ECLI:NL:GHSHE:2013:3252

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 juli 2013
Publicatiedatum
18 juli 2013
Zaaknummer
20-001486-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig inhalen van een fietser met een landbouwtrekker

In deze zaak gaat het om een ongeval dat plaatsvond op 27 juni 2012 te Hoek, gemeente Terneuzen, waarbij een 16-jarige verdachte als bestuurder van een landbouwtrekker met een gierwagen en cultivator een fietser inhaalde. Tijdens deze inhaalactie kwam de verdachte in botsing met de fietser, die als gevolg van de aanrijding overleed. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een werkstraf van 30 uren en een voorwaardelijke rijontzegging van 1 jaar. De verdachte ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Het hof oordeelde dat het verweer van de verdachte, dat er geen causaal verband was tussen de aanrijding en de dood van het slachtoffer, niet houdbaar was. Het hof concludeerde dat de verdachte bij het inhalen in aanzienlijke mate onvoorzichtig en ondeskundig had gehandeld, wat leidde tot schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte had onvoldoende rekening gehouden met de breedte van zijn voertuigcombinatie en de ruimte die de fietser nodig had om veilig te kunnen passeren.

Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en legde een zwaardere straf op, bestaande uit een werkstraf van 60 uren en een rijontzegging van 1 jaar, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof benadrukte de ernst van het feit, gezien de dodelijke afloop van het ongeval en het onherstelbare leed dat aan de nabestaanden was aangedaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001486-13
Uitspraak : 17 juli 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 24 april 2013 in de strafzaak met parketnummer 02-688036-13 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats][geboortejaar] 1996,
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van – kort gezegd – overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander is gedood, veroordeeld tot een werkstraf van dertig uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie. Tevens heeft de rechtbank de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen ontzegd voor de duur van één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen, en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen ten aanzien van het primair ten laste gelegde tot het verrichten van een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, alsmede hem de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen zal ontzeggen voor de duur van één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de integrale tenlastelegging.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 27 juni 2012 te Hoek, gemeente Terneuzen, als verkeersdeelnemer, namelijk: als bestuurder van een motorrijtuig (landbouwtrekker, met daarachter gekoppeld een aanhangwagen (giertank), waarop een vaste, zogeheten, cultivator, was gemonteerd, welke cultivator toen daar, aan beide zijden, ongeveer 32 centimeter buiten de wielen van de aanhangwagen, uitstak, waardoor de cultivator toen daar een totale breedte had van ongeveer 2,85 meter en welke cultivator toen daar, een of meerdere, uitstekende de(e)l(en), waaronder een (metalen) steunwiel, bevatte),
met dat motorrijtuig rijdende over de rijbaan van de weg, de Seydlitzweg, welke rijbaan toen daar een breedte had van ongeveer 3,25 meter en naderend een, in dezelfde richting als hij, verdachte, eveneens over de rijbaan van die weg rijdende, bestuurder van een fiets,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval in hoge, althans aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of ondeskundig,
op het moment dat hij, verdachte, rijdende met dat motorrijtuig, genoemde fietser tot op (zeer) korte afstand was genaderd en voornemens was genoemde fietser (vervolgens) te passeren en/of genoemde fietser passeerde (waarbij genoemde fietser slechts 0,65 meter wegbreedte tot zijn beschikking zou hebben),
niet, althans niet tijdig en/of voldoende, gezien zijn, verdachte’s, rijrichting, "naar links" uit te wijken en/of
niet, althans niet voldoende, maatregelen te nemen, toen hij, verdachte, daartoe genoodzaakt was, teneinde die fietser veilig te passeren en/of een botsing/aanrijding met die fietser te voorkomen,
(mede) tengevolge waarvan, die fietser (tijdens het passeren) (in de onderrug) werd geraakt door voormeld steunwiel (van voormelde cultivator),
waarna voormelde fietser (vervolgens) ten val is gekomen,
waardoor de bestuurder (genaamd [slachtoffer]) van genoemde fiets, werd gedood;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat hij op of omstreeks 27 juni 2012 te Hoek, gemeente Terneuzen, op de weg, de Seydlitzweg, als bestuurder van een motorrijtuig (landbouwtrekker, waarmede een aanhangwagen (giertank) werd voortbewogen, op welke aanhangwagen een vaste, zogeheten, cultivator, was gemonteerd), daarmede rijdende en naderend een, in dezelfde richting als hij, verdachte, eveneens over die weg rijdende bestuurder van een fiets,
(op het moment dat hij, verdachte, voornemens was genoemde fietser te passeren), met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, niet behoorlijk en/of niet voldoende is uitgeweken, althans niet voldoende maatregelen heeft genomen, toen hij, verdachte, daartoe genoodzaakt was, teneinde een aanrijding/botsing te voorkomen met die, zich voor zijn, verdachte's, motorrijtuig eveneens op die weg bevindende bestuurder van die fiets,
waarna (vervolgens) (een of meerdere uitstekende de(e)l(en) van) dat, door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, tegen (de onderrug van) voormelde fietser is of zijn gekomen, waarbij die fietser (genaamd: [slachtoffer]) (vervolgens) ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van hem, verdachte, gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 juni 2012 te Hoek, gemeente Terneuzen, als bestuurder van een motorvoertuig (landbouwtrekker, waarmede een aanhangwagen (giertank) werd voortbewogen), rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Seydlitzweg, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn motorvoertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is het door hem, verdachte, bestuurde motorvoertuig (althans een of meerdere de(e)l(en) van genoemde aanhangwagen), tegen (de onderrug van) een zich vóór zijn, verdachte's, motorvoertuig, eveneens op die weg bevindende bestuurder (genaamd: [slachtoffer]) van een fiets gekomen, waarna die bestuurder van die fiets ten val is gekomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging omtrent bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Het hof grondt dat oordeel op de onderstaande bewijsmiddelen [1] en bewijsoverwegingen.
Bewijsmiddelen

1.

Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 26 september 2012, door [verbalisant A], brigadier, en [verbalisant B], hoofdagent, doorgenummerde dossierpagina’s 3-4, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende het navolgende:

Op 27 juni 2012, omstreeks 14.25 uur, kregen wij, verbalisanten, de melding dat er een aanrijding tussen een tractor en een fietser had plaatsgevonden. Ter plaatse bleek dat de aanrijding had plaatsgevonden op de Seydlitzweg te Hoek, gemeente Terneuzen. Genoemde Seydlitzweg is een voor het openbaar verkeer openstaande weg gelegen buiten de bebouwde kom van Hoek, gemeente Terneuzen.
Ter plaatse aangekomen troffen wij, verbalisanten, diverse personen aan waaronder:
[verdachte], geboren [geboortejaar] 1996 te [geboorteplaats], wonende te [adres] (hierna aan te duiden als verdachte, hof). Tevens troffen wij, verbalisanten, een persoon aan die gewond op het wegdek lag. Deze persoon bleek later te zijn: [slachtoffer].
[slachtoffer] was dermate gewond dat hij met een traumahelikopter is vervoerd naar het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam waar hij enkele uren later is overleden.
Uit het ter plaatse ingesteld onderzoek bleek dat verdachte als bestuurder van een tractor met een daaraan gekoppelde giertank over genoemde Seydlitzweg reed en dat [slachtoffer] als bestuurder van een fiets eveneens over genoemde Seydlitzweg reed. Verdachte en [slachtoffer] reden beiden in dezelfde rijrichting over genoemde Seydlitzweg.
Daar de oorzaak van de aanrijding tussen verdachte en [slachtoffer] niet duidelijk was is door ons, verbalisanten, assistentie gevraagd aan het Team Forensische Opsporing, afdeling verkeersongevallen analyse. Door genoemd team is ter plaatse een onderzoek ingesteld en verwoord in een proces-verbaal verkeersongevallen analyse.
Verdachte was in het bezit van een certificaat vakbekwaamheid (trekker rijbewijs) voorzien van het nummer 148605 en afgegeven op 16 juni 2012 te Goes.

2.

Het proces-verbaal van verhoor d.d. 27 juni 2012, opgemaakt door [verbalisant C], brigadier, en [verbalisant D], aspirant, dossierpagina’s 7-8, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende de navolgende verklaring van de verdachte:

(p. 7)
Ik ben in het bezit van een trekkerrijbewijs. Dat bewijs is afgegeven op 16 juni 2012. Ik rij dus pas sinds ik het trekkerrijbewijs heb op de openbare weg, daarvoor reed ik ook al wel op de tractor, maar dan alleen op het land.
(p. 8)
Deze morgen (het hof begrijpt: 27 juni 2012) omstreeks 08:00 uur ben ik met de tractor van thuis vertrokken. Erachter zat de aanhangwagen, met daarop een giertank.
Er zat ook nog een triltand (het hof begrijpt: een cultivator) op om de gier onder te werken. Ik heb de hele dag met dezelfde combinatie gereden, dus ook toen het ongeval is gebeurd.
Deze middag reed ik over de Seydlitzweg (het hof begrijpt: te Hoek) in de richting van de Maatsweg. Op een gegeven moment reed er een fietser voor mij. Ik zag dat het een man was. Ik reed zelf ongeveer 20 kilometer per uur. Ik zag dat ik inliep op de fietser. Ik zag dat de fietser langzamer ging rijden.
Ik ben vervolgens met de tractor naar links gegaan. Niet al te ver want er staat een omheining langs de weg. Ik keek in mijn spiegels toen ik de fietser passeerde.
De tractor heeft zowel rechts als links een spiegel die goed uitzicht bieden op het verkeer achter de tractor en waarmee het zicht naast de aanhangwagen ook goed is. De fietser reed volgens mij goed rechts. Ik ging de fietser langzaam voorbij, ik heb zelfs nog wat afgeremd. Ik keek afwisselend even vooruit en dan weer in mijn spiegels. Ik doe dat altijd als ik een fietser passeer. Toen ik weer in mijn spiegels keek zag ik de fietser op de grond liggen.
Ik ben naar de fietser toegelopen. Ik zag dat hij nog ademhaling had, maar op mijn aanspreken reageerde hij niet.

3.

Het proces-verbaal van verhoor d.d. 27 juni 2012, opgemaakt door [verbalisant A], brigadier, dossierpagina’s 9-10, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende de navolgende verklaring van de verdachte:

(V = vraag, A = antwoord)
(p. 9)
V: In welke versnelling reed je toen je de man naderde en passeerde?
A: Ik reed in mijn derde versnelling toen ik de man zag rijden en toen ik bij de man was, heb ik terug geschakeld naar mijn tweede versnelling. Ik reed dus in de tweede versnelling toen ik de man passeerde.

