ECLI:NL:GHSHE:2013:3159

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 juli 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
HD 200.114.928/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contractuele boete na niet nakomen van koopovereenkomst woning; geen matiging

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin een contractuele boete van € 38.500,-- werd toegewezen aan de eisers, [geintimeerde sub 1.] c.s., wegens het niet nakomen van een koopovereenkomst door de appellante, [appellante]. De koopovereenkomst, gesloten op 27 januari 2011, betrof de verkoop van een woning. De levering was gepland op 15 maart 2011, maar [koper sub 1.] en [appellante] hebben niet meegewerkt aan de levering en zijn in gebreke gesteld. Na de ontbinding van de overeenkomst op 11 april 2011 door [geintimeerde sub 1.] c.s., werd de boete opgeëist. In eerste aanleg werd de boete toegewezen, maar de buitengerechtelijke incassokosten werden afgewezen. [appellante] ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat de rechtbank een onjuiste maatstaf had gehanteerd bij de beoordeling van de matiging van de boete.

Het hof oordeelt dat de rechtbank terecht de boete heeft toegewezen en dat er geen reden is voor matiging. Het hof benadrukt dat de strekking van de boetebepaling is om de wederpartij aan te sporen tot nakoming van de contractuele verplichtingen. De omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de overeenkomst en de hoedanigheid van partijen, zijn in de beoordeling meegenomen. Het hof concludeert dat de grief van [appellante] faalt en bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarbij [appellante] wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.114.928/01
arrest van 16 juli 2013
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. E.S. Florijn te Vught,
tegen

