In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om de vraag of er sprake was van een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de gevolgen daarvan voor de pensioenpremies van de werknemer, [appellant]. De appellant had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met Stichting Dienstverlening Eeckenrhode (SDE) en was werkzaam voor de Vereniging van Eigenaars 'Eeckenrhode' (VvEE). Na de opzegging van de overeenkomst tussen VvEE en VVSD, die de collectieve diensten aan de VvEE verleende, werd de appellant geconfronteerd met een aanbod van de VvEE voor een arbeidsovereenkomst onder slechtere voorwaarden. De appellant weigerde dit aanbod en stelde dat er sprake was van een overgang van onderneming, waardoor zijn rechten en verplichtingen van rechtswege overgingen naar de VvEE.
Het hof oordeelde dat er inderdaad sprake was van een overgang van onderneming, omdat de VvEE de activiteiten van SDE had overgenomen en de voormalige werknemers van SDE, met uitzondering van de appellant, in dienst had genomen. Het hof concludeerde dat de appellant van rechtswege in dienst was gekomen bij de VvEE op 1 december 2009, ondanks zijn weigering om de arbeidsovereenkomst onder de nieuwe voorwaarden aan te nemen. Het hof benadrukte dat de bescherming van werknemers bij een overgang van onderneming essentieel is en dat de appellant niet ondubbelzinnig afstand had gedaan van zijn rechten.
De vordering van de appellant om de VvEE te verplichten pensioenpremies af te dragen werd toegewezen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de VvEE om de appellant aan te melden bij de pensioenuitvoerder Aegon met terugwerkende kracht en de volledige pensioenpremie te betalen over de periode van 1 december 2008 tot 1 januari 2010. Tevens werd de VvEE veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.