4.

Het proces-verbaal Verkeersongevallen Analyse van het Team Forensische Opsporing te Middelburg, opgemaakt d.d. 11 september 2012 door [verbalisant E], brigadier, en [verbalisant F], brigadier, proces-verbaalnummer 2012047370, pagina’s 1-29, met 1 bijlage (te weten 1 tekening), voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:

(p. 3)
Op verzoek van collega [verbalisant A] van de politie Zeeland, district Zeeuwsch-Vlaanderen, stelden wij op woensdag 27 juni 2012, omstreeks 16.00 uur, een onderzoek in naar de toedracht van het hierna bedoelde verkeersongeval.
Op woensdag 27 juni 2012 omstreeks 14.18 uur vond er op de Seydlitzweg te Hoek een ongeval plaats tussen een landbouwtrekker en een fiets.
Bij dit ongeval waren betrokken:
Een landbouwtrekker met daaraan gekoppeld een aanhangwagen, zijnde een gierkar, met daar aan vast gemonteerd een cultivator, nader in dit in proces-verbaal te noemen: landbouwtrekker met gierkar.
Een fiets.
(p. 4/5)
Wij zagen dat:
  • het ongeval had plaats gevonden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Seydlitzweg, gelegen buiten de bebouwde kom van Hoek, in de gemeente Terneuzen;
  • deze weg bestond uit 1 rijbaan bestemd voor verkeer in beide richtingen;
  • het profiel van deze weg in de richting van de Maatsweg er van links naar rechts als volgt uitzag:
  • dijklichaam met aangrenzend een berm met daarin een afrastering;
  • rijbaan;
  • grasberm met aangrenzend een sloot.
Wij stelden vast dat:
  • de maximum snelheid voor de landbouwtrekker met aanhangwagen 25 km/u was;
  • voor de fiets geen maximum snelheid gold.
(p. 5)
Onderhoud weg
Ten aanzien van de weg en de wegbeheerder hebben wij vastgesteld dat er geen omstandigheden aanwezig waren die de oorzaak, gevolgen of de toedracht van het ongeval, zouden kunnen hebben beïnvloed.
Het tijdstip van de melding ongeval was 14:18 uur.
Weersgesteldheid
Wij stelden vast dat het ten tijde van ons onderzoek droog was. Wij hebben geen aanwijzingen aangetroffen die er op duidden dat het tijdens het ongeval anders zou zijn geweest.
(p. 6)
Wij zagen:
  • bij onze komst ter plaatse dat er nog medische hulp werd verleend aan een persoon die later de bestuurder van de fiets bleek te zijn;
  • dat deze persoon met de traumahelikopter werd afgevoerd. Uit later verkregen informatie bleek het slachtoffer te zijn overgebracht naar het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam;
  • in de rechterberm een landbouwtrekker met gierkar;
  • dat in de rechterberm een fiets op de zijstandaard stond.
  • dat het ongeval had plaats gevonden ca. 60 meter voorbij de plaats waar de rijbaan van de zuidelijke zijde van het aanwezige dijklichaam, overging naar de noordelijke zijde.
(p.8)
Sporen op het wegdek
Ter hoogte van de fiets zagen wij op het wegdek op bloed gelijkend materiaal.
Op deze plaats trof ik, [verbalisant E], ook het slachtoffer aan.
(p. 9)
Sporen aan de betrokken voertuigen, personen of voorwerpen
  • Op het rechter steunwiel, gezien de rijrichting van de landbouwtrekker, van de cultivator achter de gierkar zagen wij dat er recente veegsporen aanwezig waren.
  • Wij zagen dat het stuur van de fiets enigszins ontzet was.
  • Wij zagen recente veegsporen en beschadiging van het linkerhandvat van de fiets.
  • Tijdens de schouw van het overleden slachtoffer zijn er door medewerkers van de verkeerspolitie Rotterdam-Rijnmond foto’s gemaakt. Op deze foto’s zagen wij verwondingen op het lichaam van het slachtoffer.
(p. 12)
Eindpositie voertuigen.
Gezien de plaats van aantreffen van de voertuigen, het slachtoffer en het aangetroffen op bloed gelijkend materiaal kan worden gesteld dat de landbouwtrekker na het ongeval enkele meters is doorgereden.
Lijkschouw
Ons bleek dat het slachtoffer in de nacht van 27 op 28 juni 2012 was overleden in het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam. Aldaar werd door [forensisch arts] de lijkschouw verricht. Na telefonisch contact tussen [forensisch arts]en [verbalisant E] bleek dat het letsel op de rug van het slachtoffer passend was bij een confrontatie van het cultivatorwiel (het hof begrijpt: de cultivator) met de rug van het slachtoffer.
(p. 13)
Voertuig – Merk Deutz-Fahr
Wij zagen dat het hier een landbouwtrekker betrof.
Na meting bleken ons de volgende maten:
  • breedte van de landbouwtrekker: 1,85 m
  • breedte van de gierkar: 2,10 m
  • breedte van de cultivator: 2,85 m
(p. 14)
Aanhangwagen - Gierkar
  • De achter de mestkar gekoppelde cultivator bevatte scherpe delen welke zich niet hoger dan 2.0 meter boven het wegdek bevonden.
  • De cultivator bevatte uitstekende delen die niet afgeschermd waren.
Wij zagen dat achter de gierkar een cultivator bevestigd was die aan beide zijden circa 32 cm buiten de wielen van deze gierkar uitstak.
(p. 17)
Voertuig-Merk: KOGA MIYATA.
Wij zagen dat het hier een fiets betrof.
Tijdens het door ons verrichte technisch onderzoek aan het voertuig (hof: de fiets), zagen wij dat dit voertuig voor het ongeval, voor zover voor ons waarneembaar en onderzocht, geheel voldeed aan de gestelde eisen voor de categorie waartoe het behoorde.
Wij zagen aan de fiets de volgende schade:
  • Linkerhandvat was beschadigd.
  • Stuur ontzet.
Onderzoek passeermogelijkheden
Door de landbouwtrekker met gierkar en gekoppelde cultivator in diverse posities op de rijbaan te plaatsen werd duidelijk welke ruimte er over was voor de fietser wanneer deze werd gepasseerd.
Eerst werd door mij, [verbalisant E], de landbouwtrekker met gierkar en gekoppelde cultivator uiterst links op de rijbaan geplaatst om aan te geven welke ruimte er beschikbaar was voor een fietser die ingehaald werd.
