ECLI:NL:GHSHE:2013:3984

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 september 2013
Publicatiedatum
3 september 2013
Zaaknummer
20-004845-11
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een personenauto op een terras

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De verdachte is beschuldigd van poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd, door met zijn personenauto achteruit in te rijden op een groep personen die zich op een terras bij een café bevond. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist, namelijk 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaren.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 augustus 2011, na een ruzie in het café, met zijn auto achteruit het terras opreed, waarbij hij [benadeelde partij] raakte en [slachtoffer] bijna aanreed. De verdachte had alcohol gedronken en was onder invloed van drugs. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen aan de personen op het terras, en dat hij zich bewust was van de risico's van zijn handelen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde bewezen verklaard.

De uiteindelijke straf die het hof heeft opgelegd, bestaat uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, een taakstraf van 240 uren, en ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaren. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van €250 te betalen aan de benadeelde partij. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van €1.100,00 gedeeltelijk toegewezen, waarbij het overige deel niet-ontvankelijk is verklaard. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-004845-11
Uitspraak : 3 september 2013
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 22 december 2011 in de strafzaak met parketnummer 01-825441-11 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van poging tot zware mishandeling veroordeeld tot:
  • een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering;
  • ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 179 lid 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Voorts heeft de eerste rechter beslist over schadevergoeding voor de benadeelde partij [benadeelde partij].
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:
  • de verdachte zal vrijspreken van het primair ten laste gelegde;
  • de verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde (poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad) zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering, alsmede tot ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 179 lid 6 van de Wegenverkeerswet 1994;
  • aan de verdachte zal opleggen de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht tot een bedrag van € 1.100,00 subsidiair 22 dagen hechtenis;
  • de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] zal toewijzen tot een bedrag van € 1.100,00.
De verdediging heeft:
  • primair bepleit dat de verdachte van de gehele tenlastelegging dient te worden vrijgesproken en dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard;
  • subsidiair -voor het geval het hof toch tot enige bewezenverklaring zou komen- dat zal worden volstaan met oplegging van een werkstraf en zich met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 06 augustus 2011 te Veldhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade zich op het terras van [café] bevindende perso(o)n(en), onder wie [aangever] en/of [slachtoffer] en/of [benadeelde partij], van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een door hem, verdachte, bestuurde (personen)auto achteruit rijdend met hoge snelheid, althans met aanmerkelijke snelheid, in elk geval met een te hoge snelheid gelet op de situatie ter plaatse, op voornoemde perso(o)n(en) is ingereden, althans in de richting van voornoemde perso(o)n(en) is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
subsidiair
hij op of omstreeks 06 augustus 2011 te Veldhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zich op het terras van [café] bevindende perso(o)n(en), onder wie [aangever] en/of [slachtoffer] en/of [benadeelde partij], opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een door hem, verdachte, bestuurde (personen)auto achteruit rijdend met hoge snelheid, althans met aanmerkelijke snelheid, in elk geval met een te hoge snelheid gelet op de situatie ter plaatse, op voornoemde perso(o)n(en) is ingereden, althans in de richting van voornoemde perso(o)n(en) is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet kan worden opgemaakt dat er bij verdachte sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op de dood van één meer van de in de tenlastelegging vermelde personen, zodat de verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Partiële vrijspraak
De advocaat-generaal heeft tot bewezenverklaring van de onder subsidiair ten laste gelegde voorbedachte raad gerequireerd.
Met de verdediging is het hof echter van oordeel dat op grond van de inhoud van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet kan worden uitgesloten dat de verdachte het feit heeft begaan in een opwelling, zodat niet overtuigend kan worden vastgesteld dat hij na kalm beraad en rustig overleg met zijn personenauto op de in de tenlastelegging vermelde personen is ingereden.
Bijgevolg dient de verdachte in zoverre van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 augustus 2011 te Veldhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zich op het terras van [café] bevindende personen, onder wie [slachtoffer] en [benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto, achteruit rijdend met aanmerkelijke snelheid, in elk geval met een te hoge snelheid, gelet op de situatie ter plaatse, op voornoemde personen is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
I.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk met zijn personenauto is ingereden op de in de tenlastelegging vermelde personen.