1.[geintimeerde sub 1.],wonende te [woonplaats] (Suriname),

2.
[geintimeerde sub 2.],wonende te [woonplaats] (Suriname),
geïntimeerden,
advocaat: mr. R.N.E. Visser te Amsterdam,
op het bij exploot van dagvaarding van 27 augustus 2012 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank 's-Hertogenbosch gewezen vonnis van 30 mei 2012 tussen appellante, [appellante], als gedaagde sub 2 en geïntimeerden – [geintimeerde sub 1.] c.s. – als eisers.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 232640/HA ZA 11-1152)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het tussenvonnis van 27 juli 2011.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met producties;
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord.
2.2.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1.
In het bestreden vonnis heeft de rechtbank onder het kopje
2. Feitenvastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten die niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het gaat in deze zaak om het volgende.
4.1.1.
Bij koopovereenkomst van 27 januari 2011 hebben [geintimeerde sub 1.] c.s. hun woning aan de [perceel]te [plaatsnaam] verkocht. De koopovereenkomst vermeldt als kopers [koper sub 1.] en [appellante].
4.1.2.
Artikel 10 van de (NVM-)koopovereenkomst bepaalt onder meer:
10.1. Indien één van partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig is of blijft in de nakoming van één of meer van haar uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, kan de wederpartij van de nalatige deze overeenkomst zonder rechterlijke tussenkomst ontbinden door middel van een schriftelijke verklaring aan de nalatige.
10.2. (…)
Bij ontbinding van de overeenkomst op grond van toerekenbare tekortkoming zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van € 38.500,-- (…) verbeuren, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding en vergoeding van kosten van verhaal.
4.1.3.
[koper sub 1.] en [appellante] hebben zich hoofdelijk verbonden tot de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen.
4.1.4.
De levering van de woning was voorzien op 15 maart 2011. [koper sub 1.] en [appellante] hebben niet meegewerkt aan de levering, waarna zij bij brief van 15 maart 2011 in gebreke zijn gesteld.
4.1.5.
Bij brief van 11 april 2011 hebben [geintimeerde sub 1.] c.s. de overeenkomst ontbonden en hebben zij aanspraak gemaakt op betaling van de boete van € 38.500,--. [koper sub 1.] en [appellante] zijn, ondanks herhaalde sommatie op 30 mei 2011, niet tot betaling overgegaan.
4.2.
In de inleidende dagvaarding van 14 juni 2011 hebben [geintimeerde sub 1.] c.s. de hoofdelijke veroordeling gevorderd van [koper sub 1.] en [appellante], uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling aan hen van een bedrag van € 38.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW daarover vanaf 15 maart 2011, althans 11 april 2011, althans 30 mei 2011, althans 14 juni 2011 tot de dag der algehele voldoening, alsmede de veroordeling van [koper sub 1.] en [appellante] in de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.158,-- en de kosten van de procedure.
4.3.
[koper sub 1.] is in eerste aanleg niet verschenen. Tegen hem is verstek verleend.
[appellante] heeft in eerste aanleg verweer gevoerd en heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [geintimeerde sub 1.] c.s., c.q. tot matiging van een eventuele door haar, [appellante], verschuldigde boete tot nihil met compensatie van de proceskosten.
4.4.
In het bestreden vonnis heeft de rechtbank de gevorderde boete van € 38.500,-- toegewezen. De buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen. [koper sub 1.] en [appellante] zijn hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten van [geintimeerde sub 1.] c.s. ad € 1.257,81 en [appellante]
is bovendien veroordeeld in de proceskosten van [geintimeerde sub 1.] c.s. met betrekking tot de conclusie van repliek ad € 579,--.
4.5.
[appellante] is tijdig in hoger beroep gekomen. Met haar (ongenummerde enige) grief voert zij aan dat de rechtbank bij haar beslissing over de door haar, [appellante], gewenste matiging van een eventueel door haar aan [geintimeerde sub 1.] c.s. te betalen boete een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd en/of de beslissing onvoldoende heeft gemotiveerd. In de visie van [appellante] leidt de toepassing van het overeengekomen boetebeding in de gegeven omstandigheden – die zij uitvoerig toelicht – tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat en dient het boetebeding daarom te worden vernietigd c.q. buiten toepassing te worden gelaten c.q. dient de op grond van dit boetebeding verschuldigde boete te worden gematigd tot nihil, althans tot een zodanig bedrag als het hof in goede justitie redelijk acht.
4.6.
Ingevolge artikel 6:94 lid 1 BW kan een bedongen boete door de rechter op verzoek van de schuldenaar worden gematigd indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Deze maatstaf brengt mee dat de rechter pas van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Daarbij zal de rechter niet alleen moeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen. De omstandigheden van het geval zijn uiteindelijk beslissend en de rechter kan in dat verband gewicht toekennen aan de hoedanigheid van partijen (HR 13 juli 2012, LJN BW4986, NJ 2012/459).
4.7.