(p. 18)
Hierbij kwam de linkerzijde van de cultivator tot nagenoeg tegen de aanwezige afrastering.
Ons bleek toen dat er op het wegdek een vrije ruimte overbleef van circa 1,5 meter. Deze ruimte is gemeten vanaf de uiterste rechterzijde van de cultivator tot aan de rechterberm. Tevens konden wij vaststellen dat de aanrijding niet had plaats gevonden in deze positie van de landbouwtrekker met gierkar en gekoppelde cultivator. Wij zagen namelijk dat bij deze positionering het aanwezige hooi in de linkerberm werd platgereden. Vóór deze positionering zagen wij geen verstoring in de linkerberm. Hieruit kan worden opgemaakt dat de landbouwtrekker met gierkar maximaal links tot tegen het aanwezige hooi heeft gereden ten tijde van het ongeval.
Deze positie werd vervolgens door ons gereconstrueerd. Ons bleek toen dat er op het wegdek een vrije ruimte overbleef van circa 0,65 meter. Deze ruimte is gemeten vanaf de uiterste rechterzijde van de cultivator tot aan de rechterberm.
(p. 23)
Foto 30 is gemaakt door een medewerker van de verkeerspolitie van de politie Rotterdam-Rijnmond. Op deze foto is letsel zichtbaar wat passend was met een confrontatie met het wiel van de cultivator (het hof begrijpt: passend bij een confrontatie met de cultivator).
(p. 25)
Foto 30.
Vetergang
Voertuigen rijden niet in een kaarsrechte lijn over een weg. Er moet onder andere ruimte zijn voor de zijdelingse bewegingen tijdens het rijden. Deze beweging wordt “Vetergang” genoemd.
Een fiets (op 2 wielen) mag volgens de Regeling Voertuigen maximaal 75 cm breed zijn. Volgens het Handboek Wegontwerp-Erftoegangen, van de CROW (
hof: Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek), wordt de vetergang voor de fietser gesteld op 2 x 12,5 cm = 25 cm. Daarmee is de maximale effectieve breedte (profiel van vrije ruimte) van een fietser 100 cm. Behalve met vetergang moet voor bestuurders in het algemeen ook rekening worden gehouden met obstakel- en bermvrees. Het niet betrouwbaar zijn van een berm en het niet zichtbaar zijn van de rand van de verharding kunnen oorzaken zijn van het meer naar links gaan rijden.
(p. 27)
Uit ons onderzoek is gebleken dat de bestuurder van de landbouwtrekker niet zover heeft uitgeweken dat het hooi in de voor hem linkerberm werd platgereden. Wanneer de positie van de landbouwtrekkercombinatie was zoals door ons gereconstrueerd (
zie bevindingen zoals in dit bewijsmiddel onder (p. 18) weergegeven, hof) zou er een vrije ruimte op het wegdek van ca 0,65 meter zijn. Deze ruimte kan tijdens het passeren echter ook minder zijn geweest. Volgens de CROW heeft een fietser een vrije ruimte nodig van 1 meter.
5.
De eigen waarneming van het hof ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 3 juli 2013 naar aanleiding van het tonen van de foto op pagina 25, genummerd 30, van het Proces verbaal Verkeersongevallen Analyse:
Het hof gaat er van uit dat de foto op p. 25, genummerd 30, van het Proces verbaal Verkeersongevallen Analyse, een foto is van het lichaam van [slachtoffer] ten tijde van de schouw door de lijkschouwer. Het hof neemt waar dat op die foto een grote streepvormige horizontale verwonding zichtbaar is op de onderrug van het lichaam.
6.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een tekening die als bijlage bij de verkeersongevallen analyse is gevoegd.
Plaats : Hoek Gemeente: Terneuzen
Straat : Seydlitzweg Datum: 27 juni 2012
Getekend :[verbalisant E])
Deze tekening geeft op schaal het volgende weer:
- de wegbreedte
Rijbaan 3.25 m.
7.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een fotokopie van een verslag als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Lijkbezorging, opgemaakt door[forensisch arts], d.d. 27 juni 2012, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende het navolgende:
(p. 1)
Ondergetekende,[forensisch arts], verklaart gedurende de laatste twee jaren geen verlos-, heel- of geneeskundige raad of bijstand te hebben verleend aan:
[slachtoffer]
verklaart het lijk persoonlijk te hebben geschouwd,
verklaart er niet van overtuigd te zijn dat de dood ten gevolge van een natuurlijke oorzaak is ingetreden.
Plaats/tijd/datum overlijden:
Rotterdam, 23.30 uur, 27 juni 2012, Rotterdam.
(p. 2)
[slachtoffer] werd in slechte conditie naar Erasmus Medisch Centrum gebracht. De intensieve reanimatie had geen resultaat, [slachtoffer] overleed.
Het gezicht is fors gezwollen. De ogen zijn gezwollen en blauw verkleurd. De oren, neus en mond zijn bloederig, er komt helder bloed uit. Het linker oog is rood. Aan de linkerzijde van het achterhoofd een zichtbare bloederige wond die gehecht is. Het hoofd achter is dik, er bevinden zich voelbare bloeduitstortingen. Achter het linkeroor richting wang een grote donkerpaarse bloeduitstorting. Grote bloeduitstortingen bevinden zich ook aan beide kanten van de hals, zowel links als rechts. Aan beide boven- en onderarmen, zichtbare bloeduitstortingen en enkele schaafverwondingen. Aan de linkerzij/flank en heup waarneembare blauwe bloeduitstortingen. Aan de rechterzij, verspreid van oksel richting heup, in verschillende grootte, meervoudige donkerpaarse bloeduitstortingen. Over de hele borst en buik verspreid bevinden zich meervoudige lichtblauwe bloeduitstortingen.
Recent bijz. Medisch, bronnen: niet bekend met ziekten.
Aard&oorzaak dood/conclusie:
Niet natuurlijk overlijden. Ongeval, aanrijding. De doodsoorzaak: hoofd- en aangezichtsletsel (schedelbasis fractuur, hersenbloeding/beschadiging door trauma).
[volgt ondertekening]

