ECLI:NL:GHSHE:2013:3710

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 augustus 2013
Publicatiedatum
13 augustus 2013
Zaaknummer
HD 200.096.453/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na aanvaring tussen schepen in Vlissingen-Oost

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep van de vennootschap naar Duits recht, Vereinigte Schiffs-Versicherung V.A.G. (hierna: VSV), tegen de vennootschap naar Belgisch recht [scheepseigenaar] BVBA (hierna: [geïntimeerde]). De zaak is ontstaan na een aanvaring tussen twee schepen voor de afmeersteigers van de Bijleveldhaven in Vlissingen-Oost, waarbij VSV schadevergoeding vorderde op basis van artikel 6.14 van het Binnenvaartpolitiereglement. De rechtbank Middelburg had eerder in deze zaak een vonnis gewezen op 17 augustus 2011, waartegen VSV in hoger beroep ging.

Tijdens de procedure heeft VSV de bewijslast met betrekking tot de omvang van de schade, specifiek de verletschade, op zich genomen. VSV heeft een accountantsverklaring overgelegd van [accountant] Finanzdienstleistungen e.K. van 10 september 2010, waarover [geïntimeerde] commentaar heeft geleverd. Het hof heeft VSV in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit commentaar, maar VSV heeft deze kans niet tijdig benut. Desondanks heeft het hof geoordeeld dat beide partijen voldoende gelegenheid hebben gehad om hun standpunten en producties te presenteren.

Het hof heeft vastgesteld dat de rapportage van [accountant] voldoende bewijs levert voor de hoogte van de schadeposten, waaronder cascoschade en expertisekosten. Het hof heeft de vordering van VSV toegewezen en het vonnis van de rechtbank vernietigd. [geïntimeerde] is veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 27.422,83, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Tevens is [geïntimeerde] in de proceskosten veroordeeld, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. Het arrest is uitgesproken op 13 augustus 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.096.453/01
arrest van 13 augustus 2013
in de zaak van
de vennootschap naar Duits recht Vereinigte Schiffs-Versicherung V.A.G.,
gevestigd te [vestigingsplaats], Duitsland,
appellante,
verder te noemen: VSV,
advocaat: mr. J.C. van Zuethem,
tegen:
de vennootschap naar Belgisch recht [scheepseigenaar] BVBA,
gevestigd te [vestigingsplaats], België,
geïntimeerde,
verder te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,
als vervolg op de tussenarresten van dit hof van 6 november 2012 en 19 maart 2013 in het hoger beroep van het door de rechtbank Middelburg onder zaak-/rolnummer 75246/HA ZA 10-474 gewezen vonnis van 17 augustus 2011 tussen VSV als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.

9.Het verdere verloop van het geding

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 19 maart 2013;
  • de antwoordakte van [geïntimeerde];
  • het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd;
  • de akte van VSV met een productie (nr. 12) die bij het pleidooi in het geding is gebracht.
Partijen hebben arrest gevraagd.

