Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 772069 / 11-6739)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
‘Partijen komen overeen dat zij gezamenlijk zullen aanzoeken ingenieur [ingenieur] van [Boomspecialisten] Boomspecialisten B.V. (…) teneinde aan hem de volgende vragen voor te leggen:1. Kunt u aangeven of de takken van de bomen van [appellant], welke overhangen over het erf van [geïntimeerde], kunnen worden teruggesnoeid tot aan de erfgrens tussen partijen, zonder dat dit leidt tot een aantasting van de gezondheid van de bomen?2. Kunt u aangeven hoe vaak de bomen moeten worden teruggesnoeid om het onder 1 genoemde resultaat te bereiken?3. Kunt u aangeven wat de juiste periode in het jaar en de juiste wijze van snoeien is?Ten aanzien van de kosten van het onderzoek van genoemde deskundige spreken partijen af dat, wanneer dit € 1000 exclusief BTW te boven gaat, zij bij elkaar te rade gaan. De kosten van de deskundige zullen door partijen worden gedeeld.Genoemde deskundige zal door mr. Willems worden benaderd binnen zeven dagen na heden en hem zal worden verzocht zijn rapport voor 31 mei 2012 te hebben afgerond.Wanneer het deskundigenonderzoek is afgerond komen partijen terug voor voortzetting van comparitie. Mr. Willems zal hierover contact opnemen met de raadsheer-commissaris.’
- primair de bomen te verwijderen;
- subsidiair binnen twee weken na betekening van het arrest alle takken die boven zijn perceel overhangen en afkomstig zijn van de bomen te verwijderen;
- meer subsidiair binnen twee weken na betekening van het arrest de bomen zodanig terug te snoeien en gesnoeid te houden dat er geen hinder meer wordt veroorzaakt;
een en ander op verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding.
- de bomen staan er al lang en takken hangen al lang over waardoor de rechtsvordering van [geïntimeerde] tot verwijdering is verjaard; blijkens de bevindingen van de door [appellant] ingeschakelde deskundige [boomdeskundige] van 30 april 2012 zijn de conifeer, de Oostenrijkse den, de fijnspar en de douglas, die binnen twee meter vanaf de erfgrens staan, en overigens ook een berk ouder dan twintig jaar;
- het is de gewoonte in de wijk bomen binnen twee meter vanaf een erfgrens te hebben en te handhaven;
- [appellant] wil de kwestie in overleg oplossen maar dit is door de houding van [geïntimeerde] niet gelukt;
- een descente ter plaatse is zinvol om een beeld te krijgen van de gewoonte in de wijk om bomen binnen de twee meter zone te handhaven;
- [geïntimeerde] kan overhangende takken zelf verwijderen en als hij dit zoveel jaren niet heeft gedaan, dan heeft hij de vermeende hinder geaccepteerd;
- [appellant] heeft in november 2012 zijn tuin laten snoeien en vanaf dit tijdstip hangen alleen takken op een hoogte van meer dan 10 meter over;
- [appellant] is bereid in de toekomst ervoor te zorgen dat takken boven het perceel van [appellant] elk jaar worden teruggesnoeid tot het niveau waarop de takken in november 2012 zijn teruggesnoeid;
- [geïntimeerde] kan overhangende takken zelf verwijderen (artikel 5:44 BW) maar hij mag geen misbruik van zijn recht maken: hij mag geen onevenredig grote schade toebrengen aan [appellant];
- partijen hebben ter gelegenheid van de bouw van de garage van [geïntimeerde] in 2000 en 2001 de gehele situatie van alle bomen die binnen twee meter van de erfgrens staan in ogenschouw genomen en in orde bevonden, met uitzondering van twee oude berken die door [appellant] (in verband met de door [geïntimeerde] te bouwen garage) uit zijn tuin zijn verwijderd, waardoor de eventuele rechten van [geïntimeerde] zijn verwerkt;
- de gestelde hinder (harsdruppels), die wordt betwist, ontstaat niet door de bomen maar door de overhangende takken, waardoor de vordering tot verwijdering te ver gaat;
- in een lommerrijke woonwijk zoals die van partijen moeten de bewoners enigszins rekening met elkaar houden en moeten zij enige hinder (voor zover daarvan sprake is) dulden;
- [appellant] beroept zich, gelet op het voorgaande, ook op verkrijgende verjaring van een erfdienstbaarheid.
