ECLI:NL:GHSHE:2013:3905

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 augustus 2013
Publicatiedatum
28 augustus 2013
Zaaknummer
HD 200.106.517/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van kosten van rechtsbijstand in arbeidsrechtelijke context na fusie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Stichting Koraal Groep tegen een vonnis van de rechtbank Maastricht, waarin de rechtbank de vordering van [geïntimeerde] tot betaling van kosten van rechtsbijstand heeft toegewezen. [geïntimeerde] was van 1 mei 2002 tot 1 januari 2008 financieel directeur bij Stichting Zwerfjongeren Limburg (SZL) en is met wederzijds goedvinden uit dienst getreden. In een vaststellingsovereenkomst is afgesproken dat de werkgever zorgdraagt voor juridische bijstand en de kosten daarvan vergoedt. Koraal Groep, die na een fusie met SZL de nieuwe werkgever werd, betwistte de verplichting om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden, omdat deze kosten volgens hen enkel betrekking hadden op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en niet op de juridische bijstand in een strafzaak waarin [geïntimeerde] betrokken was.

Het hof oordeelt dat Koraal Groep wel degelijk gehouden is om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Het hof stelt vast dat de brief van Koraal Groep van 18 december 2007 een onvoorwaardelijke toezegging bevatte om de kosten te vergoeden, ongeacht de fusie. Koraal Groep kan zich niet beroepen op een misverstand of de stelling dat de toezegging afhankelijk was van het voortbestaan van SZL. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt Koraal Groep in de kosten van het beroep, vastgesteld op € 666,- aan griffierechten en € 3.474,- aan advocaatkosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.106.517/01
arrest van 27 augustus 2013
in de zaak van
Stichting Koraal Groep,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
advocaat: mr. J.H.M. Daniëls te Sittard,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.L.E. Marchal te Maastricht,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 10 juli 2012 in het hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht, sector civiel recht onder zaaknummer/rolnummer 147153/HA ZA 10-21 gewezen vonnis van 8 februari 2012 tussen appellante - Koraal Groep - als gedaagde en geïntimeerde - [geïntimeerde] - als eiser.

5 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord met producties;
- het pleidooi, waarbij Koraal Groep pleitnotities heeft overgelegd;
- de bij brief van 13 juni 2013 door Koraal Groep toegezonden producties, die Koraal Groep bij het pleidooi bij akte in het geding heeft gebracht.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

6.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

7.De beoordeling

7.1.
Tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank zijn geen grieven aangevoerd. Het hof zal daarom ook van deze feiten uitgaan en waar nodig deze nog aanvullen.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
[geïntimeerde] was van 1 mei 2002 tot 1 januari 2008 als financieel directeur werkzaam voor Stichting Zwerfjongeren Limburg (hierna te noemen SZL). Per 1 januari 2008 is [geïntimeerde] met wederzijds goedvinden uit dienst getreden. In een niet gedateerde vaststellingsovereenkomst zijn in december 2007 afspraken over de beëindiging van de dienstbetrekking vastgelegd.
Artikel 10 van de vaststellingsovereenkomst luidt:

werkgever draagt zorg voor juridische bijstand voor de medewerker en neemt de kosten hiervan voor zijn rekening;”
Bij brief van 18 december 2007 heeft Koraal Groep de definitieve tekst van de vaststellingsovereenkomst aan [geïntimeerde] toegezonden. In deze brief schrijft Koraal Groep:

