4.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[appellant] is met ingang van 1 augustus 2007 van Wonen Zuid de woning aan de [perceel 12.] te [woonplaats] gaan huren.
[appellant] heeft volgens het door Wonen Zuid bijgehouden “Wocas-systeem” op 15 januari 2009 geklaagd over overlast door ratten. Wonen Zuid heeft naar aanleiding van deze klacht een onderzoek uitgevoerd aan en in het gehuurde maar daarbij geen gebreken vastgesteld die een oorzaak konden vormen voor de aanwezigheid van de ratten.
[appellant] heeft in de loop van 2009 verzocht om herstel van gebreken in de badkamer en om een oplossing voor vochtoverlast in de kelder. Naar aanleiding van deze meldingen heeft Wonen Zuid herstelmaatregelen in de badkamer laten uitvoeren, de oorzaak van de vochtoverlast in de kelder verholpen en gevolgschade in de kelder hersteld.
Begin oktober 2009 hebben diverse bewoners van de [A-straat] bij Wonen Zuid melding gemaakt van rattenoverlast. Wonen Zuid heeft daarop bij brief van 8 oktober 2009 aan de bewoners van de [percelen 1 t/m 17.] het volgende meegedeeld:
“Rondom de woningen [percelen 1 t/m 17.] is er overlast van ratten. Dit is een vervelende situatie. (…)
Een concrete oplossing voor de overlast is er niet. Ik denk dat de stelling “voorkomen beter dan genezen” hier wel van toepassing is. Hoe?? Gooi geen etensresten in de tuin. Ook (…) niet (…) voor vogels. Ratten zijn slimme dieren en komen iedere keer terug om te kijken of ze iets vinden.”
Wonen Zuid heeft naar aanleiding van de meldingen van begin oktober 2009 voorts aan [Rioleringsbeheer] Rioleringsbeheer (hierna: [Rioleringsbeheer]) opdracht gegeven om ter plaatse rookgas-detecties uit te voeren. [Rioleringsbeheer] heeft daarbij in de riolering van de door [appellant] gehuurde woning diverse lekkages vastgesteld en deze medio oktober 2009 hersteld.
Op 4 november 2009 heeft Wonen Zuid nog een inspectie uitgevoerd in het gehuurde. [appellant] heeft tijdens die inspectie meegedeeld nog steeds last te hebben van ratten. Wonen Zuid heeft daarop bij brief van 16 november 2009 onder meer het volgende aan [appellant] meegedeeld:
“U heeft aangegeven dat u nog steeds last heeft van ratten. [Rioleringsbeheer] rioleringsbeheer uit [vestigingsplaats] zal woensdag 18 november as. het rioleringsstelsel van [perceel 16.] onderzoeken op gebreken en deze zo nodig herstellen. Indien geen gebreken op het adres [perceel 16.] worden geconstateerd zal (…) [Rioleringsbeheer] Rioleringsbeheer een vervolgonderzoek rondom uw woning starten.”
[Rioleringsbeheer] heeft op 7 december 2009 een camera-inspectie uitgevoerd en daarbij geen gebreken geconstateerd in het rioleringsstelsel van de woningen van Wonen Zuid.
Bij brief van 22 december 2009 heeft de advocaat van [appellant] aan Wonen Zuid meegedeeld dat [appellant] geluids- en andere overlast blijft houden van onder de fundering actieve ratten, in het bijzonder tijdens de voor de nachtrust bestemde uren. Wonen Zuid heeft daarom wederom [Rioleringsbeheer] ingeschakeld. [Rioleringsbeheer] heeft op 21 januari 2010 een rookgas-detectie uitgevoerd bij de door [appellant] gehuurde woning. In het daarvan opgemaakte verslag heeft [Rioleringsbeheer] onder meer het volgende geschreven:
“Tijdens bovengenoemde rookgas-detectie vanuit het schrobputje hebben wij geen gebreken geconstateerd op het grondgebied van Wonen Zuid. Visueel constateerden wij een verzakking in de verharding t.h.v. het trottoir. Tijdens het vrijgraven van deze locatie constateerden wij een rattennest. Gezien de locatie hebben wij in opdracht van de Gemeente Valkenburg a/d Geul het riool op gemeentegrond hersteld.”
Bij de zojuist omschreven werkzaamheden is het rattennest verwijderd. [appellant] heeft daarna geen overlast van ratten meer ondervonden.
4.2.1.In de onderhavige procedure vordert [appellant] in conventie, na zijn eis bij conclusie van repliek in conventie te hebben gewijzigd, veroordeling van Wonen Zuid tot betaling van € 7.000,-- bij wijze van immateriële schadevergoeding zoals bedoeld in artikel 6:106 lid 1 aanhef en sub b BW, vermeerderd met wettelijke rente.
4.2.2.Aan deze vordering heeft [appellant], voor zover in hoger beroep van belang, het volgende ten grondslag gelegd.
[appellant] heeft al vanaf kort na aanvang van de huurovereenkomst in 2007 veelvuldig bij Wonen Zuid geklaagd over ernstige overlast door ratten en – door de aanwezigheid van de ratten veroorzaakte aanwezigheid van - vliegen. Wonen Zuid is tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen door niet adequaat te reageren op de klachten van [appellant] en door pas in 2009 een onderzoek te laten uitvoeren naar de rattenoverlast. Door deze tekortkoming is het woongenot van [appellant] ernstig en langdurig geschaad. Er is hierdoor sprake van een “aantasting” van [appellant] “in zijn persoon” in de zin van artikel 6:106 lid 1 sub b BW, zodat toekenning van een vergoeding van immateriële schade gerechtvaardigd is.
4.2.3Wonen Zuid heeft verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
4.2.4.Wonen Zuid heeft in reconventie veroordeling van [appellant] tot betaling van een bedrag aan achterstallige huur gevorderd. Die vordering is door de kantonrechter toegewezen. De vordering in reconventie speelt in dit hoger beroep geen rol omdat [appellant] het hoger beroep heeft beperkt tot het vonnis in conventie.