- [appellant] onderhoudt zijn tuin, anders dan de vorige bewoner [vorige eigenaar], niet goed;
- hierdoor hangen de takken vanaf enkele meters tot op grote hoogte ver over en [geïntimeerde] kan er niet bij (zodat hij die niet na waarschuwing van [appellant] zo nodig zelf kan verwijderen);
- de bomen veroorzaken hinder zoals schade aan de lak van auto’s, ontneming van licht, lucht en uitzicht, en bladval;
- veel pogingen tot overleg hebben niet geleid tot een oplossing omdat [appellant] dan wel zijn echtgenote niet voor rede vatbaar bleken;
- tijdens de comparitie na aanbrengen zijn afspraken gemaakt, de boomdeskundige [boomdeskundige] is benaderd en afspraken zijn gemaakt over diens kosten, maar van [appellant] is vervolgens niets meer vernomen over wanneer het onderzoek zou kunnen plaatsvinden, waardoor [geïntimeerde] de procedure moest voortzetten;
- de snoeiwerkzaamheden in november 2012 waren beperkt en niet voldoende, veel takken hangen nog over, er valt nog veel hars en vogelpoep en de gestelde hinder is er nog steeds;
- het is niet reëel dat [geïntimeerde] zelf actie neemt omdat hij vervolgens door [appellant] aansprakelijk zal worden gesteld voor eventuele schade zoals aangekondigd in de memorie van grieven;
- een descente is wat [geïntimeerde] betreft niet nodig omdat kan worden volstaan met de overgelegde foto’s en de gewoonte in de wijk niet relevant is;
- het gaat niet alleen om de dennenbomen;
- voor zover nodig is de verjaring (die hoogstens betrekking kan hebben op het primair gevorderde) bij brief van 14 april 2009 en daarop volgende brieven gestuit;
- van rechtsverwerking is geen sprake nu [geïntimeerde] steeds actie neemt;
- bomen groeien, zij hangen niet al twintig jaar over en daarom kon [geïntimeerde] in 1993 niet weten in wat voor situatie hij terecht zou komen;
- van verkrijgende verjaring van een erfdienstbaarheid is geen sprake en [appellant] is niet te goeder trouw.
[geïntimeerde] refereert zich aan het oordeel van het hof indien naar het oordeel van het hof een descente dient te worden gehouden of een deskundige dient te worden benoemd.
Met deze grief bestrijdt [appellant] de toewijzing van de primaire vordering tot verwijdering van de bomen.
Hierbij neemt het hof in aanmerking dat [vorige eigenaar], anders dan [geïntimeerde] heeft aangevoerd, niet alleen over sparren (door partijen coniferen genoemd, naar het hof begrijpt) heeft verklaard, maar ook heeft opgemerkt dat zij de begroeiing altijd ongemoeid heeft gelaten.
Daarom moet het ervoor worden gehouden dat de door [geïntimeerde] (in zijn productie 5 bij antwoord) genoemde bomen en struik er al waren in 1987.
De subsidiaire vordering tot verwijdering van de overhangende takken zal dan ook worden toegewezen.
Het hof verwerpt deze argumenten van [appellant].