Tevens delen wij u mede dat wij kennis hebben genomen van de besluitenlijst van de vergadering van de Raad van Toezicht van de Stichting Zwerfjongeren Limburg (SZL) van 21 september 2006.
Tijdens deze vergadering heeft de Raad van Toezicht besloten om de kosten voor rechtsbijstand voor de individuele verdachte werknemers, voor zover deze niet onder de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering vallen, te vergoeden.Wij zullen dit besluit respecteren en hieraan uitvoering geven en bevestigen hierdoor dat genoemde kosten, voor zover deze niet onder enige verzekering vallen, zullen worden betaald door SZL dan wel de Stichting Koraal groep.”
In de hier bedoelde besluitenlijst van SZL van 21 september 2006 (productie bij akte overlegging producties van 28 april 2010) staat onder de mededelingen onder punt 2 het volgende vermeld:
De Raad van Toezicht akkordeert het voorstel om de kosten voor rechtsbijstand voor de individuele (verdachte) medewerkers, voor zover deze niet onder de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering vallen, te betalen door de Stichting Zwerfjongeren Limburg”.
Koraal Groep heeft een drietal nota’s van mr. Marchal betreffende juridische bijstand in de strafzaak tegen [geïntimeerde] betaald en heeft de nota van 30 juni 2009 ad € 29.388,99, die met toelichtende brief op 6 juli 2009 aan Koraal Groep is toegezonden, ondanks herhaalde sommatie onbetaald gelaten.
7.2.
[geïntimeerde] heeft in rechte betaling gevorderd van deze nota, die haar oorsprong vond in de juridische bijstand die aan [geïntimeerde] in het kader van een strafzaak was verleend, alsmede betaling van buitengerechtelijke kosten. Koraal Groep heeft de verschuldigdheid van deze nota betwist en gesteld dat de vaststellingsovereenkomst geen grondslag biedt voor vergoeding van deze rechtsbijstand. Het was immers SZL, die had te gelden als werkgever van [geïntimeerde] en niet Koraal Groep, terwijl bovendien de in de vaststellingsovereenkomst genoemde kosten van juridische bijstand slechts zien op de kosten, die samenhangen met de advisering aan [geïntimeerde] met betrekking tot de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst met SZL. De opsteller van de brief van 18 december 2007 van de zijde van de Koraal Groep is er abusievelijk vanuit gegaan dat de bestuurlijke fusie van Koraal Groep met SZL een overgang van onderneming inhield, zodat slechts SZL door die overeenkomst is gebonden en niet Koraal Groep. [geïntimeerde] heeft (mogelijk) een vordering op SZL en dient daartoe (desgewenst) de curator van de inmiddels failliete SZL te benaderen. Verder heeft Koraal Groep nog betwist dat door SZL opdracht is gegeven aan mr. Marchal om [geïntimeerde] in de strafzaak bij te staan, terwijl zij verder het standpunt huldigt dat mr. Marchal ook excessief heeft gedeclareerd. Ten slotte heeft Koraal Groep gesteld dat [geïntimeerde] op grond van artikel 591a Sv aanspraak kan maken op integrale vergoeding van de kosten van mr. Marchal en dat hij daartoe uit het oogpunt van schadebeperking als bedoeld in artikel 6:101 BW ook was gehouden.
7.3.
Na een comparitie van partijen en re- en dupliek, waarbij nog producties in het geding zijn gebracht, waarop [geïntimeerde] bij akte heeft gereageerd, heeft de rechtbank de vordering van [geïntimeerde] (met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten) toegewezen. De rechtbank overwoog daartoe, kort samengevat, dat Koraal Groep dient te worden beschouwd als de overnemende onderneming (van SZL) in de zin van artikel 7:663 BW, zodat Koraal Groep moet worden aangemerkt als (nieuwe) werkgever van [geïntimeerde] en daarom gehouden is de door SZL aangegane verplichtingen jegens [geïntimeerde] na te komen. [geïntimeerde] heeft aangetoond dat er een expliciet besluit omtrent de kosten van rechtsbijstand is genomen. Uit de door [geïntimeerde] in het geding gebrachte besluitenlijst d.d. 21 september 2006 van de Raad van Toezicht van SZL blijkt dat de Raad van Toezicht het voorstel om de kosten voor rechtsbijstand voor de individuele (verdachte) werknemers door SZL te laten betalen, accordeert. Uit de brief van Koraal Groep aan [geïntimeerde] van 18 december 2007 blijkt voorts dat Koraal Groep volledig op de hoogte was van dit besluit. Het door mr. Marchal gehanteerde tarief als zijnde passend is onvoldoende weersproken. Het verwijt van Koraal Groep dat [geïntimeerde] geen beroep heeft gedaan op artikel 591a Sv wordt verworpen, omdat de schadebeperkingplicht van artikel 6:101 BW niet van toepassing is bij vorderingen tot nakoming in contractuele relaties.
Tegen deze beslissingen komt Koraal Groep op.
7.4.1.
Het hof zal uit het oogpunt van doelmatigheid eerst het onderdeel van grief III behandelen, dat zich richt op het oordeel van de rechtbank dat (ook reeds) de brief van 18 december 2007 een verplichting voor Koraal Groep jegens [geïntimeerde] in het leven roept tot betaling van de kosten in de strafprocedure (rov. 4.6. tot en met 4.8. uit het bestreden vonnis).
Koraal Groep stelt ter toelichting op de grief dat vorenbedoelde brief van de zijde van Koraal Groep niet uitblinkt door helderheid, maar dat wel duidelijk is dat de afspraak tot betaling van de kosten van de juridische bijstand in de strafzaak tegen [geïntimeerde] buiten de vaststellingsovereenkomst is gehouden. Verder heeft zij aangegeven dat de zinsnede in de brief inhoudende dat deze kosten zullen worden betaald (door SZL) “dan wel de Stichting Koraal Groep” berust op een misverstand. Met bedoeld schrijven heeft het nieuwe fusiebestuur slechts willen aangegeven dat de afspraken uit september 2006 werden bekrachtigd (door SZL).
Ten slotte heeft Koraal Groep, voor zover [geïntimeerde] deze opmerkingen terecht zou kunnen opvatten als een toezegging, daartoe het volgende opgemerkt:

Koraalgroep heeft in het schrijven van 18 december 2007 de toezegging tot betaling niet overgenomen, zij heeft hiermee enkel aangegeven zo nodig garant te staan. Daarbij geldt dat Koraalgroep in het geval van onvoorziene omstandigheden in redelijkheid niet gehouden kan worden aan die toezegging. Voor zover dan ook een garantstelling gedestilleerd kan worden uit het schrijven van 18 december 2007, geldt dat deze uiteraard bij het faillissement van SZL tegelijk met het faillissement van SZL op 9 september 2008 is geëindigd”.
7.4.2.
Het hof overweegt het volgende. Zo al mag worden aangenomen dat in de vaststellingsovereenkomst onder punt 10 uitsluitend sprake is van een toezegging om de kosten te vergoeden van juridische bijstand verbonden aan de totstandkoming van deze overeenkomst en niet van de kosten van juridische bijstand in de strafzaak van [geïntimeerde], dan geldt naar het oordeel van het hof dat in de brief van 18 december 2007 afkomstig van de manager Sociale Zaken van Koraal Groep een onvoorwaardelijke toezegging is te lezen dat deze kosten zullen worden vergoed door SZL dan wel Koraal Groep. Het beroep van Koraal Groep op een “misverstand” aan de zijde van Koraal Groep, zodat zij niet gebonden is te achten, is mede gelet op de woordkeus in deze brief onbegrijpelijk, zoal niet ongeloofwaardig. Het moge zo zijn dat de schrijver van de brief (een juriste die ook bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst was betrokken zoals bij pleidooi is gebleken) van de (volgens Koraal Groep) onjuiste veronderstelling is uitgegaan dat een bestuurlijke fusie tussen Koraal Groep enerzijds en SZL anderzijds tevens een overneming van SZL door Koraal Groep behelsde, duidelijk is ook dat dit “misverstand” in de boezem van Koraal Groep in beginsel niet voor rekening en risico komt van [geïntimeerde]. Een verschrijving is het zeker niet gelet ook op de redactie van de bij die brief tevens aangeboden vaststellingsovereenkomst, waarin diezelfde opvatting over de positie van Koraal Groep is neergelegd. Koraal Groep heeft ook geen feiten en omstandigheden aangevoerd die zouden kunnen rechtvaardigen dat [geïntimeerde] geen beroep toekomt op deze toezegging en die daarom ingevolge artikel 3:35 BW Koraal Groep bindt.
Verder overweegt het hof het volgende. Dat deze toezegging afhankelijk is van het voortbestaan van SZL en dat bij een faillissement van SZL deze toezegging haar kracht verliest, is een al even onbegrijpelijke stelling, die ook geen enkele steun vindt in door Koraal Groep gestelde feiten en omstandigheden. Niet alleen valt deze beweerdelijke “voorwaarde” niet te lezen in voornoemde brief, noch in enig ander document, maar bovendien valt niet goed in te zien wat dan nog de waarde zou zijn van een dergelijke garantstelling door Koraal Groep, indien bij de onmacht van SZL om haar verplichtingen jegens [geïntimeerde] na te komen (en dat is bij uitstek ingeval van een faillissement van SZL), Koraal Groep ook geen verplichting meer jegens [geïntimeerde] zou hebben. Voor zover Koraal Groep het faillissement als een onvoorziene omstandigheid aangemerkt wenst te zien, waardoor zij in redelijkheid niet aan deze toezegging gehouden zou kunnen worden, merkt het hof op dat deze stelling verder niet onderbouwd is, terwijl bovendien vaststaat dat SZL in financieel zwaar weer verkeerde op het moment van de bestuurlijke fusie met Koraal Groep en dat nu juist deze omstandigheid aanleiding was om SZL (financieel) een helpende hand toe te steken.
Het hier besproken onderdeel van de grief faalt daarom in alle opzichten. Of er (tevens) sprake is van een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:663 BW, zoals door de rechtbank aangenomen, kan daarbij verder buiten beschouwing blijven.
7.5.1.
