In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Maastricht van 6 november 2012. De zaak betreft een verhaalsbijdrage die de man aan de gemeente Kerkrade moest betalen in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb). De gemeente had de man een verhaalsbijdrage opgelegd van € 1.500,27 per maand, welke later werd vastgesteld op € 780,- per maand. De man, die in een schuldsaneringsregeling zat, heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij geen draagkracht heeft om deze bijdrage te betalen. Het hof heeft vastgesteld dat de man geen financiële middelen heeft om bij te dragen aan de kosten van levensonderhoud van zijn minderjarige zoon, en heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd. Het hof heeft het verzoek van de gemeente om de verhaalsbijdrage vast te stellen afgewezen, omdat de man in de betreffende periode geen draagkracht had. Tevens heeft het hof de gemeente in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 250,-, omdat het hof van oordeel was dat het handelen van appellanten heeft geleid tot onnodige kosten voor de gemeente. De uitspraak benadrukt de noodzaak van draagkracht bij het opleggen van verhaalsbijdragen en de verantwoordelijkheden van partijen in juridische procedures.