ECLI:NL:GHSHE:2013:2759

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 juli 2013
Publicatiedatum
2 juli 2013
Zaaknummer
HD 200.119.950-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens exploitatie hennepkwekerij door zoon van huurders

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een huurovereenkomst. De appellante, Stichting Stadlander, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst met de huurders, [geintimeerde sub 1.] c.s., omdat hun zoon een hennepkwekerij had geëxploiteerd in de gehuurde woning. De huurders ontkenden kennis te hebben van de hennepkwekerij en stelden dat deze door hun zoon was opgezet terwijl zij op vakantie waren. Het hof oordeelde dat de huurders op grond van artikel 7:219 BW aansprakelijk zijn voor de gedragingen van hun zoon, ongeacht of zij op de hoogte waren van de hennepkwekerij. Het hof stelde vast dat de hennepkwekerij geruime tijd aanwezig was en dat de huurders tekort waren geschoten in hun zorgplicht voor het gehuurde. De kantonrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat er geen tekortkoming was, maar het hof vernietigde dit vonnis en oordeelde dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De huurders werden veroordeeld tot ontruiming van de woning en tot betaling van een gebruiksvergoeding aan Stadlander. Het hof hield rekening met de woonbelangen van de huurders, maar oordeelde dat de ernstige inbreuk op de belangen van Stadlander zwaarder woog.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.119.950/01
arrest van 2 juli 2013
in de zaak van
Stichting Stadlander,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
hierna aan te duiden als Stadlander,
advocaat: mr. F. Wubbena te Oosterhout (Noord-Brabant),
tegen

1.[geintimeerde sub 1.],

2.
[geintimeerde sub 2.],
beiden wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
hierna tezamen aan te duiden als [geintimeerde sub 1.] c.s.,
advocaat: mr. C.G.A. Mattheussens te Roosendaal,
op het bij exploot van dagvaarding van 19 december 2012 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Breda, Sector Kanton, Team Bergen op Zoom, van 28 november 2012, gewezen tussen Stadlander als eiseres en [geintimeerde sub 1.] c.s. als gedaagden.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 723494 CV EXPL 12-3759)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Een rechtsvoorganger van Stadlander heeft met ingang van 1 april 1993 aan de heer [geintimeerde sub 1.] de woning gelegen aan de [pand] te [plaatsnaam] verhuurd.
De heer [geintimeerde sub 1.] bewoont de woning samen met zijn echtgenote, mevrouw [geintimeerde sub 2.]. Door het huwelijk is zij van rechtswege medehuurster geworden van de woning.
Stadlander neemt samen met een aantal partners, waaronder de politie, de gemeente, het Openbaar Ministerie en energiebedrijf Enexis, deel aan het samenwerkingsverband Courage. Dit samenwerkingsverband beoogt de bestrijding van drugscriminaliteit (waaronder begrepen drugsteelt) en drugsoverlast.
(De rechtsvoorganger van) Stadlander heeft in de afgelopen jaren door middel van verschillende publicaties, die bij haar huurders huis aan huis zijn verspreid, kenbaar gemaakt dat zij hennepteelt in de door haar verhuurde woningen niet tolereert en dat bij ontdekking van hennepteelt ontbinding van de betreffende huurovereenkomst zal worden gevorderd.
[geintimeerde sub 1.] c.s. hebben een zoon, genaamd [zoon van geintimeerden]. [zoon van geintimeerden] is na verbreking van zijn relatie bij zijn ouders komen inwonen.
Op 12 april 2012 hebben de politie en Enexis B.V. in de schuur behorende bij de woning een in bedrijf zijnde hennepkwekerij met 112 hennepplanten ontdekt. Er hingen diverse warmtelampen, koolstoffilters, ventilatoren, afzuigsystemen en ander toebehoren. Verder werd geconstateerd dat in de meterkast van de woning de hoofdzekering was verzwaard, een voorziening was getroffen om te bewerkstelligen dat niet alle afgenomen stroom werd geregistreerd en een aftakking was gemaakt voor de stroom ten behoeve van de hennepkwekerij.