Daartoe is aangevoerd -kort en zakelijk weergegeven- dat de verdachte niet bewust maar per ongeluk achteruit is ingereden op voormelde personen die zich op het onderhavige terras bevonden, toen hij, als gevolg van paniek en hectiek, per ongeluk de “versnellingspook” van zijn auto in plaats van in de vooruitstand (D-stand), in de achteruitstand (R-stand) heeft gezet op het moment dat hij van het terras weg wilde rijden. Ter adstructie van zijn betoog heeft de raadsman ter terechtzitting van het hof van 20 augustus 2013 een door hemzelf vervaardigd filmpje doen tonen, waarin de werking van een soortgelijk schakelsysteem als destijds in de auto van de verdachte aanwezig was (een zogeheten “Tiptronic” systeem) is gedemonstreerd.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen komt het volgende naar voren.
Op 6 augustus 2011 waren verdachte en zijn vriend [betrokkene 3] aanwezig in het [café] gelegen aan de [straat] te Veldhoven. Verdachte had die avond meerdere glazen alcoholhoudende drank gedronken en was volgens zijn verklaring, zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 20 augustus 2013, aangeschoten. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg op 8 december 2011 verklaard dat hij een paar hijsen van een joint had genomen.
De verdachte kreeg vervolgens ter plaatse ruzie met een aantal andere gasten in het café. Daarbij heeft de verdachte een barkruk tegen cafébezoeker [betrokkene 1] gegooid. [betrokkene 2] wilde daarop de verdachte aanvliegen waarop de verdachte en [betrokkene 3] door onder meer de uitbater [aangever] naar buiten zijn gevoerd. [betrokkene 2] rende vervolgens vanuit het café naar buiten. Hij was kwaad op verdachte. [slachtoffer], [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij]), de moeder van [betrokkene 2] en [getuige 1] waren ook buiten. Er ontstond daar wederom een ruzieachtige sfeer. [betrokkene 2] werd ervan weerhouden verdachte aan te vliegen.
Verdachte is vervolgens in zijn personenauto (merk BMW, type 525, met automatische versnelling (Tiptronic) en met -volgens opgave van de verdediging- een massa van 1725 kilogram, gestapt die stond geparkeerd op de Zittardsestraat, aan de zijkant van het café. [betrokkene 3] zat op dat moment op de bijrijderstoel. Verdachte reed vervolgens achteruit over de Zittardsestraat in de richting van de [straat]. Daarna heeft verdachte, zoals hij zelf heeft verklaard, met een lompe beweging en uit kwaaiigheid zijn auto gekeerd, met de achterkant in de richting van het terras, dat voor het café was gelegen en waar voornoemde cafébezoekers zich nog steeds bevonden. Hierdoor stond de auto dwars op de weg, met de achterkant dwars op/tegen de trottoirband. De verdachte is vervolgens uit zijn auto gestapt en heeft verbaal de confrontatie gezocht met de ter plaatse aanwezigen, waarbij over en weer werd geschreeuwd en gescholden. Verdachte heeft bij de rechter-commissaris op 25 augustus 2011 verklaard dat de mensen waarmee hij ruzie had op de auto sloegen en dat hij daarom wist dat er mensen bij zijn auto stonden.
Verdachte is vervolgens opnieuw in zijn auto gestapt, waarop de auto achteruit het terras op is gereden. Daarbij werd [benadeelde partij] door de auto aangereden en op zijn been/knie geraakt en moest [slachtoffer] opzij springen om niet door de auto te worden geraakt. Vervolgens reed verdachte weg van het terras door vooruit de [straat] in te rijden.
De aangever [aangever] heeft op 6 augustus 2011 bij de politie (zie p. 73-80 van het proces-verbaal van Regiopolitie Brabant Zuid-oost, afdeling Veldhoven, registratienr. 2011116329) verklaard -zakelijk weergegeven- dat:
  • hij zag dat de verdachte zijn auto achteruit voor het café tot stilstand bracht en uitstapte;
  • de verdachte vervolgens weer de confrontatie met hem zocht en probeerde een terrasstoel op te pakken en deze dreigend boven zijn, verdachtes, hoofd hield;
- de verdachte vervolgens, na de stoel te hebben neergezet, weer in zijn auto stapte;
- hij zag dat de verdachte de auto eerst een klein stukje vooruit reed en daarop in zijn achteruit zette. Hij zag dat het achteruitrijlicht van de auto ging branden;
- hij zag dat de verdachte zijn auto versnelde en het terras opreed en dat hij achteruit op de op het terras aanwezig groep mensen inreed.
