Uitspraak
GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
datum beslissing 31 mei 2013
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 mei 2013 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek dat was ingediend door [verzoeker] tegen de behandelende kamer in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek, ingediend op 18 april 2013 door de advocaat van [verzoeker], mr. S. Mangal, was gebaseerd op de stelling dat de leden van de behandelende kamer partijdig waren. [Verzoeker] voerde aan dat de behandelende kamer in een eerder tussenarrest van 26 maart 2012 onterecht had geoordeeld dat er geen ingebrekestelling had plaatsgevonden, wat leidde tot de afwijzing van zijn vordering tot schadevergoeding. De wrakingskamer heeft het verzoek op 22 mei 2013 behandeld, waarbij [verzoeker] en zijn advocaat aanwezig waren, maar de leden van de behandelende kamer hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om zich te verantwoorden.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die wijzen op vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de gronden die door [verzoeker] zijn aangevoerd niet voldoende zijn om te concluderen dat de leden van de behandelende kamer vooringenomen waren. De wrakingskamer kan niet treden in de inhoudelijke beslissingen van de behandelende kamer, maar moet enkel beoordelen of er sprake is van een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid.
Uiteindelijk heeft het hof het wrakingsverzoek afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en de betrokken partijen zijn op de hoogte gesteld van deze uitspraak.