De politie heeft naar aanleiding van de ontdekking van de hennepkwekerij een meldingsformulier opgesteld. Daarin staat onder meer het volgende:
“Ter plaatste aangekomen bewoners aangetroffen. Oudere bewoners met inwonende zoon. Achter in tuin stond schuur, die zichtbaar aan sporen langer in gebruik was als hennepkwekerij. Opvallend was dat er nieuw grondzeil in de kwekerij was gelegd, waarop thans ruim 100 jonge plantjes stonden opgesteld om in de aldaar opgestapelde gebruikte (maar lege) stapel met kweekpotten uitgepot te worden. Onder grondzeil in kwekerij rest afval eerdere kweken en meerdere over elkaar lopende cirkels van de aldaar geplaatste kweekpotten. Op het terrein ook meerdere materialen onder opslag aangetroffen die voor de hennepkweek en drogen gebruikt waren en vermoedelijk voor vervolggebruik waren opgeslagen. In de woning was de elektriciteit voor de hennepkwekerij illegaal afgetakt.(. . .)
De inwonende zoon (…) is, als dader aangehouden. De huurder en zijn vrouw zijn eveneens verhoord en ontkennen iets van de hennepkwekerij geweten te hebben.”
Bij brief van 13 april 2012 heeft Stadlander aan [geintimeerde sub 1.] c.s. meegedeeld dat zij ten aanzien van het telen/kweken van hennep een “zero-tolerance beleid” voert en dat zij daarom de huurovereenkomst met [geintimeerde sub 1.] c.s. niet wil voortzetten. Stadlander heeft [geintimeerde sub 1.] c.s. in deze brief in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst zelf op te zeggen teneinde proceskosten te vermijden. [geintimeerde sub 1.] c.s. hebben geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid.
De heer [geintimeerde sub 1.] is geboren op [geboortedag] 1950 en zijn echtgenote op [geboortedag] 1957. Zij hebben schriftelijke verklaringen van hun huisarts van 29 mei 2012 overgelegd. Volgens de op [geintimeerde sub 1.] betrekking hebbende verklaring heeft hij een maagzweer en vaatlijden met stents ter hoogte van de slagaders rond het hart. In de op [geintimeerde sub 2.] betrekking hebbende verklaring staat dat zij last heeft van hypertensie en voorts staat in de verklaring het volgende:
“Mevr. [geintimeerde sub 2.] heeft poly-artrose, wat betekent dat ze veel pijnklachten heeft in alle gewrichten tgv. slijtage. Bij koude nemen deze klachten nog toe. Zij heeft er dus alle baat bij in een warme omgeving te verblijven en te beschikken over warm water.”
4.2.1.
In de onderhavige procedure vordert Stadlander:
I. ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst;
II. veroordeling van [geintimeerde sub 1.] c.s. tot ontruiming van de gehuurde woning;
III. veroordeling van [geintimeerde sub 1.] c.s. tot betaling van de huurtermijnen tot aan de datum waarop de huurovereenkomst zal zijn geëindigd;
IV. veroordeling van [geintimeerde sub 1.] c.s. tot betaling van een maandelijkse gebruiksvergoeding ter hoogte van de geldende huur over de periode vanaf de beëindiging van de huurovereenkomst tot aan de dag waarop Stadlander weer de beschikking over de woning verkrijgt;
met veroordeling van [geintimeerde sub 1.] c.s. in de proceskosten.
4.2.2.
Aan deze vordering heeft Stadlander kort samengevat het volgende ten grondslag gelegd.
[geintimeerde sub 1.] c.s. hebben in de door hen gehuurde woning met schuur een hennepkwekerij geëxploiteerd althans zij hebben niet voorkomen dat hun zoon in de woning een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd. [geintimeerde sub 1.] c.s. zijn hierdoor ernstig tekort geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst. Stadlander wil daarom dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en dat [geintimeerde sub 1.] c.s. de woning ontruimen.
4.2.3.
[geintimeerde sub 1.] c.s. hebben als verweer onder meer aangevoerd dat hun zoon de hennepkwekerij in de schuur heeft aangelegd terwijl [geintimeerde sub 1.] c.s. op vakantie waren en dat zij nadien niets van de aanwezigheid van de hennepkwekerij gemerkt hebben. Om deze reden kan volgens [geintimeerde sub 1.] c.s. niet worden gezegd dat zij tekort geschoten zijn in de nakoming van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst.
4.3.
In het beroepen vonnis van 28 november 2012 heeft de kantonrechter geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat [geintimeerde sub 1.] c.s. wetenschap hadden of op grond van de omstandigheden hadden moeten hebben van de aanwezigheid van de hennepkwekerij. De kantonrechter heeft geen tekortkoming aan de zijde van [geintimeerde sub 1.] c.s. aanwezig geacht. Om die reden heeft de kantonrechter de vorderingen van Stadlander afgewezen en Stadlander in de proceskosten veroordeeld.
4.4.
Het hof zal de vijf grieven van Stadlander gezamenlijk behandelen. Door middel van die grieven betoogt Stadlander samengevat het volgende.