8.

Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 3 juli 2013, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende de navolgende verklaring van de verdachte:

Op 27 juni 2012 om ongeveer 14.18 uur reed ik op de Seydlitzweg te Hoek, gemeente Terneuzen. Die weg is buiten de bebouwde kom, ik reed daar met een trekker met daarachter een giertank en daarop gemonteerd een cultivator. Die cultivator wordt ook wel triltand genoemd. De steunwielen van de cultivator staken uit buiten de giertank. Het klopt dat de totale breedte van de combinatie 2.85 m bedroeg en dat de weg ter plekke 3.25 m breed was.
Er reed een fietser voor mij. Dat was een meneer, dat had ik gezien. Het was een oudere man. Ik geloof niet dat hij spiegels op zijn fiets had en hij reed aan de rechterkant van de weg. Ik ben die man gaan inhalen. Tijdens het inhalen keek ik in mijn spiegels. Daarna zag ik in mijn spiegels dat hij op de weg lag.
Ik heb gedurende het inhalen zowel in mijn linkerspiegel als in mijn rechterspiegel gekeken. Ik moest ook in mijn linkerspiegel kijken; daar was gaas, een omheining. Daar had ik op zich geen last van, maar ik moest wel kijken of het goed ging. Toen keek ik weer in mijn rechterspiegel en zag ik hem op de weg liggen.
Tijdens het passeren heb ik wel steeds in mijn rechterspiegel gekeken, maar op het moment dat ik met de cultivator de man op de fiets passeerde, heb ik niet in de rechterspiegel gekeken. Toen ik eerder keek, fietste hij steeds rechts en was er voldoende ruimte om in te halen.
Ik had op dat moment twee weken mijn trekkerrijbewijs.
Voor het inhalen heb ik nog een beetje afgeremd en heb ik vaart geminderd. Ik reed ongeveer 18 kilometer per uur, de fietser reed 12 kilometer per uur, dacht ik.
Ik had op dat stuk van die Seydlitzweg al eerder mensen in gehaald. Sommige fietsers gingen dan in de berm staan, maar de meesten niet. Ze gingen meestal wel naar de kant of in het gras fietsen. Deze man ging ook meer naar rechts.
De voorzitter toont mij de foto’s op pagina 18 van 29 van de verkeersongevallen analyse. Op de foto is de constructie van de combinatie te zien. De wielen van de cultivator waren de buitenste wielen.
De cultivator was niet afgedekt. Ik heb geen spullen om dat af te dekken. Ik rijd altijd zo met deze combinatie over de weg. De cultivator is breder dan de giertank en de trekker zelf.
De voorzitter vraagt mij of ik met de spiegels ook goed zicht had op de cultivator. De spiegels zijn nodig voor de hele combinatie. Ik had ook goed zicht op de cultivator. Toen ik met de trekker naast de fietser reed, heb ik nog een beetje afgeremd, daarna ben ik op hetzelfde tempo doorgereden. Ik remde door beide pedalen tegelijk in te trappen. Ik keek afwisselend in mijn spiegels en vooruit. De fietser reed helemaal rechts op de weg, tegen de berm aan.
De voorzitter vraagt mij wat het gewicht was van de combinatie. In de giertank gaat 7 ton aan massa. Het totale gewicht van de combinatie was denk ik 9 ton.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte integraal zal worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. Daaraan heeft de verdediging – kort en zakelijk weergegeven – ten grondslag gelegd:
dat niet vast staat dat de dood van het slachtoffer is veroorzaakt door hoofd- en aangezichtsletsel als gevolg van het ongeval, omdat geen onderzoek is gedaan naar eventuele andere mogelijke doodsoorzaken;
dat verdachte geen schuld treft in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat enerzijds de wegbreedte op de plaats van het ongeval breder was dan 3,25 meter en anderzijds de verdachte voldoende naar links is uitgeweken door tijdens de inhaalmanoeuvre met de linkerwielen in de berm te rijden. In dit verband heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verkeersongevallen analyse niet bruikbaar is tot het bewijs.
Het hof overweegt ter zake het navolgende.
A.
Het hof stelt op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen de navolgende feitelijke gang van zaken vast:
De verdachte rijdt op 27 juni 2012 om circa 14.18 uur op de Seydlitzweg, met een landbouwtrekker met daarachter een gierwagen en daarop gemonteerd een onafgedekte cultivator, welke combinatie op het breedste punt (ter hoogte van de cultivator) 2,85 meter breed is. De verdachte ziet een oudere man fietsen op de Seydlitzweg, in dezelfde rijrichting als waarin hijzelf rijdt. De verdachte maakt vervolgens een inhaalmanoeuvre, waarbij de weg (het hof begrijpt: de rijbaan) ter plekke 3.25 meter breed was, hij niet al te ver naar links kan uitwijken omdat er een omheining aan de linkerkant langs de weg staat en hij
– volgens zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep – op het moment dat het breedste punt van zijn combinatie de rechts van hem fietsende man passeert, niet in zijn rechter achteruitkijkspiegel kijkt.