De aangever [slachtoffer] heeft op 15 augustus 2011 bij de politie (zie p. 81-87 van voornoemd proces-verbaal van politie) verklaard -zakelijk weergegeven- dat:
  • hij zag de verdachte met een vloeiende beweging achteruit reed en vervolgens de auto van de verdachte achterwaarts, dwars op het trottoir werd geplaatst, tegen het terras aan;
  • hij zag dat de auto even bleef stilstaan;
  • hij vervolgens zag dat de auto een klein stukje vooruit reed;
  • de verdachte vervolgens de auto in zijn achteruit zette om daarop vol gas achteruit op de aanwezigen in te rijden en hij daarop ternauwernood zelf nog kon wegspringen.
De aangever [benadeelde partij] heeft op 24 augustus 2011 bij de politie (zie p. 88-96 van voornoemd proces-verbaal van politie) verklaard -zakelijk weergegeven- dat:
  • hij zag dat de auto van de verdachte parallel naast het terras stond;
  • de verdachte uitstapte en vervolgens “stampij” maakte;
  • de verdachte weer in zijn auto stapte;
  • hij zag dat de verdachte achteruit stuurde en daarbij zo stuurde dat hij dwars (rechts naar achteren) het terras opreed;
  • zij op dat moment nog opzij konden stappen omdat het met relatief lage snelheid ging;
  • hij vervolgens zag dat de auto 3 tot 4 meter vooruit reed met een snelheid van ongeveer 20 km/h;
  • hij zag dat de verdachte vervolgens remde;
  • hij toen aan het achteruitrijlicht van de auto zag dat de verdachte toen zijn auto weer in zijn achteruit zette;
  • hij vervolgens zag dat de verdachte met een flinke snelheid van ongeveer 25 km/h op hemzelf en de andere aanwezigen inreed;
  • hij niet weg kon komen omdat de verdachte hard reed en het terras goed vol stond door de tafels en stoelen die daar stonden;
  • hij vervolgens zag en voelde dat hij de rechter achterzijde van de auto tegen zijn rechterknie aanreed;
  • hij kon voorkomen dat hij onder de auto terechtkwam door zich tegen de auto af te zetten.
De getuige [getuige 1] heeft op 15 augustus 2011 bij de politie (zie p. 103-107 van voornoemd proces-verbaal van politie) verklaard -zakelijk weergegeven- dat:
  • hij zag dat de verdachte zijn auto dwars tegen de trottoirband van het terras plaatste;
  • de voorzijde van de auto in de richting van het pleintje wees;
  • de verdachte vervolgens uit zijn auto stapte;
  • dat de verdachte opgefokt was en weer in stapte;
  • dat de verdachte de auto een meter of 2 à 3 naar voren reed;
  • dat hij zag dat de auto daarop in zijn achteruit werd gezet en met een vlot tempo het terras opreed.
Getuige [getuige 1] heeft bij gelegenheid van zijn verhoor door de raadsheer-commissaris in dit gerechtshof, d.d. 10 januari 2013, verklaard -zakelijk weergegeven- dat:
  • hij zag dat de verdachte zijn auto achteruit tegen de trottoirband zette;
  • er veel mensen op het terras aanwezig waren en die mensen kort bij (het hof begrijpt: dicht bij) de auto stonden;
  • hij vervolgens zag dat de verdachte fel vooruit reed en weer snel achteruit reed met de auto het terras op en hij geen remlichten heeft gezien.
De getuige [getuige 2] heeft op 31 augustus 2011 bij de politie (zie p. 108-112 van voornoemd proces-verbaal van politie) verklaard -zakelijk weergegeven- dat:
  • zij zag dat de verdachte achteruit het terras opreed en vervolgens een paar meter vooruit reed;
  • de verdachte vervolgens met een flinke snelheid het terras opreed.
De verdachte heeft bij gelegenheid van zijn voorgeleiding voor de rechter-commissaris in de rechtbank ’s-Hertogenbosch d.d. 25 augustus 2011 verklaard -zakelijk weergegeven- dat:
  • er op die avond een ruzie in een café was geweest;
  • hij vervolgens is weggereden met zijn auto;
  • hij in eerste instantie achteruit is gereden, omdat hij moest draaien om weg te komen;
  • hij dit uit kwaaiigheid heeft gedaan en hij met zijn achterbanden op het terras terecht kwam;
  • de mensen waar hij ruzie mee had vervolgens op zijn auto sloegen;
  • hij vervolgens achteruit reed;
  • hij wist dat er mensen bij zijn auto stonden, omdat er mensen op zijn auto hadden geslagen;
  • hij roekeloos is omgegaan met het keren van zijn auto.
