In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 18 juli 2012, waarin haar verzoek tot wijziging van het echtscheidingsconvenant en de alimentatieverplichtingen werd afgewezen. De vrouw, hierna aangeduid als 'de vrouw', heeft in haar beroepschrift verzocht om de beschikking te vernietigen en de alimentatieverplichtingen te herzien. De vrouw stelt dat er sprake is van misbruik van omstandigheden en dat de afspraken in het echtscheidingsconvenant niet in overeenstemming zijn met de wettelijke maatstaven. De man, hierna aangeduid als 'de man', heeft in zijn verweerschrift betwist dat er sprake is van misbruik en heeft verzocht de vrouw niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 mei 2013 zijn beide partijen gehoord, bijgestaan door hun advocaten. De vrouw heeft aangevoerd dat zij ten tijde van het opstellen van het convenant in een abnormale geestestoestand verkeerde en dat de man hiervan op de hoogte was. De man heeft echter betwist dat de vrouw niet in staat was om haar belangen te behartigen en heeft gesteld dat er zorgvuldig is gehandeld bij het opstellen van het convenant.
Het hof heeft overwogen dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een abnormale geestestoestand of dat de man misbruik heeft gemaakt van haar omstandigheden. Het hof heeft ook vastgesteld dat partijen bewust zijn afgeweken van de wettelijke maatstaven bij het opstellen van het convenant. De vrouw heeft niet aangetoond dat er een duidelijke wanverhouding bestaat tussen de overeengekomen alimentatie en wat de rechter zou hebben beslist. Het hof heeft daarom het verzoek van de vrouw tot wijziging van de kinderalimentatie met ingang van 1 maart 2013 afgewezen, maar heeft wel de alimentatieverplichting van de vrouw met ingang van die datum op nihil vastgesteld. De beschikking van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd en bekrachtigd voor het overige.