Dat is nu juist de spiegel waarmee hij zicht heeft op wat er rechts naast zijn combinatie gebeurt en waarmee hij zicht heeft op de fietser als die zich rechts naast zijn combinatie bevindt. Als hij kort daarop wel in zijn rechter spiegel kijkt, ziet hij de fietser op het wegdek liggen. Het slachtoffer wordt gewond per traumahelikopter naar het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam vervoerd, alwaar hij in de nacht van 27 op 28 juni 2012 overlijdt. Uit het schouwverslag van de forensisch geneeskundige komt naar voren over de aard en oorzaak van de dood/ en de conclusie:
“Niet natuurlijk overlijden. Ongeval, aanrijding. De doodsoorzaak: hoofd- en aangezichtsletsel (schedelbasis fractuur, hersenbloeding/beschadiging door trauma).”
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de beantwoording van de vraag of er causaal verband bestaat tussen het door verdachte veroorzaakte ongeval en de dood van het slachtoffer dient te geschieden aan de hand van de maatstaf of die dood redelijkerwijs als gevolg van het ongeval aan de verdachte kan worden toegerekend. Daarbij staat een hoogst onwaarschijnlijke mogelijkheid van een alternatieve gang van zaken niet aan vaststelling van het causaal verband in de weg (NJ 2007, 48).
Het hof stelt op basis van vorenstaande feiten en omstandigheden vast dat de dood van het [slachtoffer] redelijkerwijs als gevolg van het door verdachte veroorzaakte ongeval, aan verdachte kan worden toegerekend. Door de inhaalactie van verdachte is het slachtoffer in de onderrug geraakt door (een van de uistekende delen van) de cultivator en daardoor ten val gekomen.
Het raken van het slachtoffer en het daardoor op de grond komen van het slachtoffer heeft uiteindelijk tot dermate ernstig hoofdletsel geleid, dat het slachtoffer daaraan is komen te overlijden.
Voor andere doodsoorzaken heeft het hof geen objectieve aanknopingspunten aangetroffen in het dossier. Hetgeen de verdediging daartoe heeft gesteld, zoals ten tijde van het passeren door verdachte het plotseling onwel worden van de fietser, of het maken van een stuurfout door de fietser, is naar het oordeel van het hof onvoldoende aannemelijk geworden.
In dit verband stelt het hof nog vast dat uit het dossier blijkt dat:
  • het droog weer was;
  • ten aanzien van de weg en de wegbeheerder er geen omstandigheden aanwezig waren die de oorzaak, gevolgen of de toedracht van het ongeval, zouden kunnen hebben beïnvloed;
  • de fiets voor het ongeval, voor zover ten tijde van het onderzoek waarneembaar en onderzocht, geheel voldeed aan de gestelde eisen voor de categorie waartoe het behoorde;
  • volgens verdachte het slachtoffer op normale wijze op de weg zijn fiets bestuurde;
op geen enkel moment heeft verdachte bij de politie of ter terechtzitting verklaard dat hij afwijkend of bijzonder rijgedrag van het slachtoffer heeft gezien.
- in het schouwrapport noch elders in het dossier melding wordt gemaakt van ziekten of aandoeningen bij het slachtoffer die een plotseling onwel worden met zich zouden kunnen brengen.
B.
Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet aan de zijde van de verdachte, dient het hof (volgens vaste jurisprudentie) het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst van die gedragingen en de overige omstandigheden van het geval te beoordelen.
Voor de vaststelling van de gedragingen van de verdachte en de overige omstandigheden van het geval, gaat het hof uit van de inhoud van de verkeersongevallen analyse. Anders dan de verdediging acht het hof deze analyse bruikbaar tot het bewijs. Daartoe overweegt het hof dat het rapport – inhoudende de feitelijke bevindingen van de verbalisanten naar aanleiding van het door hen verrichte onderzoek op de plaats van het ongeval – op ambtseed is opgemaakt. Het enkele feit dat de bevindingen door de verdediging zijn betwist, maakt het rapport niet onbetrouwbaar, te meer nu die bevindingen grotendeels steun vinden in de verklaring van de verdachte en de constateringen van de [forensisch arts]. Bovendien blijkt uit het Proces verbaal Verkeersongevallen Analyse ook dat de verbalisanten voor wat betreft de plaats van het ongeval aansluiting hebben gezocht bij de plaats waar het slachtoffer is aangetroffen, de fiets van het slachtoffer door hen werd aangetroffen en bloed lag, hetgeen het hof niet onjuist voorkomt. Verdachte heeft ook op geen enkel moment verklaard dat het slachtoffer nadat hij, verdachte, hem op het wegdek zag liggen, nog is verplaatst, waardoor van een onjuiste plaats van het ongeval zou zijn uitgegaan.