10.De verdere beoordeling

10.1
Op VSV rust de bewijslast met betrekking tot de omvang van de schade; in dit stadium gaat het enkel nog om de verletschade. VSV heeft ook (zie r.o. 4.16 tussenarrest 6 november 2012, voorlaatste volzin) dat bewijs aangeboden door het overleggen van een accountantsverklaring, waartoe zij werd toegelaten. Zij heeft vervolgens een verklaring van [accountant] Finanzdienstleistungen e.K. van 10 september 2010 (hierna: [accountant]) overgelegd, waarop [geïntimeerde] commentaar heeft geuit.
Bij tussenarrest van 19 maart 2013 heeft het hof VSV in de gelegenheid gesteld te reageren op het commentaar van [geïntimeerde] op het rapport van [accountant]. VSV heeft van deze gelegenheid niet tijdig gebruik gemaakt. Alleen [geïntimeerde] heeft een akte na tussenarrest genomen.
Op verzoek van VSV heeft daarop pleidooi plaatsgevonden. VSV heeft hierbij een nadere toelichting van [accountant] van 19 april 2013 overgelegd. Aan de procedurele bezwaren van [geïntimeerde] over deze gang van zaken en over het overleggen van stukken in de Duitse taal zonder vertaling gaat het hof voorbij, aangezien deze niet voldoende zwaarwegend zijn om een of meer processtukken of producties buiten beschouwing te laten. Partijen hebben over en weer voldoende gelegenheid gekregen en benut om op elkaars standpunten en producties te reageren, terwijl [geïntimeerde] bij conclusie van antwoord in eerste aanleg zelf ook producties in de Duitse taal zonder vertaling heeft overgelegd.
10.2
Beide partijen noemen de rapportage van [accountant] van 10 september 2010 het accountantsrapport, hoewel uit die rapportage niet blijkt dat deze is opgesteld door een functionaris die is gelijk te stellen met een Nederlandse accountant. Wat daar ook van zij, gesteld noch gebleken is dat de door VSV ingeschakelde deskundige niet gekwalificeerd is om de verletkosten op adequate wijze te berekenen en daartoe de onderliggende bescheiden te controleren.
10.3
Zoals in het tussenarrest van 19 maart 2013 onder 7.4 aangegeven, is het bezwaar van [geïntimeerde] tegen het overgelegde rapport dat zij de conclusies daarvan bij gebreke van de onderliggende overeenkomsten en/of bescheiden niet kan controleren en dat ook andere kosten afgetrokken moeten worden dan in het rapport wordt gedaan. Op zich is het juist dat [geïntimeerde] niet de onderliggende stukken kan controleren omdat die niet beschikbaar zijn. Het beschikbaar stellen daarvan acht het hof evenwel in dit geval een eis die redelijkerwijze niet kan worden gesteld. Voor de berekening van een schade als waarvan hier sprake is, is het inschakelen van een deskundige een voor de hand liggende werkwijze. Het hof ziet in hetgeen [geïntimeerde] naar voren heeft gebracht geen grond om te veronderstellen dat de door VSV ingeschakelde deskundige zijn opdracht niet correct heeft uitgevoerd of een onjuiste berekeningsmethode heeft toegepast. Wat betreft de periode die daarbij is bezien, acht het hof de verklaring van VSV (inhoudende dat uitgegaan is van volle maanden) steekhoudend en de periode in overeenstemming met het uitgangspunt van het hof als verwoord in het tussenarrest van 6 november 2012 onder 4.16. De kanttekeningen die door [geïntimeerde] zijn gemaakt met betrekking tot haven- en sluisgeld, smeerolie en personeelskosten acht het hof voldoende ondervangen door de nadere toelichting van de deskundige over de wijze waarop hij met die posten is omgegaan. Het hof neemt hierbij verder in aanmerking dat [geïntimeerde], zoals bij het pleidooi is gebleken, erkent dat sprake is geweest van verletkosten maar zelf geen enkele indicatie kan geven welk bedrag daarvoor wel in aanmerking zou komen. In ieder geval is gesteld noch gebleken dat de door VSV opgevoerde post, afgezet tegen bijvoorbeeld wat er in de branche in dit soort gevallen gebruikelijk is, buitensporig of onverklaarbaar hoog zou zijn.
10.4
Zoals overwogen rust de bewijslast ten aanzien van de omvang van de verletschade op VSV. Naar 's hofs oordeel is met het rapport van [accountant] de omvang van deze schadepost voldoende komen vast te staan. Hetgeen [geïntimeerde] heeft aangevoerd is niet voldoende om het in het rapport van [accountant] besloten liggende bewijs te ontkrachten. Het hof acht derhalve voldoende bewijs geleverd van de hoogte van deze schadepost. Dit betekent dat aan schadeposten toewijsbaar is:
cascoschade: €   9.918,=
expertisekosten: €  2.457,=
tijdverlet 7 dagen:
€ 15.047,83
totaal € 27.422,83
10.5
Nu met het voorgaande ook over het laatste nog resterende geschilpunt is beslist, komt het hof tot de conclusie dat het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd en dat de vordering van VSV, zoals verminderd bij akte na tussenarrest en zonder de daarin opgenomen vermeerdering van eis, wordt toegewezen met veroordeling van [geïntimeerde] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van beide instanties. Wat betreft de kosten in hoger beroep houdt het hof rekening met het gegeven dat VSV na het tussenarrest van 19 maart 2013 met een akte had kunnen volstaan.

11.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] om aan VSV tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het bedrag van € 27.422,83, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2010 tot aan de dag der voldoening, alsmede vermeerderd met de buitengerechtelijke kosten ad € 1.158,= en de kosten voor de verzoekschriftprocedure (voorlopig getuigenverhoor) ad € 719,=;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van VSV begroot op de volgende bedragen in eerste aanleg:
€ 87,93 aan kosten dagvaarding, € 580,= aan vast recht en € 1.738,= aan salaris advocaat,
en op de volgende bedragen in hoger beroep:
€ 211,31 aan kosten dagvaarding, € 1.769,= aan vast recht en € 2.316,= aan salaris advocaat;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, B.A. Meulenbroek en L.R. van Harinxma thoe Slooten en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 13 augustus 2013.