Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- de akte van [woonplaats] van 9 april 2013;
- de memorie van antwoord van [appellanten c.s.] in het incidenteel appel;
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak vorderde de verhuurder, wonende in de Verenigde Staten, de ontruiming van haar woning in Nederland, die sinds 1985 verhuurd was aan de appellanten, een gezin met een ernstig gehandicapte dochter. De verhuurder stelde dat zij de woning dringend nodig had voor eigen gebruik, omdat zij door financiële problemen gedwongen was terug te keren naar Nederland en haar hoogbejaarde vader in de nabijheid wilde zijn. De rechtbank had eerder de huurovereenkomst beëindigd, maar de appellanten gingen in hoger beroep tegen deze beslissing. Het hof oordeelde dat de verhuurder voldoende aannemelijk had gemaakt dat zij de woning dringend nodig had voor eigen gebruik, en dat de belangen van de verhuurder zwaarder wogen dan die van de huurders. Het hof stelde vast dat er voor de huurders andere passende woonruimte beschikbaar was en dat hun belangen niet zodanig zwaarwegend waren dat de verhuurder niet in haar eigen woning kon wonen. De ontruiming werd uiteindelijk vastgesteld op 31 augustus 2014, met afwijzing van de vordering van de verhuurder om de ontruiming zelf te bewerkstelligen. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de appellanten, die in het ongelijk waren gesteld.