ECLI:NL:GHSHE:2013:2839

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 mei 2013
Publicatiedatum
4 juli 2013
Zaaknummer
HD 200.090.359-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude met elektriciteitsmeter en contractuele zorgplicht jegens netbeheerder

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van Enexis B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Maastricht. De zaak betreft een geschil over fraude met een elektriciteitsmeter, waarbij Enexis stelt dat de contractuele zorgplicht jegens de netbeheerder is geschonden. De zaak is ingeleid door een exploot van dagvaarding op 28 juni 2011, waarbij Enexis vorderingen heeft ingesteld tegen de geïntimeerde, die in eerste aanleg als gedaagde fungeerde. Enexis vorderde onder andere betaling van een bedrag van € 15.607,96, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeling van de geïntimeerde in de proceskosten.

De geïntimeerde heeft in zijn incidentele memorie een vordering tot oproeping in vrijwaring ingesteld, waarbij hij de heer [X.] en mevrouw [Y.] in vrijwaring wilde oproepen. Het hof heeft deze vordering beoordeeld en geconcludeerd dat de geïntimeerde niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek tot oproeping in vrijwaring. Dit is gebaseerd op artikel 339 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat indien in eerste aanleg een vordering tot vrijwaring is afgewezen op grond van de afwijzing van de hoofdzaak, het hoger beroep daartegen openstaat tot het moment dat in de hoofdzaak de conclusie van antwoord wordt genomen.

Het hof heeft de geïntimeerde als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, begroot op € 894,- voor salaris advocaat. De hoofdzaak is verwezen naar de rol van 4 juni 2013 voor beraad van partijen. Het arrest is openbaar uitgesproken op 21 mei 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.090.359/01
arrest in het incident van 21 mei 2013
in de zaak van
Enexis B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. G.E.M.C. Reinartz,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
eiser in het incident,
advocaat: mr. P.M.J. Graus,
op het bij exploot van dagvaarding van 28 juni 2011 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht gewezen vonnis van 25 mei 2011 tussen appellante – Enexis – als eisers in conventie, verweerster in reconventie en geïntimeerde – [geïntimeerde] – als gedaagde in conventie, eiser in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnr. 139042 / HA ZA 09-405)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voornoemd vonnis, het vonnis in het vrijwaringsincident van 29 juli 2009 en het tussenvonnis van 14 oktober 2009.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij memorie van grieven met vijftien producties heeft Enexis acht grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling aan Enexis van een bedrag van € 15.607,96, te vermeerderen met wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 29 januari 2009 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
2.2.
[geïntimeerde] heeft bij incidentele memorie onder overlegging van acht producties een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring ingesteld.
2.3.
Enexis heeft vervolgens bij memorie geantwoord in het incident.
2.3.
Enexis heeft daarna het procesdossier in eerste aanleg overgelegd en partijen hebben uitspraak gevraagd in het incident.

3.De beoordeling

3.1.
De incidentele vordering van [geïntimeerde] strekt ertoe dat hem wordt toegestaan om de heer [X.] en mevrouw [Y.] (hierna: respectievelijk [X.] en [Y.]) in vrijwaring op te roepen in de onderhavige procedure in hoger beroep. Enexis heeft deze vordering bestreden.
3.2.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In eerste aanleg (in de hoofdzaak) heeft Enexis in conventie gevorderd [geïntimeerde] uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 17.990,24, vermeerderd met wettelijke rente over € 10.404,95 vanaf 27 januari 2009 tot aan de dag der algehele voldoening en over € 7.585,29 vanaf 29 januari 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Uit de overgelegde processtukken blijkt dat [geïntimeerde] ook in eerste aanleg bij wege van incident heeft gevorderd om [X.] en [Y.] in vrijwaring op te roepen. De rechtbank heeft dit toegestaan bij vonnis in incident van 29 juli 2009. [geïntimeerde] heeft daarop [X.] en [Y.] in vrijwaring gedagvaard en gevorderd hen te veroordelen om aan [geïntimeerde] te betalen datgene waartoe [geïntimeerde] als gedaagde in conventie in de hoofdzaak jegens Enexis mocht worden veroordeeld.
Bij het bestreden vonnis in de hoofdzaak heeft de rechtbank de vordering van Enexis in conventie afgewezen. De rechtbank heeft, gelet op de uitkomst in de hoofdzaak, de vordering van [geïntimeerde] in de vrijwaringszaak eveneens afgewezen.
Artikel 339 lid 5 Rv bepaalt dat indien in eerste aanleg een vordering tot vrijwaring geheel of gedeeltelijk is afgewezen op grond van de afwijzing van de vordering in de hoofdzaak, het hoger beroep daartegen openstaat tot het moment dat in de hoofdzaak in hoger beroep de conclusie van antwoord wordt genomen. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] op grond van deze bepaling in het onderhavige geval in hoger beroep kan, althans had kunnen, komen van het vonnis in de vrijwaringszaak en dat hij om die reden niet-ontvankelijk zal moeten worden verklaard in zijn vordering tot oproeping in vrijwaring van [X.] en [Y.].
3.3. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het incident. Het hof begroot deze aan de zijde van Enexis op € 894,- voor salaris advocaat (1 punt x tarief II).
3.4.
[geïntimeerde] heeft in zijn incidentele memorie het hof verzocht een nieuwe, nadere termijn te stellen voor het indienen van de memorie van antwoord in de hoofdzaak. Het hof leidt evenwel uit de rolkaart af dat aan [geïntimeerde] reeds tweemaal uitstel is verleend voor het nemen van de memorie van antwoord, laatstelijk tot 26 februari 2012. Op die datum heeft [geïntimeerde] in plaats van de memorie van antwoord de onderhavige incidentele memorie genomen. Op grond van artikel 2.12 van het ‘Procesreglement per 1 januari 2012 voor de pilot civiele dagvaardingszaken bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch’ wordt nader uitstel alleen verleend op eenstemmig verzoek van partijen of op verzoek van een of meer partijen op grond van klemmende redenen. Van een eenstemmig verzoek van partijen is niet gebleken en [geïntimeerde] heeft geen klemmende redenen aangevoerd op grond waarvan alsnog nader uitstel dient te worden verleend. Het hof ziet dan ook geen reden voor het stellen van een nieuwe termijn voor het nemen van de memorie van antwoord.
De hoofdzaak zal worden verwezen naar de rol van 4 juni 2013 voor beraad van partijen als bedoeld in artikel 2.22 van voornoemd procesreglement.

5.De uitspraak

Het hof:
in het incident:
verklaart [geïntimeerde] niet-ontvankelijk in zijn incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring;
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten van het incident, welke kosten aan de zijde van Enexis tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 894,- aan salaris advocaat;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 4 juni 2013 voor beraad;
houdt iedere verder beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.A. Meulenbroek, I.B.N. Keizer en M.G.W.M. Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 21 mei 2013.