Uit de stellingen van [appellant] kan niet worden afgeleid dat in 1993, 2000 of 2001 sprake is geweest van takken die zo ver overhingen als nu het geval is. [appellant] heeft ook geen concrete feiten gesteld waaruit volgt dat in de wijk een (rechtens bindend) gewoonterecht geldt dat overhangende takken dienen te worden getolereerd. Uit het enkele feit dat andere bewoners in de wijk mogelijk van overhangende takken geen probleem maken kan een dergelijk gewoonterecht niet worden afgeleid. De omstandigheid dat de takken in kwestie al jaren in enige mate overhangen brengt, ook bezien in het licht van de overige stellingen van [appellant], niet mee dat [geïntimeerde] zijn recht verwijdering van de overhangende takken te verlangen heeft verwerkt. Ook indien de takken zoals [appellant] stelt alleen op tien meter hoogte overhangen - en wellicht zelfs juist dan omdat het in dat geval des te moeilijker is die takken na waarschuwing zelf te verwijderen -, heeft [geïntimeerde] het recht verwijdering van de overhangende takken te verlangen. Concrete feiten waaruit volgt dat [geïntimeerde] misbruik zou maken van dit recht, zijn door [appellant] niet, althans onvoldoende, gesteld.
Het hof verwerpt dit betoog van [appellant].
De omstandigheid dat de bomen (meer dan tien jaar) oud zijn, rechtvaardigt, anders dan [appellant] stelt, niet zonder meer de conclusie dat [appellant] een erfdienstbaarheid heeft verkregen tot het hebben en houden van overhangende takken. Verder heeft [appellant] niets gesteld waaruit volgt dat hij gedurende tien jaar het bezit heeft (gehad) van de bomen met overhangende takken in de huidige staat. Bomen groeien. Uit de omstandigheid dat de takken nu overhangen kan niet worden geconcludeerd dat dit tien jaar geleden (dan wel tien jaar voordat het geschil tussen partijen in 2009 is gerezen) in dezelfde mate het geval was.
Het hof verwerpt deze grief.
Een prikkel tot nakoming van de veroordeling is nodig. Het geschil tussen partijen loopt al jaren. [appellant] heeft na de comparitie na aanbrengen geen medewerking verleend aan de uitvoering van de afspraken die tijdens de comparitie zijn gemaakt. Hij heeft niet uitgelegd dat en waarom hij deze afspraken niet heeft uitgevoerd. Hij heeft op zichzelf niet betwist dat er – na de snoeiwerkzaamheden in november 2012 – nog takken zijn die overhangen. Hij heeft niet het initiatief genomen om deze zelf te snoeien, hetgeen wel op zijn weg ligt nu de takken overhangen en [geïntimeerde] dit niet accepteert. De gevorderde dwangsom, waarvan de omvang op zichzelf niet is bestreden, zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat aan [appellant] een termijn van zes weken na betekening van dit arrest wordt gegeven om aan de veroordeling te voldoen; het hof zal, gelet op de belangen van partijen, aan de dwangsommen een maximum verbinden van € 25.000,-.
[geïntimeerde] heeft gevorderd een ‘direct opeisbare en niet voor verrekening vatbare’ dwangsom op te leggen. Het hof zal de vordering in zoverre afwijzen. [geïntimeerde] heeft niet toegelicht dat en waarom hij voldoende belang heeft bij dit onderdeel van het gevorderde. Uit de wet volgt dat verbeurde dwangsommen direct opeisbaar zijn (artikel 6:38 BW). [geïntimeerde] heeft niets gesteld dat een afwijking van de gewone regels over verrekening rechtvaardigt. In art. 611a lid 3 Rv is voorts bepaald dat een dwangsom niet kan worden verbeurd vóór de betekening van de uitspraak waarbij zij is vastgesteld.
Het hof verwerpt deze grief. Nu de grief over de toewijzing van de primaire vordering slaagt en de subsidiaire vordering van [geïntimeerde] alsnog wordt toegewezen, heeft te gelden dat partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld. Het hof zal de proceskosten compenseren als na te melden.
Nu het voorwaardelijk incidenteel appel niet meer inhoudt dan een (nader) verweer dat [geïntimeerde], die in eerste aanleg het gelijk aan zijn zijde had, in hoger beroep zonder meer had kunnen voeren en waarvoor hij geen incidenteel appel behoefde in te stellen, kan een kostenveroordeling in voorwaardelijk incidenteel appel achterwege blijven.