Gelet op de door de politie aangetroffen situatie is het uitermate onaannemelijk dat [geintimeerde sub 1.] c.s. niet van de aanwezigheid van de hennepkwekerij op de hoogte zijn geweest. Maar ook als zij van de aanwezigheid van de hennepkwekerij niet op de hoogte zijn geweest, zijn zij op grond van artikel 7:219 BW aansprakelijk voor de gedragingen van hun zoon [zoon van geintimeerden], die met hun goedvinden van het gehuurde gebruik heeft gemaakt. [geintimeerde sub 1.] c.s. zijn dan bovendien ernstig tekort geschoten in hun zorgplicht voor het gehuurde. Er is dus wel degelijk sprake van een tekortkoming van [geintimeerde sub 1.] c.s. in de nakoming van de huurovereenkomst.
4.5.
Het hof oordeelt als volgt over de grieven van Stadlander.
In artikel 7:219 BW is bepaald dat de huurder jegens de verhuurder op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk is voor de gedragingen van hen die met zijn goedvinden het gehuurde gebruiken of zich met zijn goedvinden daarop bevinden. De Hoge Raad heeft bij arrest van 22 juni 2007 (LJN: AZ8743, NJ 2008, 352) overwogen dat dit artikel aansprakelijkheid vestigt van de huurder jegens de verhuurder voor schade, toegebracht aan het gehuurde door derden die met goedvinden van de huurder het gehuurde gebruiken of zich daarop met diens goedvinden op het gehuurde bevinden. Bij arrest van 29 mei 2009 (LJN: BH2952, NJ 2009, 244) heeft de Hoge Raad overwogen dat onder schade waarop artikel 7:219 BW ziet, mede begrepen is het ten behoeve van hennepteelt illegaal aftappen van stroom waardoor de elektrische installatie niet meer voldoet aan de daaraan te stellen veiligheidseisen. [geintimeerde sub 1.] c.s. hebben niet de stelling van Stadlander betwist dat daarvan in dit geval sprake was omdat:
  • de hoofdzekering was verzwaard, waardoor een groter elektrisch vermogen kon worden onttrokken aan het systeem dan voor huishoudelijk gebruik was voorzien;
  • andere stoppen waren geplaatst;
  • illegale en gevaarlijke aanpassingen waren aangebracht aan het elektriciteitsnetwerk in de woning en de schuur.
Reeds om deze reden kan de exploitatie van de hennepkwekerij door de zoon van [geintimeerde sub 1.] c.s. als een tekortkoming in de naleving van de huurovereenkomst aan [geintimeerde sub 1.] c.s. worden toegerekend. Dit volgt uit artikel 7:219 BW en de zojuist genoemde arresten van de Hoge Raad. De grieven van Stadlander zijn in zoverre terecht voorgedragen.
4.6.
Omdat de grieven terecht zijn voorgedragen, moet het hof nader oordelen over de vraag of de tekortkoming in dit geval de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Artikel 6:265 lid 1 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
Het is hierbij aan de tekortschietende partij om zich voldoende gemotiveerd op deze uitzondering te beroepen. Bij de beoordeling dient de rechter verder rekening te houden met alle door partijen genoegzaam gemotiveerd aangevoerde omstandigheden van het geval. Uit het zojuist genoemde arrest van de Hoge Raad van 29 mei 2009 volgt verder dat het door [geintimeerde sub 1.] c.s. gestelde ontbreken van wetenschap van de aanwezigheid van de hennepkwekerij, indien dat ontbreken van wetenschap voldoende aannemelijk is, kan worden meegewogen bij de beoordeling van de vraag of de tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt. Verder moet de rechter het woonbelang van de huurder in zijn beoordeling betrekken.
4.7.
Naar het oordeel van het hof hebben [geintimeerde sub 1.] niet aannemelijk gemaakt dat zij niet op de hoogte zijn geweest van de aanwezigheid van de hennepkwekerij. Het hof neemt hier de volgende feiten en omstandigheden bij in aanmerking.
  • Stadlander heeft gesteld (conclusie van repliek, punt 22) dat de hennepplanten een groeiperiode van ongeveer acht weken kennen, waarna een bloeiperiode van 10 tot 12 weken volgt, zodat een hennepplant pas na ongeveer 18 tot 20 weken geoogst kan worden. [geintimeerde sub 1.] c.s. hebben dit niet betwist. Op grond van de door de politie aangetroffen situatie moet worden aangenomen dat meerdere oogsten hebben plaatsgevonden. De politie heeft op het meldingsformulier immers melding gemaakt van onder het grondzeil aangetroffen restafval van eerdere kweken en meerdere over elkaar lopende cirkels van de aldaar geplaatste kweekpotten, alsmede van op het terrein onder opslag aangetroffen materialen die voor de hennepkweek en drogen gebruikt waren. Hieruit is af te leiden dat de hennepkwekerij geruime tijd aanwezig moet zijn geweest.