Het hof is van oordeel dat de verdachte, gelet op de breedte van de weg waarop hij reed en de breedte van de trekkercombinatie die hij bestuurde, bij de inhaalmanoeuvre onvoldoende naar links is uitgeweken en zodoende onvoldoende ruimte heeft gelaten voor de rechts op de weg fietsende man. Hij heeft bovendien nagelaten om bij het inhalen van de fietser met het breedste stuk van de combinatie (de achter de gierkar gekoppelde cultivator) in zijn rechter spiegel te kijken, om zich ervan te vergewissen dat hij ook op dat moment de fietser veilig kon passeren. Dat klemt temeer nu de cultivator uitstekende, scherpe delen bevatte, die zich niet hoger dan 2.0 meter boven het wegdek bevonden, en die niet afgeschermd waren. Aanraking met de cultivator borg derhalve grote risico’s voor de fietser in zich. Daar komt nog bij dat de combinatie waarmee verdachte reed een fors gewicht had. Tegen dat gewicht (volgens verdachte in totaal ca. 9 ton) in combinatie met snelheid, kan een fietser – bij contact - geen enkel tegenwicht bieden.
Bovendien was het aan verdachte als de passerende verkeersdeelnemer – terwijl hij bovendien wist dat hij bij het passeren rekening moest houden met de omheining die zich aan de linkerzijde naast de weg bevond waardoor hij, gelet op zijn combinatie, maar beperkt naar links kon uitwijken – om de veiligheid van de te passeren fietser te waarborgen en lag het – anders dan de raadsman heeft gesuggereerd – niet op de weg van de fietser om tijdens het passeren door verdachte achterom te kijken om te bezien hoe lang en breed het totale voertuig was dat hem ging passeren en daar vervolgens zijn eigen rijgedrag op af te stemmen. Het was aan verdachte om rekening te houden met de omstandigheid dat de fietser weliswaar uiterst rechts van de weg ging rijden, maar desondanks nog wel ruimte nodig had om te kunnen manoeuvreren als passend bij de vetergang.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het hier ook een lange combinatie betrof, Hiervan uitgaande was derhalve ook om die reden bij het passeren van de fietser grote voorzichtigheid geboden, aangezien het voor de fietser die werd ingehaald, niet duidelijk hoefde te zijn dat er na de tractor nog een giertank zou volgen en na de giertank ook nog een cultivator, welke bovendien een stuk breder was dan de giertank.
Naar het oordeel van het hof dienen deze gedragingen van de verdachte te worden gekwalificeerd als aanzienlijk onvoorzichtig en ondeskundig. In dit verband overweegt het hof nog dat de stelling van de raadsman dat de weg op de plaats van het ongeval 15 centimeter breder was dan uit de verkeersongevallen analyse blijkt, door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep is weersproken.
De lezing van de verdachte dat hij bij het inhalen van de fietser voldoende naar links is uitgeweken doordat hij met de linkerwielen door de berm heeft gereden, wordt door de verkeersongevallen analyse weersproken. [verbalisant E] en [verbalisant F]waren – anders dan de raadsman heeft gesteld – blijkens pagina 6 van de verkeersongevallen analyse snel na het ongeval ter plaatse, hetgeen ondersteund wordt door de foto’s van de plaats van het ongeval waarop onder meer de ambulances, traumahelikopter en voorwerpen die met hulpverlening aan een slachtoffer te maken hebben, zichtbaar zijn. Genoemde verbalisanten hebben, vóórdat de verbalisanten ten behoeve van metingen de trekker met de gierkar en de cultivator in de berm hebben gepositioneerd, geen verstoring in de linkerberm waargenomen, waaruit naar het oordeel van het hof terecht kan worden opgemaakt dat de combinatie maximaal links tot het aanwezige hooi heeft gereden ten tijde van het ongeval. De stelling van de verdediging dat het door de trekker/gierkar wielen geplette gras binnen een uur weer omhoog zou zijn gaan staan, acht het hof niet aannemelijk, mede gelet op het feit dat de combinatie waarmee de verdachte reed naar zijn zeggen circa 9 ton woog.
Zoals op de foto’s van de verkeersongevallen analyse bovendien te zien is, is de bermbedekking grotendeels hooi, dat wil zeggen gemaaid gras, zodat van opnieuw overeind groeien evenmin sprake kan zijn. Gelet op de massa van de combinatie is evenmin aannemelijk dat het gras niet geplet zou zijn indien verdachte slechts met een deel van de wielen in het gras gereden zou hebben en met een ander deel van de wielen nog op het verharde wegdek, zoals de raadsman heeft betoogd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 juni 2012 te Hoek, gemeente Terneuzen, als verkeersdeelnemer,
namelijk: als bestuurder van een motorrijtuig (landbouwtrekker, met daarachter gekoppeld een aanhangwagen (giertank), waarop een vaste, zogeheten, cultivator, was gemonteerd, welke cultivator toen daar, aan beide zijden, ongeveer 32 centimeter buiten de wielen van de aanhangwagen, uitstak, waardoor de cultivator toen daar een totale breedte had van 2,85 meter en welke cultivator toen daar, meerdere, uitstekende delen, waaronder een (metalen) steunwiel, bevatte), met dat motorrijtuig rijdende over de rijbaan van de weg, de Seydlitzweg, welke rijbaan toen daar een breedte had van 3,25 meter en naderend een, in dezelfde richting als hij, verdachte, eveneens over de rijbaan van die weg rijdende, bestuurder van een fiets,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door in aanzienlijke mate onvoorzichtig en ondeskundig,
