Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geintimeerde sub 1.],wonende te [woonplaats],
[geintimeerde sub 2.],wonende te [woonplaats],
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 239226 / HA ZA 11-1285)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties en eiswijziging;
- de memorie van antwoord van [geintimeerde sub 1.];
- de memorie van antwoord van [geintimeerde sub 2.];
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
- voor recht te verklaren dat de rechtsvordering van LaSer jegens [geintimeerde sub 1.] en [geintimeerde sub 2.] ter zake van de hoofdsom niet is verjaard omdat de hoofdsom niet opeisbaar is geworden;
- zowel [geintimeerde sub 1.] als [geintimeerde sub 2.] te veroordelen tot betaling van een bedrag ter hoogte van € 8.209,37, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding in eerste aanleg tot aan de dag der algehele voldoening;
- zowel [geintimeerde sub 1.] als [geintimeerde sub 2.] te veroordelen in de kosten van beide instanties, inclusief de nakosten.
onverschillig of de schuldeiser al dan niet in de schuldsaneringsregeling is opgekomen en onverschillig of de vordering al dan niet is geverifieerd”werkt de aan [geintimeerde sub 1.] verleende schone lei ook ten aanzien van de vordering van LaSer. De stelling van LaSer dat - kort gezegd - [geintimeerde sub 1.] geen beroep op artikel 358 Fw toekomt omdat zij bewust geen melding heeft gemaakt van haar schuld, verwerpt het hof. Afgezien van het feit dat [geintimeerde sub 1.] betwist dat zij de bewindvoerder destijds niet op de hoogte heeft gebracht van haar schuld aan LaSer, had LaSer volgens het systeem van de wet op de hoogte moeten zijn van de toepassing van de schuldsaneringsregeling op [geintimeerde sub 1.], nu de uitspraak van de toepassing van de schuldsaneringsregeling door de griffier van de rechtbank onverwijld wordt gepubliceerd in de Staatscourant en hiervan kennis wordt gegeven aan de administraties van de posterijen (conform artikel 293 Fw), en daarnaast bij elke rechtbank een openbaar register wordt gehouden van iedere van toepassing verklaarde schuldsaneringsregeling (conform artikel 294 Fw). Voorts bepaalt artikel 358a Fw dat, indien na de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling waardoor het rechtsgevolg als bedoeld in artikel 358 eerste lid Fw (schone lei) is ingetreden blijkt dat zich voordien feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die grond zouden hebben opgeleverd voor de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling, de rechter op verzoek van iedere belanghebbende kan bepalen dat artikel 358, eerste lid, verder geen toepassing vindt. De vraag of [geintimeerde sub 1.], gegeven de door LaSer gestelde doch door [geintimeerde sub 1.] betwiste omstandigheden een beroep op 358 Fw toekomt diende LaSer dan ook in een procedure ex artikel 358a Fw te laten toetsen, zijnde de daarvoor door de wetgever exclusief bedoelde procedure. Het hof is niet ‘de rechter’ als in artikel 358a lid 1 Fw bedoeld. Dat is de rechtbank die de schuldsanering heeft uitgesproken en waar ook wordt beschikt over het gehele schuldsaneringsdossier inclusief de door [geintimeerde sub 1.] voorafgaand aan haar toelating tot de schuldsanering als lopende de schuldsanering verstrekte informatie.
Nu LaSer het aanhangig maken van bedoelde aparte procedure heeft nagelaten, komt het hof tot de conclusie dat het beroep van [geintimeerde sub 1.] op artikel 358 Fw slaagt. Dit houdt in dat de vordering van LaSer jegens [geintimeerde sub 1.] met ingang van de beëindiging van de schuldsaneringsregeling in 2004 niet langer afdwingbaar is. De betalingsverplichtingen van [geintimeerde sub 1.] uit hoofde van de kredietovereenkomst jegens LaSer en [geintimeerde sub 1.] zijn natuurlijke verbintenissen geworden.