Uit het door de verdediging ter terechtzitting van het hof van 20 augustus 2013 getoonde filmpje heeft het hof waargenomen dat:
  • de bediening van het versnellingssysteem (Tiptronic), zoals dat -volgens opgave van de verdediging- ten tijde van de onderhavige gebeurtenissen in de auto van de verdachte aanwezig was, bestaat uit een zich aan de rechterkant van de bestuurder bevindende pook die naar voren en naar achteren kan worden bewogen;
  • zich bovenop die pook een knop bevindt, die -als hij wordt ingedrukt- ervoor zorgt dat de auto in de P(arkeer)-stand komt te staan en die, als hij dan weer wordt ingedrukt, de auto van de parkeerstand afhaalt en in de N-stand brengt;
  • zich aan de linker zijkant van de pook eveneens een knop bevindt, die -als hij wordt ingedrukt- ervoor zorgt dat de pook naar voren kan worden bewogen, de R-stand in. Alleen als de pook in die combinatie -knop aan linker zijkant van de pook en de pook naar voren bewegen- wordt bediend, komt de auto in de achteruitrijstand;
  • de pook in drie standen kan worden gezet: D(rive) (vooruitrijstand), N(eutral) (in zijn “vrij” stand) en R(everse) (achteruitrijstand);
  • de N-stand de middelste stand is;
  • de bestuurder, om de pook vanuit de N-stand naar de D-stand te krijgen, de pook naar zich toe dient te bewegen;
  • de bestuurder, om de pook vanuit de N-stand naar de R-stand te krijgen, de knop aan linkerkant van de pook moet indrukken en vervolgens de pook naar voren moet bewegen;
  • voor alle bewegingen van de pook naar voren om in de achteruitrijstand te geraken, de bestuurder diezelfde knop moet indrukken;
  • voor alle bewegingen van de pook naar achteren, de bestuurder alleen de pook naar zich toe hoeft te bewegen.
Ter terechtzitting van de rechtbank op 8 december 2011 heeft de verdachte verklaard dat hij een paar hijsen van een joint had genomen.
Ter terechtzitting van het hof van 20 augustus 2013 heeft de verdachte verklaard dat:
  • hij op die avond meerdere alcoholhoudende consumpties, waaronder Bacardi-cola, tot zich heeft genomen en aangeschoten was;
  • hij zijn auto op die avond van de P-stand heeft afgezet en vervolgens in zijn achteruit heeft gezet;
  • het waarschijnlijk is dat hij daarvoor de knop aan de zijkant van de pook heeft ingedrukt;
  • hij kort daarvoor van uit de straat waar de auto geparkeerd stond met zijn auto achteruit is gereden naar de voorkant van het terras toe;
  • het klopt dat dat lomp ging;
  • hij zijn auto daarbij in een vloeiende beweging achteruit, met de wielen het terras opreed;
  • hij vervolgens is uitgestapt en de confrontatie is aangegaan met de groep die op het terras stond;
  • er vervolgens over en weer werd gescholden en geschreeuwd;
  • de achterkant van de auto met de achterwielen op de stoep stond;
  • hij toen weer in zijn auto is gestapt en weg wilde rijden;
  • zijn auto toen stilstond en hij een handeling moest verrichten om de auto in beweging te krijgen;
  • de auto, op het moment dat hij instapte, in de P-stand stond;
  • hij vervolgens de knop (het hof begrijpt: de knop bovenop de pook) indrukte en dat de auto dan automatisch op de Neutraal-stand komt;
  • als je de P indrukt, de handrem eraf gaat.
  • zijn auto, een BMW 525, een sportieve auto was met een sportieve rijstijl door de Tiptronic pook;
  • hij die auto speciaal voor zichzelf had aangeschaft omdat hij hem mooi vond;
  • hij de auto ongeveer 9 maanden in bezit had en hij er iedere dag inreed;
  • hij aan de auto gewend was;
  • zijn compagnon een dergelijke auto al eerder had aangeschaft en dat verdachte al voordat hij de auto zelf aanschafte wist dat de versnellingspook met kleine bewegingen te bedienen was en dat verdachte zo’n auto ook voor zichzelf wilde.
