In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, is appellante, de dochter van de overleden moeder, in hoger beroep gegaan tegen vonnissen van de rechtbank Breda. De moeder was onder bewind gesteld en appellante heeft de appeldagvaarding ten onrechte aan haar moeder zelf uitgebracht in plaats van aan de bewindvoerder. Dit leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het hof overweegt dat de appeldagvaarding, die binnen de appeltermijn had moeten worden uitgebracht aan de bewindvoerder, niet aan de juiste partij is gericht. De appellante heeft erkend dat de dagvaarding niet correct is uitgebracht, maar stelt dat dit een vergissing was die niet meer kon worden hersteld na het overlijden van de moeder. Het hof oordeelt dat de procedure in eerste aanleg niet relevant is voor de vraag of de appellante ontvankelijk is in het hoger beroep. De appellante wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 1.475 aan vast recht en € 9.789 aan salaris advocaat. Het hof verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. De uitspraak is gedaan op 6 augustus 2013.