  • [geintimeerde sub 1.] c.s. hebben aangevoerd dat de hennepkwekerij door hun zoon moet zijn aangelegd tijdens hun vakantie. Hoewel Stadlander er al bij repliek op heeft gewezen dat dit betoog over een vakantie in het geheel niet onderbouwd is en dat in het geheel niet is aangegeven wanneer die vakantie dan zou hebben plaatsgevonden, hebben [geintimeerde sub 1.] c.s. daar in het vervolg van de procedure geen enkele nadere toelichting op gegeven.
  • [geintimeerde sub 1.] c.s. zijn niet consequent geweest in hun stellingen over de vraag of zij, nadat zij een sleutel van de schuur aan hun zoon hadden afgestaan, zelf nog beschikten over een sleutel van de schuur. In punt 12 van hun conclusie van antwoord hebben zij de indruk gewekt dat zij zelf niet beschikten over een sleutel door te stellen dat hun zoon “de sleutel” van het schuurtje had en door een verklaring van hun zoon over te leggen waarin deze schrijft dat [geintimeerde sub 1.] c.s. zelf niet eens een sleutel van de schuur meer hadden. Bij memorie van antwoord stellen [geintimeerde sub 1.] c.s. onder punt 35 echter dat zij ook zelf nog over een sleutel beschikten.
  • [geintimeerde sub 1.] c.s. hebben gesteld dat zij niet in het schuurtje konden kijken omdat [zoon van geintimeerden] daarin na de verbreking van zijn relatie zijn persoonlijke spullen hoog voor het raam had opgestapeld. Deze stelling is echter onjuist gebleken, aangezien [geintimeerde sub 1.] c.s. niet hebben betwist dat de politie in de schuur geen persoonlijke spullen van [zoon van geintimeerden] (anders dan de hennepkwekerij met toebehoren) heeft aangetroffen.
  • In de tuin lagen onder een zeil spullen verband houdend met de hennepkwekerij opgeslagen. [geintimeerde sub 1.] c.s. hebben niet betwist dat ook dit geruime tijd het geval is geweest. Het komt het hof niet aannemelijk voor dat [geintimeerde sub 1.] c.s. zich nimmer hebben afgevraagd en/of gekeken wat er in hun tuin onder het zeil lag.
4.8.
Maar ook indien [geintimeerde sub 1.] c.s. ondanks het bovenstaande zouden worden gevolgd in hun standpunt dat zij van de aanwezigheid van de hennepkwekerij geen weet hebben gehad, neemt dat niet weg dat aan [geintimeerde sub 1.] c.s. kan worden verweten dat zij tekort zijn geschoten in hun zorgplicht voor het gehuurde. Uit het voorgaande blijkt immers dat de hennepkwekerij geruime tijd, in ieder geval vele maanden, aanwezig is geweest. Als [geintimeerde sub 1.] c.s. gedurende een dergelijk ruime periode in het geheel geen toezicht uitoefenen op wat hun zoon in de schuur voor activiteiten ontplooit en op wat er verborgen onder een zeil in hun tuin ligt, waardoor gedurende geruime tijd een hennepkwekerij in het gehuurde kan worden geëxploiteerd, schieten zij tekort in de nakoming van de zorgplichten die zij jegens Stadlander voor het gehuurde hebben. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat Stadlander een duidelijk en klemmend belang heeft bij het tegengaan van hennepplantages in de door haar verhuurde woningen, gelet op de daaraan verbonden reële en verhoogde kans op gevaarzetting (brandgevaar), overlast (wateroverlast, stankoverlast), schade (vocht, schimmel, kortsluiting door verhoogd energieverbruik) en andere serieus te nemen nadelige effecten, zoals de negatieve uitstraling op de omgeving, de verminderde verhuurbaarheid van woningen in de omgeving en het feit dat woningcorporaties worden geconfronteerd met een verhoogd eigen risico en duurdere verzekeringspremies indien in hun woningen (met inbegrip van de daarbij behorende bijgebouwen) brand uitbreekt als gevolg van illegale hennepteelt. Het enkele ontbreken van wetenschap van de aanwezigheid van de hennepkwekerij bij [geintimeerde sub 1.] c.s., indien dat ontbreken van wetenschap al zou komen vast te staan, voert dus niet tot de conclusie dat de tekortkoming van [geintimeerde sub 1.] c.s. zodanig gering is dat de tekortkoming de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.9.