Uit het vorenstaande, een en ander in onderling verband en samenhang bezien, leidt het hof af dat:
  • de verdachte ten tijde van de onderhavige gebeurtenissen onder invloed was van alcohol en drugs;
  • de verdachte, nadat hij ruzie had gekregen met een aantal cafébezoekers en één van hen agressief had bejegend door een barkruk tegen hem aan te gooien, uit het café is gezet en vervolgens, terwijl hij kennelijk kwaad (opgefokt) was, zijn in de zijstraat ten op zichte van het café geparkeerde personenauto van het merk BMW, type 525, met een massa van 1725 kilogram (leeg voertuig), is gaan halen;
  • hij in zijn auto is gestapt en vervolgens achteruit heeft gereden en uit kwaaiigheid en op lompe wijze met de achterwielen op/tegen het trottoir voor het terras, waar zich degenen met wie hij ruzie had bevonden, tot stilstand heeft gebracht;
  • de verdachte vervolgens (kennelijk) het versnellingssysteem van zijn auto in de P-stand heeft gezet, is uitgestapt en de verbale confrontatie met de personen die zich op het terras bevonden heeft gezocht;
  • een aantal van deze personen vervolgens tegen de achterkant van de auto begon te slaan, waarop de verdachte weer in zijn auto is gestapt;
  • de verdachte vervolgens kennelijk het versnellingssysteem van de auto in de D-stand heeft gezet, waarvoor hij de pook van het versnellingssysteem achteruit heeft moeten bewegen (zoals hierboven omschreven), en de auto een stukje naar voren heeft gereden;
  • de verdachte vervolgens de auto tot stilstand heeft gebracht kennelijk nadat hij de pook in de N-stand had gezet (eveneens als hierboven omschreven);
  • de verdachte vervolgens kennelijk de knop aan de zijkant van de pook heeft ingedrukt en deze naar voren heeft bewogen en in de R-stand heeft gezet (zoals hierboven omschreven);
  • vervolgens met zijn auto met aanmerkelijke snelheid, in elk geval met een te hoge snelheid, gelet op de situatie ter plaatse, achteruit is gereden en is ingereden op de getuigen [slachtoffer] en [benadeelde partij].
Het hof acht het, gelet op het vorenstaande, onaannemelijk dat de verdachte zijn auto per ongeluk in de R-stand heeft gezet, in het bijzonder gelet op de omstandigheden dat:
  • hij reeds negen maanden dagelijks in de auto, die hij uitdrukkelijk mede op grond van zijn sportieve rijstijl en de Tiptronic pook had aangeschaft, had gereden;
  • hij aan de auto en de bediening ervan was gewend;
  • hij, kort voordat hij naar achteren reed in de richting van voormelde personen, zijn auto eerst nog naar voren heeft gereden waarvoor hij de pook van het versnellingssysteem naar achteren heeft moeten bewegen;
  • hij vervolgens het versnellingssysteem vanuit de D-stand (vooruit) in de R-stand (achteruit) heeft gezet, waarvoor hij de knop aan de zijkant van de pook heeft moeten indrukken en de pook naar voren heeft moeten bewegen, hetgeen handelingen betreffen die tegengesteld zijn aan de handelingen om de auto in de vooruitrijdende stand te laten en die derhalve een zekere mate van bewustzijn bij de verdachte hebben vereist en waarvan, onder de gegeven omstandigheden, redelijkerwijs kan worden uitgesloten dat die abusievelijk zijn verricht, zeker nu verdachte zo vertrouwd was met de bediening van zijn auto.
Voor de stelling van de verdediging dat de auto van de verdachte, voordat deze naar achteren reed, niet door de verdachte bewust naar voren is gereden maar naar voren is gerold doordat het trottoir schuin afliep, zijn uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gekomen, zodat deze stelling niet aannemelijk is geworden en terzijde wordt geschoven.
Uit dit één ander trekt het hof de conclusie dat de verdachte, voordat hij met zijn auto naar achteren is gereden, bewust met zijn auto naar voren is gereden. In het bijzonder heeft het hof acht geslagen op de hierboven weergegeven verklaringen van [benadeelde partij] en [getuige 1] waaruit naar voren komt dat de auto niet voren is gerold, maar met een snelheid van 20 kilometer per uur, respectievelijk fel, vooruit reed. In dat geval kan het niet anders zijn dan dat de verdachte, gezien al hetgeen hiervoor is overwogen, vervolgens ook met zijn auto bewust naar achteren, in de richting van de zich op het terras bevindende groep personen, waarvan hij wist dat die zich op korte afstand van zijn auto bevonden, is gereden.
