Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
6.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 18 december 2012;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 17 april 2013
- de akte van [bewindvoerder] van 14 mei 2013 met twee producties
7.De verdere beoordeling
Omtrent een tweetal verwijten, namelijk de besteding aan tandartskosten groot € 1.950,-- en de betaling van boetes groot € 1.600,50 overwoog het hof reeds in het tussenarrest dat daarin geen tekortkomingen van de bewindvoerder [bewindvoerder] liggen besloten.
Onweersproken is door [bewindvoerder] gesteld dat [appellant] de verhuizing niet vooraf had gemeld zodat [bewindvoerder] in zoverre voor een voldongen feit was gesteld.
Op de vraag of derden (met wie [appellant] rechtstreeks handelde) wisten van het beschermingsbewind antwoordde [bewindvoerder] enkel dat de woningbouwvereniging/verhuurder daarvan niet wist. Hoe dat met de leveranciers zat, wordt niet vermeld. Het hof gaat er vanuit dat deze daarvan niet op de hoogte waren.
In de brief van 20 februari 2013 bij vraag b. lichtte [bewindvoerder] nog toe, dat het bewind in 2002 door de moeder van [appellant] was verzocht omdat de erfenis van de vader van [appellant], die was bedoeld om [een vak] te leren of een huisje in te richten, in de praktijk werd betaald om [lopende] rekeningen te betalen. Toen [appellant] in 2004 eigen woonruimte kreeg en hij en zijn moeder vroegen om gelden ter beschikking te stellen voor de inrichting van de woning was er voor [bewindvoerder] geen reden om daaraan niet tegemoet te komen. Ter comparitie voegde [bewindvoerder] daaraan toe dat de situatie waarin [appellant] nog thuis bij zijn moeder woonde onhoudbaar werd zodat het op zichzelf wonen op zich een goede oplossing was.