Bij de beoordeling of in dit specifieke geval de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is moet het hof tot slot ook de woonbelangen aan de zijde van [geintimeerde sub 1.] c.s. betrekken. [geintimeerde sub 1.] c.s. hebben in dit kader gewezen op hun gezondheidsproblemen zoals hiervoor in rechtsoverweging 4.1 onder i weergegeven. Ook hebben zij aangevoerd dat zij gelet op hun geringe inkomen geen vervangende woonruimte zullen kunnen vinden en dat zij ook geen tijdelijk onderdak bij familie of vrienden zullen kunnen vinden. Het hof overweegt hierover dat het in eerste instantie op de weg van [geintimeerde sub 1.] c.s. zelf ligt om maatregelen te treffen om eventuele nadelige gevolgen van een ontruiming voor hun gezondheid te voorkomen althans zoveel mogelijk te beperkten. Voor zover [geintimeerde sub 1.] c.s. na ontruiming van de woning een wachttijd dienen te doorlopen alvorens zij weer voor een andere huurwoning in aanmerking komen en zij gedurende die wachttijd op inwoning bij anderen of crisisopvang zijn aangewezen is die omstandigheid weliswaar ingrijpend, maar rechtvaardigt deze niet de conclusie dat ontbinding en ontruiming achterwege zouden moeten blijven. Het hof acht hierbij van belang dat in dit geval een ernstige inbreuk is gemaakt op de belangen van Stadlander, doordat geruime tijd een bedrijfsmatige hennepkwekerij in het gehuurde is geëxploiteerd.
4.10.
Op grond van het voorgaande zal het hof het beroepen vonnis vernietigen en de vorderingen van Stadlander tot ontbinding van de huurovereenkomst en tot ontruiming van het gehuurde toewijzen. De veroordeling tot ontruiming wordt niet, zoals gevorderd, hoofdelijk uitgesproken omdat voor hoofdelijkheid ten aanzien van deze veroordeling geen grond aanwezig is. Het hof zal de ontruimingstermijn ruimer stellen dan gevorderd.
4.11.
De vordering sub III – hoofdelijke veroordeling van [geintimeerde sub 1.] c.s. tot betaling van de huurtermijnen tot aan de datum waarop de huurovereenkomst zal zijn geëindigd – is niet toewijsbaar. Nu niet gesteld of gebleken dat sprake is van een huurachterstand is voor toewijzen van deze vordering geen grond aanwezig.
4.12.
De vordering sub IV – hoofdelijke veroordeling van [geintimeerde sub 1.] c.s. tot betaling van een gebruiksvergoeding ter hoogte van de geldende huur over de periode vanaf de beëindiging van de huurovereenkomst tot aan de dag waarop Stadlander weer de beschikking over de woning verkrijgt - zal wel op de na te melden wijze worden toegewezen.
4.13.
Het hof zal [geintimeerde sub 1.] c.s. als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van het geding in eerste aanleg en in de kosten van het hoger beroep.

5.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het door de rechtbank Breda, Sector Kanton, Team Bergen op Zoom, onder zaaknr. 723494 CV EXPL 12-3759 tussen partijen gewezen vonnis van 28 november 2012 en, opnieuw rechtdoende:
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning gelegen aan de [pand] te [plaatsnaam];
veroordeelt [geintimeerde sub 1.] c.s. het gehuurde binnen acht weken na betekening van dit arrest te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken voor zover die zaken niet het eigendom van Stadlander zijn, en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Stadlander te stellen;
veroordeelt [geintimeerde sub 1.] c.s. hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om aan Stadlander tijdig een maandelijkse gebruiksvergoeding ter hoogte van de geldende huur te betalen vanaf de datum van dit arrest, zijnde het moment van ontbinding van de huurovereenkomst, tot aan het moment waarop de woning ontruimd aan Stadlander is opgeleverd;
veroordeelt [geintimeerde sub 1.] c.s. in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van Stadlander tot op heden begroot op € 90,64 aan explootkosten, € 109,-- aan vast recht en € 600,-- aan salaris gemachtigde;
veroordeelt [geintimeerde sub 1.] c.s. in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Stadlander tot op heden begroot op € 106,17 aan dagvaardingskosten, € 683,-- aan vast recht en € 894,-- aan salaris advocaat;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. Chr. M. Aarts, W.H.B. den Hartog Jager en I.B.N. Keizer en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 juli 2013.