Het hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de strekking van de boetebepaling in de onderhavige overeenkomst onmiskenbaar is dat de wederpartij wordt aangespoord tot nakoming van haar contractuele verplichtingen en dat bij gebreke daarvan de andere partij op eenvoudige wijze schadeloos kan worden gesteld. Het standpunt van [appellante] dat het boetebeding voor haar geen prikkel tot nakoming was omdat zij de uit de koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen nimmer zou kunnen voldoen, maakt dat niet anders.
In hoger beroep staat vast dat [appellante] de koopovereenkomst heeft ondertekend en als koper is te beschouwen aangezien tegen dit oordeel van de rechtbank niet is gegriefd. Als koper is [appellante] aansprakelijk voor de uit de koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen. Dat [appellante] de ondertekening van de koopovereenkomst kennelijk niet heeft ervaren als een rechtshandeling waarbij zij verplichtingen aanging, is in haar rechtsverhouding tot [geintimeerde sub 1.] c.s. niet van belang.
4.8.
Naast de prikkel tot nakoming, biedt de door [appellante] verbeurde boete [geintimeerde sub 1.] c.s. bescherming tegen verschillende schadeposten, zoals de vergeefs gemaakte kosten in verband met de onderhavige mislukte verkoop, dubbele woonlasten en waardeverlies van de woning in een inzakkende huizenmarkt. [appellante] betwist bij gebrek aan wetenschap dat [geintimeerde sub 1.] c.s. schade hebben geleden. Het hof gaat aan deze betwisting voorbij. Gelet op de in eerste aanleg door [geintimeerde sub 1.] c.s. naar voren gebrachte stelling dat de woning op 14 december 2011 (de datum van de conclusie van repliek) nog steeds te koop stond, dat zij op dat moment nog steeds aanzienlijke woonlasten moesten voldoen, dat de woningmarkt was ingezakt en dat ook de woning van [geintimeerde sub 1.] c.s. in waarde was gedaald, had het op de weg van [appellante] gelegen om op deze stelling in te gaan en haar betwisting van de schade nader te motiveren. De enkele betwisting bij gebrek aan wetenschap is tegenover hetgeen [geintimeerde sub 1.] c.s. hebben aangevoerd onvoldoende.
Het hof stelt vast dat niet geheel duidelijk is tot welk bedrag de schade van [geintimeerde sub 1.] c.s. is opgelopen (het hof zal de schadeberekening van [geintimeerde sub 1.] c.s. in de memorie van antwoord buiten beschouwing laten, aangezien [appellante] hier niet meer op heeft gereageerd), maar gezien voormelde niet, althans onvoldoende betwiste stelling van [geintimeerde sub 1.] c.s. uit de eerste aanleg, is het hof van oordeel dat niet gezegd kan worden dat [geintimeerde sub 1.] c.s. geen of nauwelijks schade hebben geleden. Dat de verbeurde boete de daadwerkelijk geleden schade overstijgt is mogelijk, maar daar staat tegenover dat [geintimeerde sub 1.] c.s. door de toerekenbare tekortkoming van [appellante] en haar ex-partner met aanzienlijke onzekerheden zijn geconfronteerd. Gelet op de andere functie van de contractuele boete – prikkelen tot nakoming – maakt dat niet dat de boete als buitensporig moet worden aangemerkt.
Ten overvloede overweegt het hof dat onjuist is de stelling van [appellante] dat [geintimeerde sub 1.] c.s. de door hen geleden schade zouden moeten bewijzen. Aan de orde is immers niet een schadevordering van [geintimeerde sub 1.] c.s. (van welke schade zij de bewijslast zouden hebben), maar de vraag of sprake is van een onevenredigheid tussen de door [appellante] verbeurde boete en de door [geintimeerde sub 1.] c.s. daadwerkelijk geleden schade, als één van de omstandigheden die een rol kunnen spelen bij de door [appellante] bepleite matiging van de boete.
4.9.
Wat betreft de omstandigheden waaronder het beding wordt ingeroepen geldt dat de oorzaak van de toerekenbare tekortkoming van [appellante] geheel in haar risicosfeer ligt.
Zoals uit het hiervoor onder rechtsoverweging 4.6 gegeven criterium blijkt, is het enkele feit dat [appellante], de – niet nakomende – koper, zich in een schrijnende situatie zou bevinden, slechts één van de aspecten die betrokken dienen te worden bij de beantwoording van de vraag of de billijkheid klaarblijkelijk eist dat de bedongen boete wordt gematigd.
Alle omstandigheden van dit geval afwegend, waarbij het feit dat beide partijen als particulier de koopovereenkomst zijn aangegaan geen bijzonder gewicht in de schaal legt, komt het hof tot het oordeel dat het onverkort toepassen van het boetebeding niet tot een onaanvaardbaar resultaat leidt.
4.10.
Een en ander leidt tot de conclusie dat de grief faalt. Het hof passeert het bewijsaanbod van [appellante] omdat het geen betrekking heeft op feiten of omstandigheden die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden leiden.
4.11.
De slotsom is dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd voor zover het aan het oordeel van het hof is onderworpen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [appellante] worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Op vordering van [geintimeerde sub 1.] c.s. zal de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor zover dit aan het oordeel van het hof is onderworpen;
veroordeelt [appellante] in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van [geintimeerde sub 1.] c.s. worden begroot op € 666,-- aan verschotten en op € 1.158,-- aan salaris advocaat;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.Th. Begheyn, H.A.G. Fikkers en L.R. van Harinxma thoe Slooten en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 juli 2013.
r