Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Societas Regendi et Administrandi B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats],
Holle Bolle Gijs Beheer B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 126041 / HA ZA 06-1343)
2.Het geding in hoger beroep
- het incidentele arrest van 30 september 2008 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden (zaaknummer 107.002.637), waarbij de incidentele vordering van de notarissen tot overlegging van stukken op grond van artikel 843a Rv is afgewezen;
- het arrest van 13 oktober 2009 van dat hof, waarbij appellanten niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun appel tegen het vonnis van 11 juni 2007 en het voormelde vonnis van 16 januari 2008 (voor zover gewezen tussen partijen) is bekrachtigd, met veroordeling van de notarissen in de kosten van het hoger beroep;
- het arrest van 8 juli 2011 van de Hoge Raad der Nederlanden (zaaknummer 10/00373), waarbij het arrest van 13 oktober 2009 is vernietigd, met verwijzing van de zaak naar dit hof ter verdere behandeling en beslissing, en met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in cassatie;
- het op verzoek van de notarissen uitgebrachte exploot van 4 juli 2012 waarbij [geïntimeerde] is opgeroepen teneinde het geding te hervatten;
- de akte van 19 februari 2013 van de notarissen houdende enige uitlatingen/toelichtingen na verwijzing door de Hoge Raad, met producties;
- de antwoordakte van 2 april 2013 van [geïntimeerde].
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
‘er kort gezegd op neerkomt dat door een onjuiste/gekunstelde voorstelling van zaken bij de Dienst Landelijk Gebied dan wel de fiscus, ten onrechte een beroep op vrijstelling overdrachtsbelasting is gedaan’. Verder is in deze brief medegedeeld dat het de notarissen langzamerhand duidelijk is geworden dat er vele gebreken kleven aan de van [geïntimeerde] gekochte praktijk.
- de door [geïntimeerde] aan hen geleverde onderneming niet beantwoordt aan hetgeen zij redelijkerwijs op grond van de gesprekken met [geïntimeerde] en de door hem verstrekte financiële gegevens ter zake van de kwaliteit van praktijkuitoefening en de goodwill mochten verwachten (artikel 7:17 BW),
- zij daarom de koopovereenkomst gedeeltelijk hebben ontbonden, zodat [geïntimeerde] het voor goodwill betaalde gedeelte van de koopprijs (NLG 600.000,- = € 272.268,-) aan hen moet terugbetalen,
- zij door de wanprestatie van [geïntimeerde] schade hebben geleden, die wordt begroot op € 1.137.000,- (€ 75.000,- voor de kosten van externe adviseurs en € 1.062.000,- voor overige schade, namelijk het niet gerealiseerd zijn van de verwachte omzetten uit de praktijk van [geïntimeerde], derving van omzet en reputatieschade bij de bestaande praktijk van IJsseloevers notarissen en kosten van afhandelen van klachten en naheffingsaanslagen van voormalige cliënten van [geïntimeerde]).
- a) de overgenomen notarispraktijk was gevestigd in een agrarisch gebied waar de agrarische ondernemers elkaar goed kennen en nieuwtjes zich snel onder hen verspreiden,
- b) deze praktijk was gespecialiseerd in agrarische zaken en veel agrarische ondernemers als cliënt of (bekende) relatie had,
- c) veel agrarische ondernemers waren gewend steeds weer bij [geïntimeerde] te komen voor notariële diensten (‘klantenbinding’),
- d) de cliënten wisten dat IJsseloevers notarissen de praktijk van [geïntimeerde] onder een andere naam en op een andere locatie heeft voortgezet,
- e) [standplaats B.] dicht bij [standplaats A.] ligt,
- f) de reputatie van IJsseloevers notarissen, die door haar gedurende vele jaren is opgebouwd, ernstig is geschaad en te grabbel is gegooid doordat in de gemeenschap ophef is ontstaan en haar gehele kantoor in het spraakgebruik (in onder meer telefoontjes en geruchten) direct in verband is gebracht met een zeer omvangrijke ‘fraudezaak’ namelijk het fiscale onderzoek en de opgelegde naheffingen (hierna ook: de fraudezaak), waardoor zij veel cliënten en (vaste) relaties kwijt is geraakt.
- de onderneming niet beantwoordt aan hetgeen de notarissen redelijkerwijs op grond van de gesprekken met [geïntimeerde] en de door hem verstrekte financiële gegevens ter zake van de kwaliteit van praktijkuitoefening en de goodwill mochten verwachten,
- de verwachte omzetten uit de praktijk van [geïntimeerde] niet zouden worden gerealiseerd,
- omzet zou worden gederfd en reputatieschade zou worden geleden bij de bestaande praktijk van IJsseloevers notarissen (de term ‘kantoor’ in de brief wijst niet duidelijk op deze praktijk),
- aanzienlijke kosten zouden worden gemaakt voor het afhandelen van klachten en naheffingsaanslagen van voormalige cliënten van [geïntimeerde].
- naarmate de koper op grond van de inhoud van de koopovereenkomst en de verdere omstandigheden van het geval sterker erop mag vertrouwen dat de zaak beantwoordt aan de overeenkomst, zal van hem minder snel een (voortvarend) onderzoek mogen worden verwacht, omdat de koper in het algemeen mag afgaan op de juistheid van de hem in dit verband door de verkoper gedane mededelingen, zeker als die mogen worden opgevat als geruststellende verklaringen omtrent de aan- of afwezigheid van bepaalde eigenschappen van het gekochte;
- de vereiste mate van voortvarendheid wat betreft de onderzoeksplicht zal voorts afhangen van de ingewikkeldheid van het onderzoek;
- bij dit alles is in belangrijke mate mede bepalend of de belangen van de verkoper zijn geschaad, en zo ja, in hoeverre; als die belangen niet zijn geschaad, zal er niet spoedig voldoende reden zijn de koper een gebrek aan voortvarendheid te verwijten;
- in dit verband kan de ernst van de tekortkoming meebrengen dat een nalatigheid van de koper hem niet kan worden tegengeworpen;
- de rechter dient rekening te houden met enerzijds het voor de schuldeiser ingrijpende rechtsgevolg van het te laat protesteren zoals in art. 6:89 BW vermeld - te weten verval van al zijn rechten ter zake van de tekortkoming - en anderzijds de concrete belangen waarin de schuldenaar is geschaad door het late tijdstip waarop dat protest is gedaan, zoals een benadeling in zijn bewijspositie of een aantasting van zijn mogelijkheden de gevolgen van de gestelde tekortkoming te beperken;
- de tijd die is verstreken tussen het tijdstip dat bekendheid met het gebrek bestaat of redelijkerwijs diende te bestaan, en dat van het protest, vormt in die beoordeling weliswaar een belangrijke factor, maar is niet doorslaggevend.
5.De uitspraak
- in de gemeenschap ophef is ontstaan en hun gehele kantoor in het spraakgebruik (in onder meer telefoontjes en geruchten) in verband is gebracht met de fraudezaak, waardoor zij veel cliënten en (vaste) relaties kwijt zijn geraakt en hun goede naam is geschaad;