ECLI:NL:GHSHE:2013:3410

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 juli 2013
Publicatiedatum
30 juli 2013
Zaaknummer
HV 200.113.168/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van een niet-uitgevoerd periodiek verrekenbeding in het kader van huwelijkse voorwaarden

In deze zaak, die voorlag bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het de afwikkeling van een niet-uitgevoerd periodiek verrekenbeding tussen partijen die gehuwd waren onder huwelijkse voorwaarden. De vrouw, appellante in principaal appel, had in eerste aanleg verzocht om de verrekening van het vermogen op basis van de huwelijkse voorwaarden, waarbij zij een bijdrage van € 100.000,-- van de man verlangde. De man, geïntimeerde in principaal appel, had hiertegen verweer gevoerd en incidenteel appel ingesteld tegen de alimentatieverplichting die door de rechtbank was vastgesteld.

De rechtbank had op 8 juni 2012 de echtscheiding uitgesproken en de vermogensrechtelijke afwikkeling aan een notaris opgedragen. De vrouw was het niet eens met deze beslissing en ging in hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat partijen nooit uitvoering hebben gegeven aan het periodiek verrekenbeding, wat betekent dat er verrekend dient te worden met inachtneming van de huwelijkse voorwaarden. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 15 mei 2013 gehouden, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren.

Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw recht heeft op de helft van de opbrengst van de echtelijke woning, die was verkocht voor € 190.000,--, en dat de overwaarde van de woning, die aan de man was uitbetaald, in de verrekening betrokken dient te worden. De beslissing van de rechtbank is vernietigd voor zover deze betrekking had op de afwikkeling van het verrekeningsbeding, en het hof heeft de afwikkeling vastgesteld zoals in de beschikking is bepaald. De uitspraak is gedaan op 11 juli 2013 door de rechters N.J.M. van Etten, C.D.M. Lamers en T.J. Mellema-Kranenburg.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 11 juli 2013
Zaaknummer: HV 200.113.168/01
Zaaknummer eerste aanleg: 237881 / FA RK 11-5789
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel
,
hierna te noemen: [de vrouw],
advocaat: mr. M.J.L. Schram,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in principaal appel,
appellant in incidenteel appel
,
hierna te noemen: [de man],
advocaat: mr. J. de Haan.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 8 juni 2012.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 06-09-2012, heeft de man vol appel ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de verrekening op basis van de tussen partijen bestaande huwelijksvoorwaarden vast te stellen, in die zin dat de man een bijdrage dient te voldoen aan de vrouw van € 100.000,-- althans een bedrag zoals het Gerechtshof in goede justitie vaststelt.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 8 november 2012, heeft de vrouw verzocht:
primair de vordering van de vrouw niet ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen en het vonnis(naar het hof begrijpt: beschikking) van de rechtbank van 8 juni 2012 tussen partijen gewezen te bekrachtigen behoudens voor wat betreft de vastgestelde alimentatie ten laste van de man,
subsidiair indien en voor zover het Gerechtshof van mening is dat de opgebouwde vermogenswaarde door het Gerechtshof dient te worden verdeeld te bepalen dat de vrouw ter zake aan de man zal hebben te betalen een bedrag van € 194.547,84 althans enig bedrag en de vordering van de vrouw in deze af te wijzen.
Tevens heeft de man incidenteel appel ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de ten laste van de man ten behoeve van de vrouw te betalen alimentatie en het verzoek tot alimentatie af te wijzen, dan wel te bepalen op enig bedrag lager dan de vastgestelde € 1.434,00.
2.2.1.
Bij verweerschrift in incidenteel appel, ingekomen ter griffie op 21 december 2012, heeft de vrouw verzocht het incidenteel appel van de man af te wijzen en de beschikking van de rechtbank ten aanzien van de bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw te bekrachtigen.
2.3.
Het geschil in incidenteel appel met betrekking tot de partneralimentatie is afgesplitst en ter griffie van het hof geadministreerd onder zaaknummer HV 2002.120.435/01. Die zaak is inmiddels door het hof apart behandeld en beslist (beschikking van 8 mei 2013).
In het hierna volgende zal uitsluitend worden ingegaan op het geschil ter zake de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 mei 2013. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Schram;
  • de man, bijgestaan door mr. de Haan;

