ECLI:NL:GHSHE:2013:2649
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- M. Rutgers
- M. van Zinnen
- P.J. Hödl
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van het gerechtshof tot kennisneming van de vordering tot tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel
In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Breda van 18 oktober 2012. De zaak betreft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel). De veroordeelde was in eerste aanleg voorwaardelijk veroordeeld tot deze maatregel voor de duur van twee jaar, met een proeftijd van twee jaren. De vordering tot tenuitvoerlegging werd ingediend door het openbaar ministerie, omdat de veroordeelde zich niet aan de gestelde voorwaarden had gehouden.
Het hof heeft zich ambtshalve de vraag gesteld of het bevoegd was om kennis te nemen van de vordering tot tenuitvoerlegging. De advocaat-generaal concludeerde tot onbevoegdverklaring van het gerechtshof, en de raadsman van de veroordeelde refereerde zich aan dit oordeel. Het hof overwoog dat de vordering tot tenuitvoerlegging was ingediend op basis van artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht, maar dat deze ook kon worden opgevat als een vordering ex artikel 38r van hetzelfde wetboek.
Het hof concludeerde dat, op basis van artikel 509ff van het Wetboek van Strafvordering, het gerechtshof te Arnhem bij uitsluiting bevoegd is om van het hoger beroep tegen de vordering tot tenuitvoerlegging kennis te nemen. Daarom verklaarde het hof zich onbevoegd tot kennisneming van de vordering. De beslissing werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mw. J.G.M. van Zandbeek.