Met grief IV stelt Koraal Groep een aantal deeloverwegingen van de rechtbank ter discussie. Zij stelt allereerst dat [geïntimeerde] geen opeisbare vordering op Koraal Groep heeft, omdat hij geen kosten heeft gehad noch schade heeft geleden, terwijl mr. Marchal enkel Koraal Groep en niet [geïntimeerde] op de betaling van de factuur heeft aangesproken. Voorts stelt zij dat een opdracht aan mr. Marchal ontbreekt. Daarnaast acht zij de kosten excessief en de onderliggende specificatie ongeloofwaardig. Ten slotte wijst zij erop dat [geïntimeerde] zijn schade jegens haar dient te beperken door een vordering als bedoeld in artikel 591a Sv in te dienen, omdat hij immers is vrijgesproken. Het hof zal deze stellingen achtereenvolgens behandelen.
7.5.2.
De stelling dat [geïntimeerde] geen aanspraak heeft op betaling van de factuur van mr. Marchal, omdat hij niet als schuldenaar is aan te merken, is feitelijk onjuist. De betreffende factuur is immers gericht aan en bestemd voor [geïntimeerde]. Dat mr. Marchal de betreffende factuur feitelijk toegestuurd heeft aan Koraal Groep is gelet op de toezegging door Koraal Groep om deze kosten te dragen niet meer dan begrijpelijk.
7.5.3.
De toezegging van de zijde van SZL (en Koraal Groep) om de kosten van juridische bijstand in de strafzaak van [geïntimeerde] te dragen kent niet als voorwaarde dat SZL daartoe (ook nog eens) de opdracht aan mr. Marchal diende te verstrekken. [geïntimeerde] was als cliënt immers opdrachtgever en naar het oordeel van het hof staat die opdracht genoegzaam vast. De toezegging om deze kosten te zullen dragen maakt SZL of Koraal Groep nog geen opdrachtgever.
7.5.4.
De stelling van Koraal Groep dat de kosten van mr. Marchal excessief zijn te noemen is door [geïntimeerde] zowel in de memorie van antwoord als bij pleidooi gemotiveerd weersproken. [geïntimeerde] heeft inzicht gegeven in de aard en het karakter van het gehanteerde uurtarief en de bestede tijd. Daartegenover heeft Koraal Groep geen stellingen meer betrokken, die het oordeel zouden kunnen rechtvaardigen dat [geïntimeerde] (en daarmee Koraal Groep) redelijkerwijs niet gehouden zou zijn om de door mr. Marchal gedeclareerde kosten te voldoen.
7.5.5.
De stelling dat [geïntimeerde] uit het oogpunt van schadebeperking gehouden zou zijn om een verzoek in te dienen als bedoeld in artikel 591a Sv is in het licht van de – overigens juiste - overweging van de rechtbank, dat [geïntimeerde] op grond van zijn contractuele aanspraak jegens Koraal Groep daartoe niet gehouden is, niet nader toegelicht. Voor zover Koraal Groep stelt dat [geïntimeerde] een aanspraak heeft op een vergoeding door de Staat van zijn advocaatkosten in de strafzaak, en dat daarom Koraal Groep niet gehouden is om deze kosten te betalen, merkt het hof op dat die aanspraak nog allerminst vaststaat. Weliswaar is er door [geïntimeerde] een dergelijk verzoek ingediend, doch daarop is kennelijk nog niet beslist.
7.5.6.
De conclusie dient te zijn dat ook deze grief faalt.
7.6.
De grieven I en II behoeven geen verdere bespreking bij gebrek aan belang voor het oordeel van het hof. Voor verdere bewijslevering is gezien bovenstaande overwegingen ook geen plaats meer. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd, zij het met verbetering van gronden. Koraal Groep zal worden veroordeeld in de kosten van het beroep gevallen aan de zijde van [geïntimeerde].

5.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep met verbetering van gronden;
veroordeelt Koraal Groep in de kosten van het beroep gevallen aan de zijde van
[geïntimeerde] en tot op heden vastgesteld op € 666,- aan griffierechten en € 3.474,-- aan kosten advocaat;
Dit arrest is gewezen door mrs. Chr. M. Aarts, M.J.H.A. Venner-Lijten en A.A.H. van Hoek en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 27 augustus 2013.