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan uitgegaan worden van het navolgende.
( i) Partijen zijn [trouwdatum]1986 met elkaar gehuwd.
(ii) Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank onder meer de echtscheiding tussen partijen uitgesproken welke beschikking op 26 september 2012 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
(iii) Partijen zijn voorafgaand aan hun huwelijk huwelijkse voorwaarden overeengekomen. Deze luiden – voor zover van belang – als volgt:
“(…)
Artikel 1
De echtgenoten zijn met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd.
(…)
Verrekening van inkomsten
Artikel 8
De echtgenoten verplichten zich over elke kalenderjaar het geen van hun netto inkomen in de zin van artikel 5, onder aftrek van hetgeen daarvan is besteed voor de gemeenschappelijke huishouding, overblijft onderling te verrekenen in die zin, dat de ene echtgenoot een vordering verkrijgt op de andere echtgenoot ten bedrage van de helft van het aan diens zijde overblijvende als hiervoor bedoeld.
Indien de echtgenoten over en weer een vordering op elkaar verkrijgen worden de vorderingen gecompenseerd tot het bedrag van de kleinste vordering.
Indien aan een echtgenoot langs andere weg iets ten goede komt of is gekomen van het overblijvende van het inkomen van de andere echtgenoot, wordt zijn vordering dienovereenkomstig verminderd.
(…)
Artikel 11
Geen verrekening heeft plaats:
a. over de tijd, dat de echtgenoten anders dan in onderling overleg niet samenwonen of dat tussen hen scheiding van tafel en bed bestaat;
(…)
(iv) Partijen hebben in 1996 de woning gelegen te [plaats] aan de [straatnaam] [huisnummer] gekocht. Deze woning stond alleen op naam van de man. De koopprijs voor deze woning bedroeg (zoals partijen zich menen te herinneren) fl. 225.000,--. De koopprijs is indertijd volledig gefinancierd door een drietal hypotheken bij de Rabobank, waarop uitsluitend rentebetalingen gedaan zijn.
( v) Partijen hebben in januari 2011 in verband met de echtscheidingsprocedure de samenwoning beëindigd.
3.2.
De vrouw heeft op 10 oktober 2011 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend. Voor zover in de onderhavige zaak van belang heeft de vrouw daarbij, na wijziging van haar verzoek, tevens verzocht de verrekening op basis van de tussen partijen bestaande huwelijkse voorwaarden vast te stellen, in die zin dat de man een bijdrage dient te voldoen aan de vrouw van € 100.000,--. De man heeft hiertegen verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en (kort samengevat) de vermogensrechtelijke afwikkeling ten overstaan van een notaris bevolen en het meer of anders verzochte afgewezen.
3.3.
De vrouw kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. Ook de man kan zich niet verenigen met de overwegingen van de rechtbank op het punt van de vermogensrechtelijke afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
3.4.
De eerste grief van de vrouw ziet op de overweging van de rechtbank dat niet duidelijk is welk (huwelijks)goederenregime ziet op welke goederen van partijen. Immers heeft de vrouw duidelijk gesteld dat er sprake is van een niet uitgevoerd periodiek verrekenbeding, zodat het bij einde huwelijk aanwezige vermogen vermoed wordt te zijn gevormd uit hetgeen verrekend had moeten worden, aldus de vrouw.
3.5.
In dit kader is het volgende van belang.
Partijen het erover eens dat er tijdens de periode van samenleving nooit uitvoering gegeven is aan het periodiek verrekenbeding, zodat er verrekend dient te worden met inachtneming van het bepaalde in artikel 1:141 Burgerlijk Wetboek.
Voorts hebben partijen ter zitting eensluidend verklaard dat, gezien voornoemd artikel 11 van de huwelijkse voorwaarden, er geen verrekening meer hoeft plaats te vinden na de datum verbreking samenwoning, in casu januari 2011.
3.6.
De vrouw heeft in haar beroepschrift onder de punten A tot en met L een opsomming gegeven van die vermogensbestanddelen waarvan zij van mening is dat dit vermogen is gevormd uit hetgeen verrekend had dienen te worden. De vrouw heeft ter zitting opgemerkt dat de bestanddelen onder de punten C (Allianz overlijdensrisicoverzekering), D (Rekening [rekeningnummer] Rabo Totaalpakket), E (Rabo Telespaarrekening 1251172288), G (Spaarloon man), H (Vakantiegeld man), I (Belastingteruggave man)en K (Inboedel) niet meer in de verrekening betrokken hoeven te worden, zodat deze punten geen nadere bespreking behoeven, met dien verstande dat de man zich ter terechtzitting jegens de vrouw heeft verplicht om de reservesleutel van de Fiat aan haar af te geven.
3.6.1.
Na uitvoerig debat hebben partijen voorts overeenstemming bereikt over de volgende wijze van verrekening:
Allianz Levensverzekeringspolis
De man zal de waarde van deze levensverzekering per januari 2011 opvragen waarna deze waarde in de verrekening betrokken wordt in die zin dat ieder der partijen recht heeft op de helft van de waarde;
Spaar op maat rekening
Het saldo van deze rekening per januari 2011 is door partijen gesteld op een bedrag van
€ 3.570,--, zodat in het kader van de verrekening aan de vrouw toekomt een bedrag van
€ 1.785,--.
Auto’s merken Nissan en Fiat
