Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vrouw, bijgestaan door mr. Stoffels;
- de man, bijgestaan door mr. Van Opstal.
- de brief met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 12 juni 2012;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 18 juni 2012;
- het faxbericht van de advocaat van de vrouw d.d. 14 november 2012;
- het faxbericht van de advocaat van de man d.d. 15 november 2012;
- het faxbericht van de advocaat van de man d.d. 23 november 2012;
- de brief met bijlage van de advocaat van de vrouw d.d. 5 maart 2013;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 7 maart 2013.
3.De beoordeling
- bepaald dat de man met ingang van 27 juni 2006 gehouden is tot betaling van 75 procent van de door partijen betaalde kosten van elk van de kinderen van partijen tot zijn/haar 21- jarige leeftijd en de vrouw met ingang van deze datum tot 25 procent daarvan en voorts bepaald dat partijen gehouden zijn om met ingang van deze datum de door hen betaalde kosten van de kinderen - met uitzondering van de kosten die zijn bestreden uit de (waarde van de) gezamenlijk opgebouwde studiepolissen tijdens het huwelijk - op de voet van de verdeelsleutel 75 (de man) en 25 (de vrouw) te verrekenen;
- bepaald dat de man met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand ten behoeve van levensonderhoud telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw heeft te betalen een bedrag van € 2.570,-- per maand, met ingang van 1 januari 2008 te vermeerderen met de wettelijke indexeringen, waarop de reeds door de man betaalde bijdragen in mindering komen;
- de man veroordeeld om aan de vrouw te betalen een bedrag van € 3.750,-- aan deskundigenkosten;
- de overige proceskosten tussen partijen gecompenseerd in die zin dat elk van hen de eigen kosten draagt.
- dat de rechtbank abusievelijk in het dictum niet heeft opgenomen dat de verdeelsleutel met betrekking tot de kosten van de kinderen betrekking heeft op een bedrag van € 1.000,-- per kind per maand (grief 1);
- de behoefte van de vrouw (grief 2).
- de ingangsdatum van de kinderalimentatie (grief I);
- de behoefte van de vrouw (grief II);
- de veroordeling in de kosten van de gerechtsdeskundige (grief III).
Het hof is van oordeel dat de vrouw hetgeen zij over de periode van 5 juli 2007 tot 22 februari 2012 meer heeft ontvangen dan € 1.500,-- per maand, alsmede al hetgeen zij met ingang van 22 februari 2012 van de man heeft ontvangen, dient terug te betalen. De vrouw heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij als gevolg van deze terugbetalingsverplichting in financiële moeilijkheden zal komen te verkeren. Bovendien had de vrouw, gelet op het feit dat het hier een eerste vaststelling van partneralimentatie betreft en zij bekend was met de standpunten van de man, er rekening mee kunnen en moeten houden dat zij de door haar ontvangen alimentatie zou moeten terugbetalen.