Bijgevolg is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk op de in tenlastelegging vermelde personen is ingereden en wordt het verweer verworpen.
II.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde, omdat, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er een aanmerkelijke kans bestond dat één of meer van de op het terras aanwezige personen door de handelwijze van de verdachte zwaar lichamelijk letsel zou bekomen en evenmin dat verdachte deze kans, voor zover al aanwezig, heeft aanvaard.
Daartoe is aangevoerd -kort en zakelijk weergegeven- dat:
  • de snelheid waarmee het voertuig het terras opreed te laag was om lichamelijk letsel bij voormelde personen te veroorzaken en bovendien het voertuig te bot/stomp van vorm was om tot dergelijk letsel te kunnen leiden;
  • er geen sprake is van een aanzienlijke snelheid van de auto, aangezien er, in het bijzonder gelet op het hoge gewicht van de auto en de korte afstand die deze heeft afgelegd, te weten: maximaal 4 à 5 meter, niet harder dan met een snelheid van 5 km/u per uur achteruit kan zijn gereden.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de hiervoor weergegeven getuigenverklaringen, bezien in samenhang met de overige gebezigde bewijsmiddelen, leidt het hof af dat de snelheid waarmee de verdachte zijn auto achteruit het onderhavige terras heeft opgereden, onder de gegeven omstandigheden, tenminste aanmerkelijk te noemen is, dan wel in elk geval te hoog is geweest, gelet op de situatie ter plaatse.
Immers heeft [aangever] verklaard dat verdachte zijn auto heeft versneld, heeft [slachtoffer] verklaard dat de verdachte vol gas achteruit reed, heeft [benadeelde partij] verklaard dat de auto van verdachte met een flinke snelheid van ongeveer vijfentwintig kilometer per uur achteruit reed en heeft getuige [getuige 1] verklaard dat het achteruit rijden met een vlot tempo ging.
Door met een aanmerkelijke snelheid, althans met een, gelet op de situatie ter plaatse (een terras vol met personen), te hoge snelheid, in te rijden met een zware personenauto als de onderhavige op een groep personen is naar algemene ervaringsregels de kans aanmerkelijk dat een dergelijke handelwijze leidt tot zwaar lichamelijk letsel bij één of meer tot die groep behorende personen. Immers kan de betreffende auto gemakkelijk over of tegen één of meer van de ledematen van één of meer van deze personen rijden, als gevolg waarvan een getroffene eenvoudig (bijvoorbeeld) een gecompliceerde botbreuk of verbrijzeling van een bot kan oplopen. De verdachte moet daarvan, evenals ieder weldenkend mens, op de hoogte zijn geweest.
Het op bovenomschreven wijze inrijden op bedoelde groep personen kan naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op het gevolg dat een of meer van de daartoe behorende personen door de door verdachte bestuurde auto geraakt zou worden dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte naar het oordeel van het hof minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij één of meer van voormelde personen zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen, zodat zijn opzet ten minste in voorwaardelijke zin op dat gevolg gericht was.
III.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
IV.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:

Poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan -kort weergegeven- poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] en [benadeelde partij], door met zijn personenauto (achteruit) op hen in te rijden.
De eerste rechter heeft de verdachte ter zake van die feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering, alsmede tot ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen (ter zake van poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad) tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering, alsmede tot ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren.
Namens de verdachte is bepleit dat het hof zal volstaan met oplegging van een werkstraf.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat de verdachte, op de openbare weg, in de nachtelijk uren, met zijn zware personenauto, met aanmerkelijke snelheid, in elk geval met een, gelet op de situatie ter plaatse, te hoge snelheid (achteruit) is ingereden op [slachtoffer] en [benadeelde partij], die zich in het centrum van Oerle (gemeente Veldhoven) op een openbaar terras van een uitgaansgelegenheid bevonden;
  • de omstandigheid dat het hier gaat om een gewelddadig feit waardoor de rechtsorde wordt geschokt en dat in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid te weeg brengt;
  • de mate waarin door het bewezen verklaarde feit pijn en psychische schade is toegebracht aan het slachtoffer Van Loon;
  • de omstandigheid dat de slachtoffers, zoals ook bij het slachtoffer Van Loon het geval is, als gevolg van een feit als het bewezen verklaarde nog langdurig last kunnen hebben van nadelige psychische gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid, bijvoorbeeld in het uitgaansleven.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d.