op het moment dat hij, verdachte, rijdende met dat motorrijtuig, genoemde fietser tot op (zeer) korte afstand was genaderd en voornemens was genoemde fietser (vervolgens) te passeren en genoemde fietser passeerde,
niet voldoende, gezien zijn, verdachte's, rijrichting, "naar links" uit te wijken en
niet voldoende maatregelen te nemen, toen hij, verdachte, daartoe genoodzaakt was, teneinde die fietser veilig te passeren en een botsing/aanrijding met die fietser te voorkomen,
tengevolge waarvan die fietser (tijdens het passeren) (in de onderrug) werd geraakt door voormelde cultivator,
waarna voormelde fietser ten val is gekomen,
waardoor de bestuurder (genaamd [slachtoffer]) van genoemde fiets, werd gedood.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De rechtbank heeft de verdachte ter zake het primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, en heeft een geheel voorwaardelijke rijontzegging opgelegd voor de duur van 12 maanden, met een proeftijd van 1 jaar.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot oplegging van een werkstraf gelijk aan de door de rechtbank opgelegde werkstraf, alsmede tot een voorwaardelijke rijontzegging voor de duur als door de rechtbank opgelegd.
De verdediging heeft ter zake de strafmaat geen verweer gevoerd.
Het hof overweegt het volgende.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij, als gevolg van aanzienlijke onvoorzichtigheid en ondeskundigheid, als bestuurder van een landbouwcombinatie, bestaande uit een trekker met daarachter een gierwagen en daarachter een cultivator, een fietser heeft ingehaald en daarbij met de cultivator tegen de fietser is aangereden. De verdachte is door zo te handelen tekortgeschoten in zijn zorgplicht als verkeersdeelnemer. Het aan de aanzienlijke onvoorzichtigheid en deskundigheid van de verdachte te wijten ongeval heeft ernstige gevolgen gehad: de fietser[slachtoffer] is aan de gevolgen van zijn verwondingen overleden. Daarmee is aan zijn nabestaanden onherstelbaar leed aangedaan.
Met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof gelet op de omstandigheden zoals die ter terechtzitting in hoger beroep in dat verband aan de orde zijn gekomen, alsmede op het – afgezien van deze zaak – blanco uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 mei 2013.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op het hiervoor overwogene niet worden volstaan met een straf als door de rechtbank opgelegd en door advocaat-generaal gevorderd omdat daarin de ernst van het bewezen verklaarde – het betreft een ongeval met dodelijke afloop – onvoldoende tot uitdrukking komt. Het hof zal aan de verdachte een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, opleggen.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof voor een duur als hieronder vermeld aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen. Het hof acht een ontzegging geboden gelet op het onvoorzichtige en ondeskundige verkeersgedrag van de verdachte, terwijl verdachte ter terechtzitting in hoger beroep weinig tot geen blijk heeft gegeven van enig inzicht in de ernst van het feit. Daarnaast heeft het hof acht geslagen op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten, die met het onderhavige geval (grosso modo) vergelijkbaar zijn.
In hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen – met name het blanco strafblad van de verdachte – ziet het hof evenwel aanleiding te bepalen dat deze bijkomende straf voor een deel voorwaardelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77r, 77x, 77y, en 77z van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 dagen jeugddetentie.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. R.R. Everaars-Katerberg en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Dieleman-Dieleman, griffier,
en op 17 juli 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. G.P.M.F. Mols is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het ambtsedig proces-verbaal van de regiopolitie Zeeland, District Zeeuwsch-Vlaanderen, registratienummer: PL1960 2012047370, sluitingsdatum 26 september 2012, contactpersoon [verbalisant A], brigadier, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 11, bestaande uit in de wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, met als bijlage een ambtsedig Proces-verbaal Verkeersongevallen Analyse, opgemaakt op 11 september 2012 door [verbalisant E] en [verbalisant F], beiden brigadier en beiden dienstdoende bij het team Forensische Opsporing, afdeling Verkeers Ongevallen Analyse, van de politie Zeeland.