekken, maar [appellant] wenste wel dat [consultant geïntimeerde] evenmin als [geïntimeerde] over de gesprekken tussen hem en [geïntimeerde] naar buiten zou treden.
4.4.4. Wanneer, zoals [appellant] stelt, de zinsnede dat de beëindiging van de gespreksvoering de verplichting tot nakoming van de overeenkomst onverlet laat, in de overeenkomst tussen [geïntimeerde] Beheer en [appellant] niet alleen zou terugslaan op de in die overeenkomst opgenomen geheimhoudingsverplichting – de kern van de overeenkomst – maar ook op het exclusiviteitsbeding, zou dit een zeer zware verplichting voor [geïntimeerde] Beheer met zich brengen. Dat zou immers inhouden dat zij gedurende de gehele resterende looptijd tot 5 februari 2011 – ook indien gedurende deze looptijd, na beëindiging, niet meer met [appellant] gesproken zou worden (art. 7 lid 3) - evenmin met anderen zou mogen spreken over de mogelijke verkoop van de aandelen. Gesteld noch gebleken is dat een dergelijke zware consequentie voor [geïntimeerde] Beheer tussen partijen aan de orde is geweest.
Mede gezien het feit dat in art. 6 lid 1 staat vermeld dat er “
maximaal” twaalf maanden exclusiviteit wordt gegeven, brengt dit naar het oordeel van het hof met zich dat [appellant] in redelijkheid ook niet heeft mogen aannemen dat de overeenkomst inhield dat [geïntimeerde] Beheer gedurende de volledige twaalf maanden na 5 februari 2010 niet met anderen dan hijzelf zou mogen spreken, en zeker niet dat die periode nog door zou lopen nadat de gesprekken tussen hem en [geïntimeerde] Beheer al waren afgelopen.
4.4.5. Het hof is derhalve van oordeel dat de overeenkomst aldus moet worden uitgelegd dat de verplichting voor [geïntimeerde] Beheer om exclusiviteit te verlenen slechts geldt voor de periode dat de Gespreksvoering tussen haar en [appellant] plaatsvond: in die tijd mocht zij niet met andere potentiële kopers spreken. Deze verplichting om alleen met [appellant] te spreken duurde maximaal twaalf maanden na aanvang van de Gespreksvoering. Na de beëindiging van de Gespreksvoering (vgl. r.o. 4.1 onder vii) bleef de verplichting om geheimhouding te betrachten overeind, maar niet de verplichting om (gedurende twaalf maanden) exclusiviteit aan de voormalige Gesprekspartner te geven. [geïntimeerde] Beheer heeft de overeenkomst gelet op al het voorgaande redelijkerwijs in deze zin mogen opvatten.
4.4.6. Anders dan [appellant] stelt, was [geïntimeerde] Beheer niet gehouden met hem te onderhandelen: iedere partij mocht de overeenkomst op elk moment beëindigen (art. 7 lid 3). [appellant] heeft tegenover de betwisting door [geïntimeerde] Beheer geen feiten gesteld waaraan hij zijn – andersluidende - uitleg redelijkerwijs heeft mogen ontlenen. [appellant] betwist niet dat partijen met elkaar hebben gesproken. Tot meer waren zij niet verplicht. De – door [geïntimeerde] Beheer betwiste – stelling van [appellant] dat [geïntimeerde] of [geïntimeerde] Beheer hem had uitgenodigd om over een overname te praten, is in dit verband niet relevant.
4.4.7. Gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde] Beheer reeds vóór de beëindiging van de Gespreksvoering met andere potentiële kopers, waaronder CompuGroup, heeft gesproken. [geïntimeerde] Beheer is derhalve niet tekort geschoten jegens [appellant] in de nakoming van de overeenkomst en er is dan ook geen grond aanwezig voor enige persoonlijke aansprakelijkheid van [geïntimeerde].
De grieven, in onderling verband beschouwd, falen.
Ten overvloede merkt het hof op dat de overeenkomst tussen [geïntimeerde] Beheer en [appellant] zag op de verkoop van de aandelen Ascom Beheer en Ascom Holding en het uiteindelijk niet die aandelen zijn, die aan CompuGroup zijn verkocht, maar de aandelen in [geïntimeerde] Beheer.
4.4.8. Nu alle grieven falen, zal het beroepen vonnis worden bekrachtigd, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep.