Uitspraak
6.Het tussenarrest van 31 juli 2012
7.Het verdere verloop van de procedure
8.De verdere beoordeling
http://ec.europa.eu/civiljustice/indexnl_htm), p. 37 en 419 - bevoegde rechter in Neustadt am Rübenberge, te weten Amtsgericht Neustadt/Rübenberge , Ludwig-Ennecerus-Platz 2, D-31535 Neustadt, Duitsland, als door [appellante] in haar akte van 9 april 2013 ook genoemd.
[appellante] heeft ter zitting van 20 maart 2013 aangegeven dat zij via het kantoor van haar raadsman zorg kan dragen voor vertaling door een beëdigd vertaler van stukken naar de Duitse taal.
Dit formulier hoeft niet te worden vertaald nu reeds een authentieke Duitse tekst digitaal voor het hof beschikbaar is via het genoemde Europees Justitieel netwerk voor burgerlijke en handelszaken.
“ De onderhavige zaak betreft een door [geïntimeerde] gestelde geldlening van € 9.850,= in 2006 aan [appellante].
[geïntimeerde] heeft in het kader van de bij tussenarrest van 31 juli 2012 aan hem gegeven bewijsopdracht op 14 november 2012 zichzelf en mevrouw [getuige 2.] als getuige doen horen. De relevante arresten alsook het proces-verbaal van het verhoor van 14 november 2012 en het proces-verbaal van de zitting van 20 maart 2013 zullen in afschrift als bijlagen, voorzien van een beëdigde vertaling naar de Duitse taal, als bedoeld in onderdeel 12.2.9. van dit formulier aan het formulier worden aangehecht.”
“Aan getuige [appellante] dienen de volgende vragen te worden gesteld:
4/ Indien een bezoek heeft plaatsgevonden, heeft [geïntimeerde] [appellante] geld geleend en zo ja betrof dit een bedrag van € 9.850,=, althans ongeveer € 10.000,=?
5/ Indien een bezoek heeft plaatsgevonden en [geïntimeerde] geen geld heeft geleend aan [appellante], heeft hij [appellante] wel geld overhandigd?
7/ Indien [appellante] verklaart dat zij geen geld heeft geleend of ontvangen van [geïntimeerde]: wat is haar reactie op de verklaringen van [geïntimeerde] en mevrouw [getuige 2.] van 14 november 2012 (zie onderdeel 12.2.9.)?
8/ Heeft [appellante] een affectieve relatie met de heer [getuige 3.] dan wel heeft zij een dergelijke relatie met hem gehad en zo ja wanneer? Is de heer [getuige 3.] in dienst bij [appellante] of ooit in dienst geweest?
9/ Overige vragen die door de beide raadslieden respectief worden voorgesteld en vragen die dienstig zijn aan het beoordelen van de bewijslevering.
eigen waarnemingdient te beantwoorden, nadat eerst is vastgesteld dat hem geen verschoningsrecht toekomt (zie artikel 165 lid 2 Rv, in bijlage bij onderdeel 12.2.6.)
1/ Heeft [geïntimeerde] een bezoek aan [appellante] gebracht in februari of maart 2006? Zo ja, was mevrouw [getuige 2.] met de heer [geïntimeerde] meegekomen?
4/ Indien een bezoek heeft plaatsgevonden, heeft [geïntimeerde] [appellante] geld geleend en zo ja betrof dit een bedrag van € 9.850,=, althans ongeveer € 10.000,=?
5/ Indien een bezoek heeft plaatsgevonden en [geïntimeerde] geen geld heeft geleend aan [appellante], heeft hij [appellante] wel geld overhandigd?
7/ Indien de getuige verklaart dat [appellante] geen geld heeft geleend of ontvangen van [geïntimeerde]: wat is zijn reactie op de verklaringen van [geïntimeerde] en mevrouw [getuige 2.] van 14 november 2012 (zie onderdeel 12.2.9.)?
8/ Heeft de heer [getuige 3.] een affectieve relatie met [appellante] dan wel heeft hij een dergelijke relatie met haar gehad en zo ja wanneer? Is de heer [getuige 3.] in dienst bij [appellante] of ooit in dienst geweest?
9/ Overige vragen die door de beide raadslieden - indien aanwezig - respectief worden voorgesteld, zulks conform het Nederlands procesrecht, en vragen die dienstig zijn aan het beoordelen van de bewijslevering.
* Het tussenarrest van het hof van 3 april 2012;
* Het proces-verbaal van getuigenverhoor van 14 november 2012, alsook de daaraan gehechte bijlage;
* Het proces-verbaal van getuigenverhoor van 20 maart 2013, alsook de daaraan gehechte bijlagen;
[geïntimeerde] zal vervolgens bij antwoordmemorie na tussenarrest mogen reageren op de overgelegde vertalingen, de door [appellante] mogelijk voorgestelde aanvullende vragen en tevens ingaan op hetgeen in onderdeel 8.8.7. is aangegeven en desgewenst op hetgeen in onderdeel 8.9. is aangegeven.