3 juli 2013, waaruit blijkt dat hij meermalen door de strafrechter is veroordeeld, onder meer ter zake van geweldsdelicten (2004, 2002) en overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 (tweemaal in 2007);
- de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken, onder meer de omstandigheden dat hij als gevolg van de onderhavige zaak zijn werk als directeur van een instelling voor verslavingszorg is kwijtgeraakt en hij de zorg heeft voor een kind.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtlijn voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ter zake van het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen, niet zijnde een vuurwapen.
Genoemde oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf voor een dergelijk feit een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.
Vanwege het feit dat het hier gaat om een poging tot zware mishandeling zal het hof dit uitgangspunt, naar analogie van artikel 45, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, met één derde verlagen. Anderzijds gaat het hier om het meermalen plegen van genoemd feit, zodat het uitgangspunt, naar analogie van artikel 57, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht weer met één derde kan worden verhoogd.
Bovendien ligt, gelet op voormelde recidive van verdachte, een aanzienlijke verhoging van het uitgangspunt in de rede.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat als uitgangspunt in dit geval heeft te gelden een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.
Voormelde persoonlijke omstandigheden van de verdachte zijn voor het hof echter aanleiding om in plaats van de overwogen gevangenisstraf, te beslissen tot oplegging van de maximaal op te leggen taakstraf, bestaande uit een werkstraf. Voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren vervult, zal het hof bevelen dat aan hem vervangende hechtenis zal worden opgelegd voor de hierna te vermelden duur.
Teneinde de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking te brengen en anderzijds de strafoplegging dienstbaar te maken aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten, zal het hof bovendien een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur opleggen.
Het hof acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting termen aanwezig om naast na te melden algemene voorwaarden, daarbij voorts de navolgende, het gedrag van de verdachte betreffende, bijzondere voorwaarde te stellen.
Het hof ziet voorts, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, aanleiding, gelet op de omstandigheid dat de verdachte wordt veroordeeld wegens het meermalen plegen van (poging tot) het in artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf en de schuldige het feit heeft gepleegd met een motorrijtuig dat hij ten tijde van het feit bestuurde, de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor na te noemen duur te ontzeggen.
De tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingevorderd of ingehouden is geweest, zal op de duur van deze bijkomende straf in mindering worden gebracht.
Het verweer dat de verdachte, kort gezegd, het rijbewijs niet kan missen wordt door het hof verworpen omdat het belang van de bescherming van de verkeersveiligheid zwaarder weegt dan het belang van de verdachte bij behoud van het rijbewijs in het hieronder te bepalen tijdvak en de verdachte reeds eerder ter zake verkeersdelicten werd veroordeeld en het hof
onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid noodzakelijk acht om de
verdachte de onjuistheid van de bewezen verklaarde handelwijze te doen inzien.
Maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde partij] als gevolg van het bewezen verklaarde feit, immateriële schade heeft geleden die het hof naar billijkheid begroot op een bedrag van € 250,00.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 250,00 te betalen ten behoeve van het slachtoffer,
Vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij] heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van € 1.100,00, bestaande uit een bedrag van € 600,00 ter zake van geleden materiële schade en een bedrag van € 500,00 ter zake van geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De eerste rechter heeft de vordering toegewezen tot een bedrag van € 500,00 (ter zake van geleden immateriële schade).
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan.
Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade worden begroot op een bedrag van € 250,00.
Het hof is van oordeel dat de behandeling van de vordering voor het overige een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans niet in haar vordering worden ontvangen en kan zij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De proceskosten van de benadeelde partij worden ten laste van de verdachte gebracht, doch tot op heden begroot op nihil.
Het hof zal daarbij bepalen dat indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 179 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of ten behoeve van de vaststelling van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Steltals bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende die proeftijd zal gedragen
naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de
Reclassering Nederland, dan wel enige andere door de reclassering aan te wijzen instelling gedurende maximaal de periode van de proeftijd, zolang deze instelling dit noodzakelijk acht, met opdracht aan de Reclassering aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde.
Veroordeeltde verdachte voorts tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegtde verdachte ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Legtaan de verdachte
de verplichting opom aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij],
te betaleneen bedrag van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaartde benadeelde partij in haar vordering voor het overige
niet-ontvankelijken bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op. Aldus gewezen door
mr. M. Rutgers, voorzitter,
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. M. van Zinnen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 3 september 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.