De man heeft de Nissan in zijn bezit en de vrouw de Fiat. Nu partijen nagelaten hebben daaromtrent enig stuk in het geding te brengen zal het hof de waarde van de auto’s, uitgaande van de leeftijd ervan, ex aequo at bono vaststellen op een bedrag van € 10.000,-- (Nissan) en € 500,-- (Fiat). De vrouw heeft derhalve recht op een bedrag van € 5.000,-- door de man aan haar te voldoen en de man op een bedrag van € 250,-- door de vrouw aan de man te volkdoen.
RVS polis
De vrouw heeft opgemerkt graag deze polis te willen voortzetten waar de man geen bezwaar tegen heeft. Partijen zullen de (eventuele) waarde van deze polis opvragen en die waarde per januari 2011 in de verrekening betrekken in die zin dat ieder der partijen recht heeft op de helft.
3.6.2.
Het hof dient derhalve nog een oordeel te geven over de voormalige echtelijke woning en de door de man gestelde schuld van € 13.500,-- aan de heer [schuldeiser].
Schuld aan de heer [schuldeiser]
Uit de door de man in het geding gebrachte overeenkomst van geldlening blijkt dat deze schuld door de man is aangegaan op 7 februari 2011, dus na de hiervoor genoemde peildatum, zodat deze schuld niet in de verrekening betrokken hoeft te worden.
Echtelijke woning
Vast is komen te staan dat de woning is verkocht voor een bedrag van € 190.000,--, dat de hypothecaire geldleningen volledig ingelost zijn en dat de overwaarde van de woning, te weten € 78.604,32, aan de man is uitbetaald. Voorts staat vast dat de waardestijging van de woning een gevolg is van de stijging van prijzen van onroerend goed in de voorafgaande jaren en niet van doen heeft met investeringen in die woning van de zijde van de man dan wel de vrouw.
Partijen verschillen van mening over de vraag of en zo ja tot welk bedrag de overwaarde van de woning in de verrekening betrokken dient te worden.
De vrouw heeft gesteld dat de keuze voor zowel de huwelijkse voorwaarden als de tenaamstelling van de echtelijke woning uitsluitend ingegeven is door het feit dat er mogelijk sprake was van schulden voortkomende uit haar eerste huwelijk. De bedoeling van partijen was dan ook nadrukkelijke de bescherming van het vermogen tegen derden. De vrouw is er altijd van uitgegaan dat een eventuele overwaarde van de woning gemeenschappelijk bezit zou zijn. De vrouw wijst er verder nog op dat partijen gedurende enige tijd getracht hebben om de gevolgen van hun voorgenomen echtscheiding in onderling overleg te regelen en dat in dat kader een concept convenant opgesteld is waar evenzeer uitgegaan is van de verdeling bij helfte van de overwaarde van de echtelijke woning.
De man voert aan dat hij kan meegaan in de stelling van de vrouw dat de overwaarde van de woning tot het opgebouwde vermogen dient te worden gerekend, voor zover het aan de zijde van de vrouw opgebouwde vermogen tussen partijen wordt verdeeld. Blijkens zijn stellingen is de man van mening dat er aan de zijde van de vrouw sprake is van vermogensgroei, omdat zij nooit is aangesproken voor de aan haar kant (mogelijk) bestaande schulden uit haar eerste huwelijk tot een bedrag van fl. 500.000,--.
Het hof kan de man in deze stelling niet volgen. Immers gezien artikel 8 van de huwelijkse voorwaarden ziet het periodiek verrekeningsbeding op overgespaard netto-inkomen en wordt onder netto inkomen verstaan het inkomen onder aftrek van de daarover verschuldigde belasting op inkomen, premieheffing-volksverzekering en andere wettelijke inhoudingen of heffingen (artikel 5). Daarvan is in de situatie van de vrouw geen sprake geweest.
Het hof is van oordeel dat het niet aanvaardbaar is indien de vrouw niet zou kunnen meedelen in de opbrengst van de woning. Het hof neemt hierbij in overweging dat de aankoop van de woning volledig is gefinancierd met hypothecaire leningen ten name van beide partijen, dat met overgespaard inkomen een polis levensverzekering is bekostigd die bedoeld was om te worden gebruikt voor de aflossingen van de hypothecaire leningen en dat uit het verhandelde ter terechtzitting kan worden opgemaakt dat de woning uitsluitend slechts op naam van één van de echtgenoten is gesteld om eventueel verhaal van schuldeisers op de woning te beperken. Het hof zal derhalve bepalen dat de helft van de opbrengst van de echtelijke woning aan de vrouw toekomt. Het hof overweegt daarbij dat de vrouw weliswaar heeft gesteld dat de man de woning tegen een te lage prijs heeft verkocht, maar zij heeft deze stelling, die door de man gemotiveerd is weersproken, onvoldoende onderbouwd.
3.7.
Nu de eerste grief van de vrouw slaagt behoeven de overige grieven geen verdere bespreking.
3.8.
Een en ander leidt tot de volgende beslissing.
De beslissing
Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 8 juni 2012, doch uitsluitend voor zover dit de afwikkeling van het verrekeningsbeding betreft zoals dit is opgenomen in de huwelijksvoorwaarden van partijen,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt de afwikkeling van het in de huwelijksvoorwaarden van partijen opgenomen verrekeningsbeding vast overeenkomstig hetgeen in rechtsoverweging 3.6.1. en 3.6.2. van deze beschikking is bepaald.
wijst af hetgeen met betrekking tot de afwikkeling van het verrekenbeding meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs.mr. N.J.M. van Etten, mr. C.D.M. Lamers en T.J. Mellema-Kranenburg en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2013.